ECLI:NL:RBMAA:2006:AY7409

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112561 - KG ZA 06-286
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Bergmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stadionverbod en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden in het voetbal

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Maastricht op 4 september 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een supporter van Roda JC, en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). De eiser had een stadionverbod opgelegd gekregen, dat hem gedurende vijf jaar de toegang tot alle voetbalwedstrijden ontzegde. Dit verbod was gebaseerd op een melding van het Openbaar Ministerie naar aanleiding van een verdenking van zware mishandeling. De eiser betwistte de rechtmatigheid van het stadionverbod en vorderde in kort geding dat de KNVB dit verbod zou opheffen of aanpassen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de KNVB op basis van de standaardvoorwaarden, die aan de eiser bekend waren, het recht had om een stadionverbod op te leggen. Echter, de voorzieningenrechter vond dat de formulering van het stadionverbod te ruim was en dat het enkel de toegang tot de privaatterreinen van de BVO's in Nederland mocht verbieden. De voorzieningenrechter wees de vordering van de eiser gedeeltelijk toe, waarbij de KNVB het stadionverbod mocht handhaven, maar met de beperking dat het alleen betrekking had op de privaatterreinen van de BVO's. Tevens werd een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd voor het geval de KNVB in gebreke zou blijven.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke en begrijpelijke voorwaarden in contractuele relaties, vooral in situaties waarin de rechten van consumenten in het geding zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de KNVB voldaan had aan haar informatieplicht met betrekking tot de standaardvoorwaarden, maar dat de toepassing van deze voorwaarden in dit specifieke geval niet zonder meer kon worden geaccepteerd. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop voetbalorganisaties hun huisregels en voorwaarden communiceren naar supporters.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 4 september 2006
Zaaknummer : 112561 / KG ZA 06-286
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H.E.P. van Geelkerken;
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zeist,
gedaagde,
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen.
1. Het verloop van de procedure
Eiser, hierna te noemen: [n[naam eiser]], heeft gedaagde hierna te noemen: “ de KNVB”, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 21 augustus 2006, heeft [naam eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering aan de hand van een pleitnota en onder verwijzing naar op voorhand toegezonden producties, nader heeft doen toelichten. De KNVB heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties. Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd. Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 De KNVB is een vereniging die onder andere voetbalwedstrijden organiseert. Roda JC is een betaalde voetbal organisatie (BVO), die lid is van de KNVB. Tussen Roda JC en de KNVB is overeengekomen dat wanneer Roda JC kaartjes voor voetbalwedstrijden dan wel seizoenskaarten aan supporters verkoopt, zij in deze contractuele verhouding gebruikt maakt van de standaardvoorwaarden van de KNVB. Daarnaast hebben alle BVO’s in Nederland aan de KNVB een volmacht verleend om onder omstandigheden een stadionverbod op te leggen indien voornoemde standaardvoorwaarden niet van toepassing zouden zijn. [naam eiser] is supporter van Roda JC en heeft een seizoenskaart gekocht. Daarnaast heeft hij voor de uitwedstrijd van Roda JC tegen Heracles Almelo die op 2 december 2005 werd gespeeld een toegangsbewijs aangeschaft. Na afloop van deze wedstrijd hebben zich bij tankstation [naam + woonplaats] rond middernacht schermutselingen voorgedaan tussen Roda JC supporters, waaronder [naam eiser], en VVV stewards. Naar aanleiding van een verdenking van zware mishandeling jegens [naam eiser] is aan hem op 6 juli 2006 een “aanzegging stadionverbod KNVB” betekend, als gevolg waarvan [naam eiser] gedurende 60 maanden, vanaf 12 juli 2006 tot en met 12 juli 2011 de toegang wordt ontzegd tot alle gedurende die periode te spelen voetbalwedstrijden in of buiten Nederland, waaraan een BVO deelneemt, alsmede tot alle gedurende die periode te spelen voetbalwedstrijden in of buiten Nederland van vertegenwoordigende elftallen van de KNVB. Ingevolge dit verbod is het [naam eiser] niet toegestaan om gedurende de totale duur van het stadionverbod te vertoeven in of rond een stadion, dan wel in of rond bijbehorende gebouwen en terreinen, daaronder begrepen de toegangen en toegangswegen, waar een voetbalwedstrijd als hiervoor vermeld zal plaatsvinden, plaatsvindt of zojuist heeft plaatsgevonden, ongeacht het feit of [naam eiser] daarbij in het bezit is van een geldig toegangsbewijs.
2.2 Nadat [naam eiser] reeds in een brief van 18 juli 2006 zijn bezwaren tegen dit verbod had geuit, heeft hij thans gevorderd de KNVB bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de uitvoering van de stadionverboden c.a. te ontzeggen,
2. dan wel te verbieden om de stadionverboden c.a. uit te voeren, dan wel door derden zoals de BVO’s te laten uitvoeren,
3. dan wel de werking van de stadionverboden op te heffen,
zulks per datum van het vonnis in kort geding en alles op straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte van de dag dat KNVB in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk te voldoen aan het in deze gevorderde te wijzen kort geding vonnis, althans dat de KNVB een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom zal verbeuren onder de voornoemde voorwarden, vanaf twee dagen na betekening van het vonnis door de deurwaarder aan de KNVB, en met veroordeling van de KNVB in de kosten van dit geding;
Subsidiair
1. de uitvoering van de stadionverboden te ontzeggen,
2. dan wel te verbieden om de stadionverboden uit te voeren, dan wel door derden zoals de BVO’s te laten uitvoeren,
3. dan wel de werking van de stadionverboden op te heffen,
zulks per datum van het vonnis in kort geding, totdat er door de strafrechter en de civiele rechter is geoordeeld over het feit of eiser een strafbaar feit heeft gepleegd, dan wel dat door de civiele bodemrechter is geoordeeld dat eiser zich zodanig heeft gedragen dat hij het belang en/of het aanzien van het voetbal heeft geschaad, alles op straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte van de dag dat de KNVB in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk te voldoen aan het in deze gevorderde te wijzen kort geding vonnis, althans dat de KNVB een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom zal verbeuren onder de voornoemde voorwarden, vanaf twee dagen na betekening van het vonnis door de deurwaarder aan de KNVB, en met veroordeling van de KNVB in de kosten van dit geding;
Meer subsidiair
om in goede justitie een of meer zodanige voorlopige voorziening(en) te treffen als de voorzieningenrechter vermeent te behoren, alles op straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte van de dag dat de KNVB in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk te voldoen aan het in deze gevorderde en te wijzen kort geding vonnis, althans dat de KNVB een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom zal verbeuren onder de voornoemde voorwarden, vanaf twee dagen na betekening van het vonnis door de deurwaarder aan de KNVB, en met veroordeling van de KNVB in de kosten van dit geding.
2.3 Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [naam eiser] zich op het standpunt gesteld dat de KNVB ten onrechte is overgegaan tot het opleggen van een stadionverbod. Ten eerste heeft [naam eiser] zich niet schuldig gemaakt aan enig wangedrag terwijl de KNVB ook overigens geen juridische grondslag heeft voor het opleggen van dit verbod. De standaardvoorwaarden van de KNVB zijn immers niet van toepassing, dan wel vernietigbaar, terwijl ook de volmacht van de BVO’s aan de KNVB ontoereikend is voor het opleggen van het verbod aan [naam eiser].
2.4 De vordering wordt door de KNVB weersproken, waartoe wordt verwezen naar het verhandelde ter zitting.
3. De beoordeling
3.1 Het spoedeisend belang volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit de aard van de zaak.
3.2 De voorzieningenrechter stelt voorop dat voorshands aannemelijk is geworden dat [naam eiser] zich in de nacht van 2 december 2005 op 3 december 2005 heeft misdragen jegens een VVV steward. [naam eiser] heeft bij de politie ter zake een bekentenis afgelegd en deze eigen verklaring wordt bevestigd door verscheidene getuigen, onder wie ook politie agenten. Dat [naam eiser] één en ander onder druk zou hebben verklaard, vergt nader onderzoek waarvoor in kort geding geen plaats is. Dat op [naam eiser] slechts een verdenking rust en derhalve nog niet vast is komen te staan dat hij daadwerkelijk schuldig is geweest aan de zware mishandeling van een VVV steward, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel leiden. Immers, het strafrechtelijke beginsel van de onschuldpresumptie geldt niet in een (eventuele) contractuele verhouding tussen partijen. Vast staat derhalve dat er in ieder geval aanleiding bestond voor de melding door het Openbaar Ministerie aan de KNVB.
3.3.1 [naam eiser] heeft aangevoerd dat hij seizoenskaarthouder is maar daarnaast ten behoeve van de bestreffende uitwedstrijd op 2 december 2005 een toegangsbewijs heeft gekocht. Op laatstgenoemd toegangsbewijs wordt vermeld dat de algemene voorwaarden van de KNVB, die onder nummer 181/2002 bij de arrondissementsrechtbank te Utrecht zijn gedeponeerd, van toepassing zijn. Nu [naam eiser] hieromtrent niet anders heeft gesteld, gaat de voorzieningenrechter er van uit dat [naam eiser] dit (uit)kaartje (fysiek) bij de kassa van Roda JC heeft gekocht. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat deze overeenkomst ten grondslag ligt aan het geschil van partijen. [naam eiser] heeft niet betwist dat bij het stadion borden staan waarop de huisregels van Roda JC staan vermeld en waarop bovendien wordt verwezen naar de toepasselijkheid van de standaardvoorwaarden van de KNVB. Deze voorwaarden staan niet als zodanig vermeld op deze borden. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is deze verwijzing naar de algemene voorwaarden op de betreffende borden voldoende voor de toepasselijkheid van deze voorwaarden op de door [naam eiser] gesloten overeenkomst met Roda JC. Een en ander leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de standaardvoorwaarden van de KNVB onderdeel uitmaken van de overeenkomst tussen Roda JC en [naam eiser]. Deze standaardvoorwaarden kennen vervolgens aan een derde, te weten de KNVB, bepaalde rechten toe, zodat de KNVB op grond van het bepaalde in de artikelen 6:253 en 6:254 van het Burgerlijk Wetboek (BW) partij wordt bij de overeenkomst tussen Roda JC en [naam eiser].
3.3.2 De tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden kunnen evenwel op grond van artikel 6:233 sub b in verbinding met artikel 6:234 BW worden vernietigd. [naam eiser] heeft een beroep gedaan op deze vernietigingsgrond. Beoordeeld dient te worden of van de KNVB in de gegeven omstandigheden kon worden verwacht dat zij de algemene voorwaarden vóór of bij het sluiten van de overeenkomst aan [naam eiser] ter had dienen te stellen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het vanwege het massale karakter van de verkoop van kaartjes voor voetbalwedstrijden niet redelijk om van de KNVB te verwachten dat zij de toepasselijke voorwaarden bij ieder kaartje ter hand stelt. In dat geval dient te worden beoordeeld of de KNVB vóór de totstandkoming van de overeenkomst aan [naam eiser] bekend heeft gemaakt dat de voorwaarden bij haar ter inzage liggen of bij een door haar opgegeven Kamer van Koophandel en Fabrieken of een griffie van een gerecht zijn gedeponeerd, alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan toezending van de algemene voorwaarden aan bezoekers van een voetbalwedstrijd die een kaartje hebben gekocht evenmin van de KNVB worden verwacht, zodat slechts ter beoordeling resteert de vraag of voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst is voldaan aan de mededelingsplicht, inhoudende dat de voorwaarden ter inzage liggen dan wel zijn gedeponeerd. Zoals gezegd staat op de achterzijde van het door [naam eiser] gekochte toegangsbewijs vermeld dat de KNVB de betreffende voorwaarden bij de griffie van de rechtbank Utrecht heeft gedeponeerd. In het onderhavige geval is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de KNVB voldaan heeft aan haar informatieplicht. [naam eiser] is immers, blijkens het proces-verbaal van zijn verhoor, reeds 20 jaren supporter is van Roda JC en moet derhalve geacht worden diverse kaartjes te hebben aangeschaft waarop naar de voorwaarden alsmede de plaats waar deze zijn gedeponeerd wordt verwezen. Daarnaast heeft [naam eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat deze voorwaarden niet te raadplegen zijn op internet.
3.4.1 Het aan [naam eiser] opgelegde stadionverbod is gebaseerd op artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden van de KNVB. [naam eiser] heeft aangevoerd dat artikel 2 van die zelfde voorwaarden en voornoemd artikel 10.2 innerlijk tegenstrijdig zijn. Artikel 2 bepaalt dat de standaardvoorwaarden verbindend zijn voor het publiek dat zich voor, tijdens en/of na een voetbalwedstrijd dan wel anderszins in een stadion bevindt. Artikel 10.2 bepaalt dat de KNVB gerechtigd is om, (landelijke) stadionverboden op te leggen aan één ieder die volgens een melding van een club of het Openbaar Ministerie in of buiten het stadion in het kader van een voetbalwedstrijd:
- heeft gehandeld in strijd met deze standaardvoorwaarden;
- een strafbaar feit heeft begaan;
- zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad, (…).
3.4.2 Het Hof te Den Haag heeft de door de KNVB gehanteerde standaardvoorwaarden in een uitspraak van 9 augustus 2006 (door [naam eiser] naar verwezen) abstract getoetst. Bij de toetsing van zowel artikel 2 als artikel 10.2 heeft het Hof overwogen dat de strekking van de voorwaarden een ruim toepassingsgebied daarvan rechtvaardigen. Onder rechtsoverweging 15 heeft het Hof overwogen dat artikel 2 in combinatie met artikel 1 sub b en c aangeeft voor welke personen de standaardvoorwaarden verbindend zijn, artikel 10 bepaalt vervolgens in welke gevallen de KNVB die personen een sanctie kan opleggen. Met [naam eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de artikelen 2 en 10.2 innerlijk tegenstrijdig lijken en voor een consument onduidelijkheid kunnen opleveren. Immers, volgens artikel 2 zijn de standaardvoorwaarden van toepassing op publiek dat zich in een stadion (daarmee wordt ingevolge artikel 1 sub c van de voorwaarden bedoeld het stadion zelf, de bijbehorende gebouwen en terreinen, de toegangen en toegangswegen) bevindt. Het tankstation te Arnhem kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval niet onder deze omschrijving worden gebracht. Artikel 10.2 daarentegen spreekt van gedragingen in of buiten (onderstreping door de voorzieningenrechter) het stadion, terwijl het toepassingsgebied slechts grondslag lijkt te bieden voor de gedragingen in het stadion (onderstreping door de voorzieningenrechter), waarbij het begrip stadion dient te worden opgevat als geformuleerd in artikel 1 sub c. Op grond van artikel 6:238, tweede lid BW moeten de bedingen voor een consument duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding, zoals in het onderhavige geval, prevaleert de voor de consument gunstigste uitleg. In dit geval prevaleert derhalve artikel 2 als gunstigste artikel. Dit heeft tot gevolg dat de standaardvoorwaarden toepassing missen voor de gedragingen waarvan [naam eiser] wordt verdacht, aangezien deze zich ver van het stadion verwijderd hebben voorgedaan. De gedragingen kunnen niet onder het begrip stadion - zoals dat blijkens artikel 2 in verbinding met artikel 1 sub c van de voorwaarden is bedoeld - worden ondergebracht, terwijl artikel 10.2 - waar deze gedragingen wel onder zouden kunnen worden gebracht - ten faveure van [naam eiser] eveneens toepassing mist.
3.5 Zoals reeds onder 2.1 is overwogen hebben de BVO’s de KNVB een volmacht gegeven voor de handhaving van hun “huisrecht”. Ingevolge artikel 3 van deze volmacht kan de KNVB daarvan gebruik maken indien de standaardvoorwaarden van de KNVB niet van toepassing zijn. De BVO’s machtigen de KNVB om, ingevolge het in de considerans van de volmacht onder d genoemde aan de BVO’s toekomende recht, aan één ieder die zich volgens een melding van een BVO of het Openbaar Ministerie schuldig heeft gemaakt aan voetbal gerelateerd wangedrag, de toegang tot de stadions te ontzeggen. Onder voetbal gerelateerd wangedrag wordt verstaan: gedragingen van natuurlijke personen in directe relatie tot het voetbal en die te maken hebben met dan wel bestaan uit verstoring van de openbare orde of de veiligheid en/of het plegen van strafbare feiten. Van een verdenking van voetbal gerelateerd wangedrag aan de zijde van [naam eiser] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval sprake. [naam eiser] wordt immers verdacht van het mishandelen van een andere supporter terwijl hij op de terugweg was van een uitwedstrijd. Op grond van het bepaalde in deze volmacht heeft de KNVB het recht om een stadionverbod op te leggen indien zoals in het onderhavige geval, sprake is van een verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Dat dit vermeend strafbaar feit zich niet in of rond een stadion heeft voorgedaan, is irrelevant voor de toepassing van deze volmacht. Immers, een BVO mag als eigenaresse van haar stadion en bijbehorende terreinen bepaalde personen weigeren indien zij dat geraden acht. De KNVB doet niets meer dan dit recht van de BVO voor haar uitoefenen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat indien de BVO dit recht zelf zou uitoefenen zij niet zou kunnen bepalen dat een door haar op te leggen verbod ook geldt voor percelen en wegen die zij niet in eigendom heeft. Nu de KNVB niet meer rechten kan uitoefenen dan de BVO, zal het stadionverbod dat de KNVB in dit kader heeft opgelegd enkel de terreinen kunnen betreffen die de BVO’s in eigendom hebben. Het aan [naam eiser] terecht opgelegde stadionverbod is derhalve te ruim geformuleerd en dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter in omvang te worden beperkt.
3.6 De voorzieningenrechter zal de door [naam eiser] meer subsidiair ingestelde vordering dan ook in die zin toewijzen dat de KNVB het door haar opgelegde stadionverbod mag handhaven doch in die zin dient aan te passen dat het stadionverbod [naam eiser] slechts verbiedt het privaatterrein van de BVO’s in Nederland te betreden, één en ander op straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte van dag dat de KNVB vanaf twee dagen na de betekening van dit vonnis in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 10.000,00. Nu het stadionverbod naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht is opgelegd, doch de omvang daarvan te ruim is geformuleerd, acht de voorzieningenrechter termen aanwezig om de kosten van dit kort geding te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de gevorderde voorziening in die zin toe dat de KNVB het door haar opgelegde stadionverbod mag handhaven doch in die zin dient aan te passen dat het stadionverbod [naam eiser] slechts verbiedt het privaatterrein van de BVO’s in Nederland te betreden, één en ander op straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte van dag dat de KNVB vanaf twee dagen na de betekening van dit vonnis in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van € 10.000,00;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de meer of anders gevorderde voorzieningen;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
SP