RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703664-05
Datum uitspraak: 10 april 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 en van 27 maart 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. “Overmaze” te Maastricht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 september 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud (onder andere een bedrag aan geld en/of een GSM, merk Sagem), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 24 september 2005 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met voornoemd oogmerk, - die [naam slachtoffer 2] om geld heeft gevraagd en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] heeft omsingeld en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] heeft geduwd en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- (daarbij) die [naam slachtoffer 2] ten val heeft gebracht en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 2], terwijl die op de grond lag, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- (vervolgens) aan de jas van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) aan de beurs van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 september 2005 in de gemeente Maastricht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Doctor Schaepmanstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in de (fiets)tunnel onder de A2, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het omsingelen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) het duwen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) het slaan en/of stompen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) het schoppen en/of trappen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- (daarbij) het ten val brengen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van die
[naam slachtoffer 2], terwijl die [naam slachtoffer 2] op de grond lag;
3.
hij op of omstreeks 7 november 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 3] heeft weggenomen een of meer zonnebrillen en/of een horloge en/of (een) autosleutel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2005 tot en met 15 november 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Kia Picanto), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), zijnde een niet aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehorende sleutel(s);
5.
hij op of omstreeks 30 september 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer kamer(s) in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 4 en/of 5] heeft weggenomen een fiets en/of een of meer GSM('s) en/of schoenen en/of een bedrag aan geld en/of een of meer CD('s) en/of een of meer DVD's en/of oordopjes voor een GSM en/of een zaklamp en/of een bedrag aan geld in vreemde valuta, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats(en) des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 18 september 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud (onder andere een bedrag aan geld en een GSM, merk Sagem) toebehorende aan [naam slachtoffer 1];
2.
hij op 24 september 2005 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en geld, toebehorende aan [naam slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [naam slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met voornoemd oogmerk, die [naam slachtoffer 2] om geld heeft gevraagd en die [naam slachtoffer 2] heeft omsingeld en heeft geduwd en geslagen en gestompt en geschopt en getrapt en ten val gebracht, en die [naam slachtoffer 2], terwijl die op de grond lag, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en aan de beurs van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 7 november 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 3] heeft weggenomen zonnebrillen en een horloge en een autosleutel toebehorende aan [naam slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 14 november 2005 tot en met 15 november 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Kia Picanto) toebehorende aan [naam slachtoffer 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde een niet aan hem, verdachte, toebehorende sleutel;
5.
hij op 30 september 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in kamers in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 4 en/of 5] heeft weggenomen een fiets en GSM's en schoenen en een bedrag aan geld en CD’s en een DVD en oordopjes voor een GSM en een zaklamp en een bedrag aan geld in vreemde valuta toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaatsen des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 2 primair:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 4:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Feit 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd de verdachte vrij te spreken van het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving,
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht en angst bij de slachtoffers heeft veroorzaakt,
- de meedogenloze bejegening van met name het tamelijk weerloze slachtoffer van de onder 1 bewezen verklaarde straatroof (zijnde een bejaarde vrouw op een scootmobiel) en het excessieve geweld dat is toegepast jegens het slachtoffer van de onder 2 primair bewezen verklaarde straatroof,
- alsmede de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank tevens van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf als door de officier van justitie gevorderd.
Nu de verdachte onder meer ter zake van de het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hierna genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 4], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen schademaatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [ naam slachtoffer 4] zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] door het hiervoor onder bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 1529,36. Nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijfentwintig maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot zes maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, waaronder begrepen een deelname aan en de voltooiing van de training Cognitieve Vaardigheden (CoVa);
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4], te betalen een bedrag van € 1.529,36 (duizendvijfhonderdnegenentwintig euro en zesendertig cent);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4], te betalen een bedrag van € 1.529,36 (duizendvijfhonderdnegenentwintig euro en zesendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van dertig dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] voormeld bedrag van € 1.529,36 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 1.529,36 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.E. Elzinga, voorzitter, en mr. I. Becker-Hartenhof, mr. M.A.M. van Uum, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2006.