ECLI:NL:RBMAA:2006:AY4325

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05 / 1328 AW
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tegemoetkoming kosten ambtsjubileum thuis door Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 1 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, mr. drs. [A], en de Staatssecretaris van Financiën (Belastingdienst Limburg/Managementteam). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een tegemoetkoming in de kosten van de viering van zijn 40-jarig ambtsjubileum, dat hij op eigen initiatief thuis had georganiseerd. De rechtbank diende te beoordelen of de afwijzing van het verzoek door verweerder, op basis van het geldende beleid, rechtmatig was.

Eiser voerde aan dat er in het verleden uitzonderingen waren gemaakt op de regel dat ambtsjubilea alleen in gebouwen van de Belastingdienst mochten worden gevierd. Hij stelde dat zijn verzoek alleen afgewezen had mogen worden indien hij om een onredelijk hoog bedrag had verzocht of als de viering op een onwaardige wijze had plaatsgevonden. Eiser had tijdig aangegeven dat hij niets voelde voor een gezamenlijke viering en meende dat zijn thuisviering meer uitstraling had dan een receptie op kantoor.

De rechtbank overwoog dat het beleid van de Belastingdienst, dat recepties uitsluitend in hun gebouwen moesten plaatsvinden, niet onredelijk was. Eiser had geen voorafgaande toestemming gevraagd voor zijn thuisviering, wat een voorwaarde was voor het verkrijgen van maatwerk. De rechtbank concludeerde dat verweerder het verzoek van eiser in redelijkheid had kunnen afwijzen, omdat eiser niet had voldaan aan de voorwaarden die in het beleid waren gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 05 / 1328 AW
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
mr. drs. [A],
wonende te Heerlen, eiser,
tegen
de Staatssecretaris van Financiën (Belastingdienst Limburg/Managementteam),
gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Datum bestreden besluit: 23 mei 2005
Kenmerk: EttingerVan_2_DS
Behandeling ter zitting: 24 mei 2006
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 23 mei 2005 heeft verweerder een door eiser ingediend bezwaarschrift van 4 maart 2005 tegen een door verweerder genomen besluit van 27 januari 2005 ongegrond verklaard.
Bij ongedateerde brief, ingekomen bij de rechtbank op 4 juli 2005, heeft eiser tegen eerstgenoemd besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan eiser gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift.
Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 24 mei 2006, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich niet ter zitting doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
De feiten
In de notitie “Budget ambtsjubilea en afscheidsrecepties en recepties bij Koninklijke onderscheidingen” van 18 juni 2003 is, voor zover hier van belang, te lezen dat, aangezien een ambtsjubileum een zakelijke aangelegenheid is en de receptie gefinancierd wordt met Belastingdienstgeld, feesten of recepties uitsluitend in een gebouw van de Belastingdienst plaatsvinden. Motief daarvoor is niet alleen de kostendrukkende factor, maar ook de uitstraling. Daarbij komt dat volgens een enquête, gehouden onder een groot aantal medewerkers die in 2003 25 of 40 jaar in dienst zijn, slechts weinigen kiezen voor een receptie op een andere locatie. Jubilarissenfeesten worden georganiseerd als tien jubilarissen, of als dat minder is de helft van de jubilarissen in een jaar, daarin participeren. Als maximaal te besteden budget is € 3.500,- per feest beschikbaar. Een persoonlijke receptie gebeurt informeel. Een normbedrag is niet te geven. Als rekenregel wordt uitgegaan van € 350,-.
Dit voorstel is in een overlegvergadering van het managementteam en de Ondernemingsraad op 24 juni 2003 aan de orde geweest. De Ondernemingsraad heeft met het voorgenomen besluit ingestemd met de aanvulling dat maatwerk mogelijk is, mits dit vooraf wordt besproken met het managementteam. Het beleid is geaccordeerd in deze vergadering.
Op zondag 1 augustus 2004 was eiser veertig jaar in dienst bij de Belastingdienst. Eiser heeft op eigen initiatief die dag een receptie bij hem thuis gegeven. Hieraan voorafgaand heeft hij met verschillende personen, waaronder een lid van het collegiaal bestuur van Unit B van Kantoor Buitenland, gesproken over een vergoeding van de viering thuis.
Bij brief van 27 december 2004 heeft eiser verzocht om toekenning van een tegemoetkoming in de kosten van de viering van zijn ambtsjubileum thuis ter hoogte van € 350,-.
Bij besluit van 27 januari 2005 is het verzoek afgewezen. Gewezen is op vorenstaand beleid alsmede op het feit dat het verzoek van eiser vooraf (mondeling) is afgewezen.
Bij brief van 4 maart 2005 heeft eiser tegen dat besluit bezwaar gemaakt bij verweerder.
Eiser voert - onder verwijzing naar de motieven van het beleid - aan, dat verweerder hetzelfde bedrag aan kosten zou hebben gemaakt indien eiser het jubileum op kantoor had gevierd en dat van zijn viering thuis meer uitstraling is uitgegaan dan van een doorsnee jubileumviering op kantoor. Het meedoen aan een gezamenlijke jubileumviering was voor eiser geen alternatief, vanwege de massaliteit ervan. Eiser heeft zijn mening niet kunnen geven bij de destijds gehouden enquête. Het feit, dat maar weinigen de receptie elders willen houden, is volgens eiser een reden om niet afwijzend te staan tegenover zijn verzoek. Eiser wijst er verder op dat niet iedereen een jubileum viert en er aldus geld over is. Eiser heeft zijn 25-jarig jubileum thuis gevierd zodat hij erop heeft mogen vertrouwen dat hij ook het 40-jarig jubileum thuis kon vieren. Eiser was van meet af aan van plan zijn jubileum thuis te vieren. Hij heeft niet vooraf overleg gevoerd of vooraf verzocht om een tegemoetkoming. Eiser is van mening dat hij, gezien zijn vorige functie, in een bijzondere situatie verkeert. Het had verweerder duidelijk moeten zijn dat eiser maatwerk wilde.
Eiser heeft ervan afgezien om op het bezwaar te worden gehoord.
Het besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard.
Aan dit besluit ligt ten grondslag verweerders standpunt, dat het verzoek van eiser geheel volgens het vastgestelde beleid is afgewezen. Eiser was tijdig op de hoogte van het beleid. Niet is gebleken van onzorgvuldigheden jegens eiser.
Het beroep
Eiser kan zich met voormeld standpunt van verweerder niet verenigen. Daartoe heeft hij aangevoerd, dat sedert jaar en dag uitzonderingen zijn geweest op de regel dat een ambtsjubileum in een gebouw van de Belastingdienst wordt gevierd. Verweerder had zijn verzoek alleen mogen afwijzen, indien eiser om een onredelijk hoog bedrag had verzocht, of als eiser de viering op een onwaardige wijze c.q. locatie had gehouden. Eiser heeft tijdig kenbaar gemaakt, dat hij niets voelde voor een gezamenlijke viering. Er was geen aanleiding en ook geen gelegenheid om de vergoeding van kosten vooraf ter discussie te stellen. Als bijzondere omstandigheden heeft te gelden, dat hij het jubileum wilde vieren op de dag zelf, dat de 225 door eiser genodigden onmogelijk in een bedrijfsrestaurant konden worden ontvangen en dat het jubileum een zakelijk en persoonlijk feest tegelijk was. Door vast te houden aan de regel, miskent verweerder de betekenis van het begrip maatwerk.
De beoordeling
In geding is de vraag of verweerder met recht eiser een tegemoetkoming in de kosten van de viering van zijn ambtsjubileum thuis heeft geweigerd.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Niet is in geschil dat ten tijde hier in geding het beleid geldt zoals bij de feiten is uiteengezet. De rechtbank acht dit beleid van verweerder in zijn algemeenheid niet onredelijk.
Verweerder heeft geweigerd eiser een tegemoetkoming te verstrekken in de kosten van de viering van zijn ambtsjubileum op zijn huisadres.
Eiser heeft daartegen ingebracht, dat verweerder gebruik dient te maken van maatwerk.
De rechtbank stelt voorop dat de zinsnede in de notitie van 18 juni 2003 om recepties “uitsluitend in een gebouw van de Belastingdienst” te laten plaatsvinden, niet duidt op een uitgangspunt maar een dwingende regel waarvan niet kan worden afgeweken. Weliswaar heeft de Ondernemingsraad bij het voorgenomen besluit een kanttekening geplaatst, echter gelet op hetgeen in de overlegvergadering van 24 juni 2003 over en weer is besproken, ziet de rechtbank veeleer aanknopingspunten om aan te nemen dat de Ondernemingsraad met maatwerk enkel heeft gedoeld op de hoogte van het budget bij jubilarissenfeesten.
Wat hier ook verder zij, vaststaat in ieder geval dat maatwerk mogelijk is, mits dit van tevoren met het managementteam wordt besproken. De rechtbank is van oordeel dat de laatste zinsnede niet anders kan worden uitgelegd dan dat als uitdrukkelijke voorwaarde geldt dat vooraf toestemming is verleend. Nu eiser niet vooraf toestemming heeft verzocht en de rechtbank ook niet is gebleken van een valide reden om niet vooraf toestemming te vragen, terwijl het managementteam op zijn beurt eiser ook niet uit eigen beweging toestemming heeft verleend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het verzoek in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking, dat het eiser ook volstrekt duidelijk had kunnen en moeten zijn dat hem geen tegemoetkoming zou worden verleend. Eiser heeft immers erkend dat hem vooraf onmiskenbaar te verstaan is gegeven dat de viering enkel in het gebouw van de Belastingdienst kon plaatsvinden en daarbij heeft eiser erkend dat hij bij de voorbereiding geen medewerking heeft verkregen. Van enig beroep op het vertrouwens-beginsel kan dan ook geen sprake zijn. De omstandigheid dat in het verleden jubilea op andere locaties dan ten kantore zijn gevierd, kan eiser in dit verband niet baten. Eiser kan ermee bekend worden verondersteld dat bij de Belastingdienst sedert medio 2003 - tot in ieder geval ten tijde hier in geding - vorenstaand beleid wordt toegepast. Aan dit beleid dient in deze te worden getoetst. Niet is gebleken dat verweerder in deze periode is afgeweken van zijn beleid. De stelling van eiser ter zitting dat de regeling thans soepeler wordt toegepast, kan dan ook niet leiden tot een ander oordeel. Ten aanzien van de stelling van eiser ter zitting dat hij in september 2005 uitnodigingen heeft gekregen van collega’s werkzaam bij de Belastingdienst/Douane te Heerlen voor een feest buiten het gebouw van de Belastingdienst, overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat sprake is van gelijke gevallen.
De rechtbank is ook anderszins niet gebleken dat sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat verweerder gebruik had dienen te maken van maatwerk.
Het vorenstaande betekent dat verweerder met recht eiser heeft geweigerd tegemoet te komen in kosten van de door hem thuis gehouden receptie, zodat het beroep van eiser voor ongegrond moet worden gehouden.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. T.E.A. Willemsen in tegenwoordigheid van mr. I.H.J. van Neer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2006
door mr. Willemsen voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. I. van Neer w.g. Willemsen
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 1 juni 2006
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.