2.5 De stichting stelt – kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende.
2.5.1 [Eiseres] was voornemens om vanuit de locatie Caumerbeek zorg te bieden in de vorm van bewoning en begeleiding. Meteen is op een uiterst professionele wijze getracht [Gedaagde] op het juiste spoor te zetten. Het is enkel aan [Gedaagde] toe te schrijven dat dit niet is gelukt. Over het algemeen weet [Eiseres] goed raad met “probleemgevallen”; sterker nog, het is de taak van [Eiseres] om op een juiste wijze om te gaan met “moeilijke gevallen”. Maar [Eiseres] is niet opgewassen tegen de persoon c.q. de nukken van [Gedaagde]. Reeds vanaf het prille begin van de plaatsing heeft hij recalcitrant gedrag vertoond:
I. 5 oktober 2005: [Gedaagde] is betrapt op wietgebruik.
II. 13 oktober 2005: aantoonbaar druggebruik in de woonvorm. [Gedaagde] heeft hiervoor schriftelijk een officiële waarschuwing gekregen;
III. oktober tot en met december 2005: [Gedaagde] heeft de hoofdreden van de
plaatsing in Caumerbeek, namelijk het hebben van een dagbesteding, gefrustreerd. [Eiseres] had geregeld dat [Gedaagde] aan de slag kon bij de “Stichting Aangepaste Werkvormen P.Z.L. d’r Sjtiel”. Op 22 oktober 2005 heeft [Gedaagde] aangegeven dat hij hieraan geen medewerking zou verlenen. Hij verwees naar een beslissing van het UWV d.d. 21 oktober 2005, krachtens welke beslissing [Gedaagde] recht heeft op een Wajong-uitkering van 80-100%. Hieruit maakte [Gedaagde] op dat hij niet in staat werd geacht werk te verrichten. De weigering van [Gedaagde] snijdt evenwel geen hout. De arbeidsdeskundige van het UWV is niet op medische arbeidstechnische gronden tot voornoemde arbeidsongeschiktheidsklasse gekomen. Er waren onvoldoende passende functies op de vrije arbeidsmarkt beschikbaar. Vanzelfsprekend kan [Gedaagde] wel aangepaste werkzaamheden verrichten. “Dagbesteding” bij D’r Sjtiel –het betreft lichte werkzaamheden zonder productiedwang- kan niet worden gecategoriseerd onder “werk” zoals het UWV dat bedoelt.
In de daarop volgende periode wordt het van kwaad tot erger: met regelmaat worden er wietgeuren waargenomen, maar controle ter plekke is onmogelijk door het barricaderen van de deur door [Gedaagde]. [Gedaagde] gebruikt zonder toestemming alcohol, komt met grote regelmaat zijn medicatie niet ophalen, komt niet naar bijeenkomsten en/of afspraken met de leidinggevende, weigert mee te werken aan het opstellen van een begeleidingsplan, en vertoont zich soms dagenlang niet. [Gedaagde] onttrekt zich structureel aan alle mogelijke afspraken om de begeleiding inhoudelijk tot stand te brengen. Alle pogingen die door [Eiseres] worden ondernomen om met [Gedaagde] in gesprek te komen worden door hem gefrustreerd.
Een en ander resulteert in een brief van 19 december 2005 waarin [Eiseres] heeft aangegeven voornemens te zijn de zorgovereenkomst te beëindigen.
IV. 4 januari 2006: om te kunnen toetsen of uithuisplaatsing medisch verantwoord is,
wordt een afspraak geregeld met [de psychiater]. [Gedaagde] verschijnt op de afspraak. De inschatting van de psychiater is dat er geen redenen zijn voor een gedwongen opname. Na het onderzoek komen partijen voor het eerst met elkaar in gesprek. Tijdens bedoeld gesprek zegt [Gedaagde] toe geen drugs meer in huis te zullen gebruiken, mee te zullen werken aan het zoeken naar een andere woonplek en het appartement niet meer te zullen barricaderen. Partijen hebben afspraken gemaakt omtrent een middellijk beëindigingstraject, onder de voorwaarde dat [Gedaagde] zich zou houden aan de huisregels. Met deze afspraken is de strekking van de brief van 19 december 2005 komen te vervallen;
V. 10 februari 2006: in aanwezigheid van [naam medewerkster] bij [Eiseres], vindt er een gesprek plaats tussen [naam unitmanager] bij [Eiseres], en [Gedaagde]. Dit vanwege het feit dat [Gedaagde] ook na
4 januari 2006 de gemaakte afspraken niet nakomt. Tijdens het gesprek heeft [Gedaagde] medegedeeld de zorgovereenkomst te beëindigen en het appartement vóór 1 juni 2006 te verlaten. Dit gesprek is schriftelijk aan [Gedaagde] bevestigd;
VI. in de hieropvolgende periode zijn regelmatig wietgeuren waargenomen, bleef het appartement een “onneembare vesting”, veroorzaakte [Gedaagde] geluidsoverlast, en vertoonde [Gedaagde] verbaal agressief gedrag en een dreigende houding op het moment dat hij op zijn gedrag werd aangesproken.
2.5.2 Vanwege het grensoverschrijdende gedrag van [Gedaagde], en vanwege het feit dat hij vanaf eind maart 2006 geen aanstalten maakte om te verhuizen, heeft [Eiseres] op 25 april 2006 de zorgovereenkomst zelf (nogmaals) beëindigd.
2.5.3 De situatie dreigt thans te escaleren. Met uitzondering van het afhalen van het huishoudbudget trekt [Gedaagde] zich niets van [Eiseres] aan. Afspraken worden niet nagekomen, [Gedaagde] blijft soft drugs gebruiken, [Gedaagde] veroorzaakt geluidsoverlast, en [Gedaagde] wenst niet mee te werken aan een daginvulling, hoewel dit laatste de insteek was van het Beschermd Wonen. [Eiseres] heeft diverse klachten ontvangen van omwonenden, cliënten en medewerkers. De situatie is niet langer houdbaar. Caumerbeek is niet de juiste plek voor [Gedaagde]. Gezien de wachtlijst is het niet meer dan rechtvaardig naar andere cliënten, dat [Gedaagde] een alternatieve woonplek zoekt. Teneinde haar eigen medewerkers te beschermen en teneinde de veiligheid van de overige omwonenden te kunnen blijven waarborgen, was [Eiseres] genoodzaakt dit kort geding te entameren.
2.5.4 [Eiseres] heeft een spoedeisend belang bij na te melden vordering.