ECLI:NL:RBMAA:2006:AY3865
Rechtbank Maastricht
- Raadkamer
- W.E. Elzinga
- M.C.A.E. van Binnebeke
- E.W.A. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Verlenging terbeschikkingstelling van een ongewenst vreemdeling met psychische aandoening
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 juli 2006 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde, die momenteel verblijft in de Forensische Psychiatrische Kliniek de Meren te Amsterdam. De rechtbank constateert dat de voortgang van de behandeling van de veroordeelde wordt gefrustreerd door zijn status als ongewenst vreemdeling. Hierdoor is het niet mogelijk om te beoordelen of een langer verblijf in de kliniek noodzakelijk is voor de vermindering van het recidivegevaar. De rechtbank wijst op de paradox dat de huidige inperkingen het recidivegevaar kunnen verhogen, omdat er geen begeleide of onbegeleide vrijheden kunnen worden aangeboden. Dit leidt tot de conclusie dat de veroordeelde, gezien zijn diagnose en delictgevaar, mogelijk levenslang in een TBS-setting moet verblijven zonder uitzicht op repatriëring.
De rechtbank heeft verschillende adviezen en rapporten in overweging genomen, waaronder een verlengingsadvies van de behandelend psychiater I. van Outheusden. Dit advies wijst op de noodzaak van een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, zodat de situatie opnieuw kan worden getoetst. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De vordering van de officier van justitie tot verlenging met dwangverpleging wordt toegewezen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de huidige situatie uiterst onwenselijk is.
De rechtbank concludeert dat, ondanks de mogelijkheid om de behandeling voort te zetten met een civiele rechterlijke machtiging, de financiële en verzekeringsmogelijkheden voor ongewenste vreemdelingen niet toereikend zijn. Dit maakt het onmogelijk om de veroordeelde op een andere manier te behandelen. De rechtbank verlengt daarom de terbeschikkingstelling met één jaar, zodat er ruimte is om naar andere behandelopties te kijken en de situatie van de veroordeelde opnieuw te evalueren.