ECLI:NL:RBMAA:2006:AY4189

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700178-06
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in Heerlen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 27 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 maart 2006 in de gemeente Heerlen het slachtoffer heeft bedreigd. De verdachte heeft dreigende woorden geuit, namelijk: 'Kom maar mee naar buiten, ik steek die spuit in je nek', wat door de rechtbank is gekwalificeerd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden.

De rechtbank heeft de beslissing genomen na het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2006, waar de verdachte aanwezig was en zich kon verdedigen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist, terwijl de raadsman pleitte voor een straf die beperkt zou blijven tot de duur van het voorarrest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming noodzakelijk was, gezien de aard en ernst van het bewezen verklaarde en de recidive van de verdachte.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft verder bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J.M. Schuwirth, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700178-06
Datum uitspraak: 27 juni 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2006 op tegenspraak ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 maart 2006 in de gemeente Heerlen [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar mee naar buiten, ik steek die spuit in je nek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 maart 2006 in de gemeente Heerlen [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar mee naar buiten, ik steek die spuit in je nek”.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf die beperkt wordt tot de duur van het voorarrest.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving en met de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte een zeer actieve veelpleger is, die reeds meerdere malen terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis -waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld- gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2006.