ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6518

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112087 - KG ZA 06-245
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.B. Bergmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging zorgovereenkomst en ontruiming van een appartement in het kader van geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 17 augustus 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Mondriaan Zorggroep (eiseres) en een gedaagde, die in een beschermde woonvorm verbleef. De eiseres vorderde ontruiming van het appartement van de gedaagde, gelegen aan het Fossielenerf 262 te Heerlen, op basis van een zorgovereenkomst die was beëindigd. De gedaagde had zich niet gehouden aan de afspraken die waren gemaakt in het kader van de zorgverlening, waaronder het gebruik van drugs en het niet meewerken aan begeleiding en dagbesteding. De eiseres stelde dat de situatie onhoudbaar was geworden en dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde toezeggingen van de gedaagde om het appartement vóór 1 juni 2006 te verlaten, evenals voor de beschuldigingen van overlast en druggebruik. De gedaagde betwistte deze claims en verwees naar zijn psychiatrische problemen als oorzaak van zijn gedrag. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen dringende redenen waren voor beëindiging van de zorgovereenkomst en wees de vordering tot ontruiming af. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de rechten van cliënten in de geestelijke gezondheidszorg, evenals de noodzaak van een gedegen bewijsvoering bij claims van overlast en niet-naleving van afspraken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 17 augustus 2006
Zaaknummer : 112087 / KG ZA 06-245
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
de stichting STICHTING MONDRIAAN ZORGGROEP,
gevestigd te [Heerlen],
eiseres in kort geding,
procureur mr. R.W. Janssen;
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [Heerlen],
gedaagde in kort geding,
procureur mr. S.X.J. Zuidema (toevoeging).
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, [Mondriaan], heeft gedaagde, [naam gedaagde], gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 3 augustus 2006, heeft [Eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties aan de hand van een pleitnota nader heeft doen toelichten.
[Gedaagde] heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties, waarna partijen op elkaars stellingen hebben gereageerd.
Ten slotte heeft [Eiseres] om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Samen met andere organisaties is [Eiseres] verantwoordelijk voor de geestelijke gezondheidszorg van de inwoners in Zuid-Limburg. De behandeling en begeleiding van mensen met een hulp- c.q. zorgvraag wordt zoveel mogelijk afgestemd op de individuele problematiek. Om de zorg zo goed mogelijk af te stemmen op de hulpvraag, bestaat [Eiseres] uit vijf divisies: Kinderen & Jeugdigen, Kortdurende Zorg, Langdurige Zorg, Ouderen en Verslavingszorg.
De Divisie Langdurige Zorg is er voor volwassenen van 18 tot 65 jaar die psychische problemen hebben en waarschijnlijk langer een beroep blijven doen op geestelijke gezondheidszorg. De hulpverlening is gericht op herstel van de gevolgen van de psychiatrische aandoening en op beter functioneren, met als doel dat mensen met succes en tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
De Divisie Langdurige Zorg biedt diverse vormen van behandeling en begeleiding in vier clusters:
a. Ambulante Behandeling en Begeleiding;
b. Dagbesteding;
c. Klinische Behandeling en Begeleiding;
d. Beschermd Wonen.
Voor wat betreft cluster d, biedt de Divisie Langdurige Zorg huisvesting en ondersteuning aan psychosociaal kwetsbare personen die vanwege langdurige psychiatrische problematiek moeite hebben met zelfstandig wonen of daar (nog) niet in slagen. De (woon)begeleiding is gericht op rehabilitatie: algemene redzaamheid, wonen, sociale contacten, dagbesteding en/of werk. Afhankelijk van de behoefte maken de cliënten in meerdere of mindere mate gebruik van begeleiding, bescherming en verzorging.
2.2 [Gedaagde], geboren op [geboortedatum], is een persoon met een langdurige psychiatrische problematiek. Reeds op jonge leeftijd zijn er bij hem ernstige gedragsstoornissen geconstateerd, welke hebben geresulteerd in een opname. Sedert december 1998 verbleef [Gedaagde] in het Gastenhof, zijnde een orthopedagogisch behandelingsinstituut voor jongeren met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen. In 2003 ging het behoorlijk goed met [Gedaagde]. Hij was zelfs bezig met een woontraject. Dit was de reden waarom in het najaar van 2003 is gestopt met het toedienen van de medicatie genaamd Risperdal. Dit leidde tot een gedragsverandering en uiteindelijk tot een acute psychotische decompensatie in de vorm van auditieve hallucinaties en waanstoornissen. In verband met de psychose is [Gedaagde] van 4 december 2003 tot 7 januari 2004 opgenomen geweest in een gesloten afdeling van [Eiseres], Divisie Kinderen en Jeugdigen, waarna [Gedaagde] is teruggegaan naar het Gastenhof. Eind juni 2004 is [Gedaagde] bij zijn moeder gaan wonen. In juni 2004 is door GZ-psycholoog drs. [naam psycholoog] een RIO-indicatie aangevraagd ten behoeve van [Gedaagde]. In de aanvraag is, voor zover van belang, vermeld:
“Diagnostisch is er sprake van een licht verstandelijke handicap bij een psychotische stoornis in remissie 298.9 (DSM IV) en een autismespectrumstoornis 299.80 (DSM IV)
(...)
Gezien zijn verstandelijke beperking en de psychiatrische problematiek is het noodzakelijk dat [Gedaagde] en zijn ouders blijvend worden begeleid. Wij denken dat deze psychiatrische behandeling en begeleiding vanuit de psychiatrische polikliniek voor 7 tot 10 uur per week kan geschieden.
(...)
Daarnaast blijft het gewenst dat [Gedaagde] een activerend dagprogramma heeft teneinde hem de noodzakelijke structuur te bieden en zijn verdere ontwikkeling te stimuleren. Daartoe is activerende begeleiding gedurende 9 dagdelen per week vereist. (...)”
Op verwijzing van het Centrum Indicatiestelling Zorg heeft [Gedaagde] zich tot [Eiseres] gewend in verband met een zorgbehoefte. Na overleg met diverse instanties is besloten om [Gedaagde] onder te brengen in een beschermde woonvorm, te weten Beschermd Wonen Caumerbeek, gelegen te [Heerlen] aan het Fossielenerf 264. Aldaar ligt een appartementencomplex waarvan de woningcorporatie Stichting Weller Wonen, eigenares is. Zij verhuurt het merendeel van de appartementen aan reguliere huurders. Diverse appartementen worden aan [Eiseres] verhuurd ten behoeve van de Beschermde Woonvorm.
Op 5 september 2005 heeft een intake-gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft [Eiseres] kenbaar gemaakt dat [Gedaagde] vanaf oktober 2005 zijn intrek kon nemen in Beschermd Wonen Caumerbeek onder een tweetal voorwaarden:
- [Gedaagde] zou onder bewind moeten staan, hetgeen thans ook het geval is.
Bewindvoerster is deurwaarderskantoor Jeukens;
- [Gedaagde] zou een dagbesteding moeten hebben.
[Gedaagde] is hiermee akkoord gegaan.
2.3 De plaatsing in de Beschermde Woongroep Caumerbeek is geëffectueerd per 1 oktober 2005. Kort na plaatsing hebben partijen een zogenaamde “zorgovereenkomst” getekend. In die overeenkomst is, voor zover van belang, vermeld:
“(...) 1. met ingang van 01-10-2005 zal de Divisie Langdurige Zorg als verstrekking krachtens de AWBZ aan cliënt zorg verlenen.
2. De inhoud en de doelstellingen van deze zorgverlening worden vastgelegd in het behandel-/begeleidingsplan dat wordt overeengekomen en dat als bijlage bij deze zorgovereenkomst zal worden gevoegd.
3. De huis-/afdelingsregels zoals deze thans luiden of zoals deze in de toekomst zullen luiden vormen een geheel met deze overeenkomst.
(...)
5. De cliënt verklaart te hebben ontvangen een exemplaar van genoemde huis-/afdelingsregels (...)
6. Deze zorgovereenkomst kan eindigen door:
(...)
6.3 opzegging om dringende redenen door de cliënt
6.4 opzegging om dringende redenen door de Divisie Langdurige Zorg. (...)
7. (...) Bij het eindigen van de zorgovereenkomst eindigt ook het verblijf in de Kliniek of een Beschermde Woonvorm. (...)”
Volgens [Eiseres] zijn bij het sluiten van de zorgovereenkomst aan [Gedaagde] de Huisregels Divisie Langdurige Zorg overhandigd en de Aanvullende huisregels Cluster Beschermde Woonvormen. In de Huisregels Divisie Langdurige Zorg is onder meer vermeld:
“(...) Om de goede sfeer en veiligheid te bewaren verwachten wij van u dat u op een respectvolle wijze met anderen omgaat. U mag dit ook van medecliënten en medewerkers verwachten. Bedreigingen, (...) worden, net zoals buiten de instelling, niet getolereerd.
(...)
Het in het bezit hebben van, handelen in en het gebruik van alcohol, drugs (...) is verboden. (...)”
In de Aanvullende huisregels Cluster Beschermde Woonvormen is onder meer vermeld:
“In uw begeleidingsplan staan uw individuele therapietijden –en afspraken vermeld.
(...)
In verband met de goede sfeer onderling, maar ook met het oog op de verhouding met de buurt waarin u woont, is het van belang dat niemand geluidsoverlast veroorzaakt.( ...)”
2.4 Op 25 april 2006 heeft [Eiseres] de zorgovereenkomst beëindigd. [Gedaagde] is de mogelijkheid geboden om tot uiterlijk 1 juni 2006 in het appartement te blijven. Op voormelde datum heeft [Gedaagde] het appartement niet verlaten. Bij brief van 5 juni 2006 heeft [Eiseres] [Gedaagde] gesommerd om uiterlijk op 12 juni 2006 het appartement te verlaten, bij gebreke waarvan een kort geding procedure zou worden opgestart. Tot op heden heeft [Gedaagde] aan die sommatie geen gevolg gegeven.
2.5 De stichting stelt – kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende.
2.5.1 [Eiseres] was voornemens om vanuit de locatie Caumerbeek zorg te bieden in de vorm van bewoning en begeleiding. Meteen is op een uiterst professionele wijze getracht [Gedaagde] op het juiste spoor te zetten. Het is enkel aan [Gedaagde] toe te schrijven dat dit niet is gelukt. Over het algemeen weet [Eiseres] goed raad met “probleemgevallen”; sterker nog, het is de taak van [Eiseres] om op een juiste wijze om te gaan met “moeilijke gevallen”. Maar [Eiseres] is niet opgewassen tegen de persoon c.q. de nukken van [Gedaagde]. Reeds vanaf het prille begin van de plaatsing heeft hij recalcitrant gedrag vertoond:
I. 5 oktober 2005: [Gedaagde] is betrapt op wietgebruik.
II. 13 oktober 2005: aantoonbaar druggebruik in de woonvorm. [Gedaagde] heeft hiervoor schriftelijk een officiële waarschuwing gekregen;
III. oktober tot en met december 2005: [Gedaagde] heeft de hoofdreden van de
plaatsing in Caumerbeek, namelijk het hebben van een dagbesteding, gefrustreerd. [Eiseres] had geregeld dat [Gedaagde] aan de slag kon bij de “Stichting Aangepaste Werkvormen P.Z.L. d’r Sjtiel”. Op 22 oktober 2005 heeft [Gedaagde] aangegeven dat hij hieraan geen medewerking zou verlenen. Hij verwees naar een beslissing van het UWV d.d. 21 oktober 2005, krachtens welke beslissing [Gedaagde] recht heeft op een Wajong-uitkering van 80-100%. Hieruit maakte [Gedaagde] op dat hij niet in staat werd geacht werk te verrichten. De weigering van [Gedaagde] snijdt evenwel geen hout. De arbeidsdeskundige van het UWV is niet op medische arbeidstechnische gronden tot voornoemde arbeidsongeschiktheidsklasse gekomen. Er waren onvoldoende passende functies op de vrije arbeidsmarkt beschikbaar. Vanzelfsprekend kan [Gedaagde] wel aangepaste werkzaamheden verrichten. “Dagbesteding” bij D’r Sjtiel –het betreft lichte werkzaamheden zonder productiedwang- kan niet worden gecategoriseerd onder “werk” zoals het UWV dat bedoelt.
In de daarop volgende periode wordt het van kwaad tot erger: met regelmaat worden er wietgeuren waargenomen, maar controle ter plekke is onmogelijk door het barricaderen van de deur door [Gedaagde]. [Gedaagde] gebruikt zonder toestemming alcohol, komt met grote regelmaat zijn medicatie niet ophalen, komt niet naar bijeenkomsten en/of afspraken met de leidinggevende, weigert mee te werken aan het opstellen van een begeleidingsplan, en vertoont zich soms dagenlang niet. [Gedaagde] onttrekt zich structureel aan alle mogelijke afspraken om de begeleiding inhoudelijk tot stand te brengen. Alle pogingen die door [Eiseres] worden ondernomen om met [Gedaagde] in gesprek te komen worden door hem gefrustreerd.
Een en ander resulteert in een brief van 19 december 2005 waarin [Eiseres] heeft aangegeven voornemens te zijn de zorgovereenkomst te beëindigen.
IV. 4 januari 2006: om te kunnen toetsen of uithuisplaatsing medisch verantwoord is,
wordt een afspraak geregeld met [de psychiater]. [Gedaagde] verschijnt op de afspraak. De inschatting van de psychiater is dat er geen redenen zijn voor een gedwongen opname. Na het onderzoek komen partijen voor het eerst met elkaar in gesprek. Tijdens bedoeld gesprek zegt [Gedaagde] toe geen drugs meer in huis te zullen gebruiken, mee te zullen werken aan het zoeken naar een andere woonplek en het appartement niet meer te zullen barricaderen. Partijen hebben afspraken gemaakt omtrent een middellijk beëindigingstraject, onder de voorwaarde dat [Gedaagde] zich zou houden aan de huisregels. Met deze afspraken is de strekking van de brief van 19 december 2005 komen te vervallen;
V. 10 februari 2006: in aanwezigheid van [naam medewerkster] bij [Eiseres], vindt er een gesprek plaats tussen [naam unitmanager] bij [Eiseres], en [Gedaagde]. Dit vanwege het feit dat [Gedaagde] ook na
4 januari 2006 de gemaakte afspraken niet nakomt. Tijdens het gesprek heeft [Gedaagde] medegedeeld de zorgovereenkomst te beëindigen en het appartement vóór 1 juni 2006 te verlaten. Dit gesprek is schriftelijk aan [Gedaagde] bevestigd;
VI. in de hieropvolgende periode zijn regelmatig wietgeuren waargenomen, bleef het appartement een “onneembare vesting”, veroorzaakte [Gedaagde] geluidsoverlast, en vertoonde [Gedaagde] verbaal agressief gedrag en een dreigende houding op het moment dat hij op zijn gedrag werd aangesproken.
2.5.2 Vanwege het grensoverschrijdende gedrag van [Gedaagde], en vanwege het feit dat hij vanaf eind maart 2006 geen aanstalten maakte om te verhuizen, heeft [Eiseres] op 25 april 2006 de zorgovereenkomst zelf (nogmaals) beëindigd.
2.5.3 De situatie dreigt thans te escaleren. Met uitzondering van het afhalen van het huishoudbudget trekt [Gedaagde] zich niets van [Eiseres] aan. Afspraken worden niet nagekomen, [Gedaagde] blijft soft drugs gebruiken, [Gedaagde] veroorzaakt geluidsoverlast, en [Gedaagde] wenst niet mee te werken aan een daginvulling, hoewel dit laatste de insteek was van het Beschermd Wonen. [Eiseres] heeft diverse klachten ontvangen van omwonenden, cliënten en medewerkers. De situatie is niet langer houdbaar. Caumerbeek is niet de juiste plek voor [Gedaagde]. Gezien de wachtlijst is het niet meer dan rechtvaardig naar andere cliënten, dat [Gedaagde] een alternatieve woonplek zoekt. Teneinde haar eigen medewerkers te beschermen en teneinde de veiligheid van de overige omwonenden te kunnen blijven waarborgen, was [Eiseres] genoodzaakt dit kort geding te entameren.
2.5.4 [Eiseres] heeft een spoedeisend belang bij na te melden vordering.
2.6 Op grond van het vorenstaande heeft [Eiseres] gevorderd dat de voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
1. [Gedaagde] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis [Eiseres] in het vrije bezit te stellen van het door [Gedaagde] bewoonde appartement, staande en gelegen te [Heerlen] aan het Fossielenerf 262, en wel door dit appartement geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt aan [Eiseres] op te leveren, zulks met machtiging aan [Eiseres] bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [Gedaagde];
2. [Gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
2.7 De vordering wordt door [Gedaagde] weersproken, waartoe wordt verwezen naar de ter terechtzitting voorgedragen, en vervolgens aan de stukken toegevoegde, pleitnota. Op het verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 Anders dan [Gedaagde], acht de voorzieningenrechter, voorshands uitgaande van de juistheid van de stellingen van [Eiseres], een voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde gegeven.
3.2 [Eiseres] baseert haar ontruimingsvordering naar eigen zeggen op twee grondslagen:
a) de door [Gedaagde] gedane toezegging dat hij vóór 1 juni 2006 het appartement zou hebben verlaten;
b) het gedrag van [Gedaagde], inhoudende –kort gezegd-, druggebruik, overlast, bedreigingen en het niet meewerken aan de begeleiding en de daginvulling, hoewel dit laatste de insteek was van het Beschermd Wonen.
[Gedaagde] betwist dat hij de onder a vermelde toezegging, alsook de vermeende toezeggingen dat hij geen drugs meer zou gebruiken, hij mee zou zoeken naar een andere woonplek en het appartement niet meer zou barricaderen, heeft gedaan. Ook betwist hij de onder b vermelde overlast en bedreigingen, alsook het gestelde recalcitrante gedrag van zijn zijde. Wel geeft hij toe af en toe een joint te roken en de neiging te hebben zichzelf te isoleren. Hij stelt er niet tegen te kunnen als druk op hem wordt uitgeoefend. Daarnaast heeft [Gedaagde] aangegeven dat hij met zijn psychiater naar een daginvulling op zoek is. Hij wilde ergens aan de slag voor twee dagdelen –meer kan hij naar eigen zeggen niet aan- maar haakte af nadat bleek dat men hem enkel voor vijf dagdelen wilde hebben. Voorts heeft [Gedaagde] benadrukt dat de oorzaak van zijn opstelling ligt in zijn psychiatrisch ziektebeeld. Volgens [Gedaagde] had [Eiseres] daar direct op moeten inspringen door [Gedaagde] vanaf den beginne de nodige psychiatrische begeleiding te bieden, hetgeen [Eiseres] heeft nagelaten. Eerst na aandringen van de moeder van [Gedaagde] kwam er na vele maanden psychiatrische begeleiding tot stand. Zijn afspraken met de psychiatrisch verpleegkundige komt [Gedaagde] stipt na. [Gedaagde] heeft voorts aangegeven dat uit door hem als productie 7 overgelegde Gedragsregels en maatregelen Stichting [Eiseres], volgt dat [Eiseres] een psychiater had moeten consulteren om te onderzoeken of het gedrag van [Gedaagde] voortvloeit uit diens ziektebeeld. Dit heeft [Eiseres] nagelaten. Er wordt door [Eiseres] ook geen psychiatrisch rapport overgelegd waaruit blijkt dat het psychiatrische ziektebeeld als oorzaak is uitgesloten. Dit dient te worden vastgesteld alvorens aan uithuisplaatsing kan worden gedacht.
3.3 De voorzieningenrechter oordeelt terzake een en ander als volgt.
De door [Eiseres] gestelde toezegging van [Gedaagde] dat hij vóór 1 juni 2006 het appartement zal hebben verlaten, is, nu dit door [Gedaagde] is betwist, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat enkele medewerkers een verklaring (de door [Eiseres] overgelegde bijlage 10) hebben ondertekend waarin is vermeld dat [Gedaagde] de afspraak heeft gemaakt om per 1 juni 2006 het appartement definitief te verlaten, doet daar niet aan af.
Ook de door [Eiseres] gestelde overlast, bedreigingen en structurele druggebruik zijn, nu terzake geen stukken zijn overgelegd en [Gedaagde] dit betwist, onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Reeds gelet hierop, en nu [Gedaagde] heeft aangegeven dat een en ander samenhangt met zijn ziektebeeld en een deugdelijk psychiatrisch rapport in dat kader niet is overgelegd en een formeel behandelplan ontbreekt, en nu [Gedaagde] gemotiveerd heeft aangegeven dat hij wel wil meewerken aan een daginvulling, zij het geconditioneerd, acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat er dringende redenen (artikel 6.4 van de zorgovereenkomst) aanwezig zijn voor beëindiging van de zorgovereenkomst zijdens [Eiseres], en ziet de voorzieningenrechter daarom evenmin aanleiding de gevorderde ontruiming toe te wijzen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een nader onderzoek naar feiten en omstandigheden –zoals naar de vermeende toezegging en de vermeende overlast/ bedreigingen/druggebruik zijdens [Gedaagde], naar de psychische gesteldheid van [Gedaagde], naar de gelding van de als productie 7 door [Gedaagde] overgelegde Gedragsregels en maatregelen Stichting [Eiseres], waarvan [Eiseres] betwist dat deze thans werking hebben bij [Eiseres], alsmede naar de mate waarin [Gedaagde] geacht moet worden een daginvulling aan te kunnen- vereist. Daartoe is een bodemprocedure de aangewezen weg.
3.4 [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van
de procedure.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [Eiseres] in de kosten van de procedure aan de zijde van [Gedaagde] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 248,- aan vast recht en € 816,- voor salaris procureur, op de voet van het bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.