RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/700231-06; 03/005278-04 (VTVV)
Datum uitspraak: 9 augustus 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in de het PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 april 2006 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, het Vrijthof, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een telefoontoestel, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tesamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, op die [naam slachtoffer 1] is/zijn afgelopen, die [naam slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond, dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of tegen die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Geef me je geld" en/of "Geef me je telefoon of ik schiet je neer", althans woorden van gelijke aard of strekking;
hij op of omstreeks 14 april 2006 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, de Kattenstraat, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud en/of een GSM, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, op genoemde [naam slachtoffer 2] is/zijn afgelopen, een mes tevoorschijn heeft/hebben gehaald, dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of tegen die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Geef mij je geld" en/of "Geef mij je telefoon" en/of "als je de politie belt weten we waar je woont", althans woorden van gelijke aard of strekking;.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 april 2006 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, het Vrijthof, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en een telefoontoestel, toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader op die [naam slachtoffer 1] is afgelopen, die [naam slachtoffer 1] een mes heeft getoond, dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 1] heeft gehouden en tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd "Geef me je geld" en "Geef me je telefoon of ik schiet je neer", althans woorden van gelijke aard of strekking;
hij op 14 april 2006 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, de Kattenstraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud en een GSM, toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader op genoemde [naam slachtoffer 2] is afgelopen, een mes tevoorschijn heeft gehaald, dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] heeft gehouden en tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd "Geef mij je geld" en "Geef mij je telefoon" en "als je de politie belt weten we waar je woont", althans woorden van gelijke aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het
feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het
feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze veel te hoog is. Hij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;
- de omstandigheid dat beide feiten rond middernacht op de openbare weg zijn gepleegd ten aanzien van volstrekt willekeurige slachtoffers.
De rechtbank heeft daarbij nog in het bijzonder in aanmerking genomen dat het onder 2 tenlastegelegde is gepleegd ten aanzien van een jonge vrouw die op het punt stond haar woning, gelegen in een nauwe straat, te betreden. Zij was op dat moment helemaal alleen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich niet heeft gedistantieerd van de medeverdachte. De verdachte heeft, naar het oordeel van de rechtbank, een wezenlijk aandeel in het bewezenverklaarde gehad.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], [woonadres slachtoffer 1], door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door hem gevorderde bedrag van € 676,73 en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [woonadres slachtoffer 2], door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht terzake de posten 1 tot en met 9 en 12. Nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal daarom het bedrag van € 743,65 worden toegewezen.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 750,00.
Het, met inachtneming van het vorenoverwogene, nog resterende immateriële deel zal worden afgewezen.
Nu de verdachte ter zake van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van twee maanden gevangenisstraf, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 21 april 2004, gewezen onder parketnummer 03/005278-04.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DERTIG MAANDEN;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot 12 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht aan de Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft aan voornoemde instelling opdracht aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat het voorwaardelijk deel van de aan de veroordeelde bij vonnis van deze rechtbank d.d. 21 april 2004 opgelegde gevangenisstraf van twee maanden alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], [woonadres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 676,73 (zeshonderdzesenzeventig euro en drieënzeventig eurocent);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1], [woonadres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 676,73 (zeshonderdzesenzeventig euro en drieënzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voormeld bedrag van € 676,73 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 676,73 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [woonadres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van in totaal € 1.493,65 (éénduizendvierhonderddrieënnegentig euro en vijfenzestig eurocenten);
- wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voor het overige;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2], [woonadres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 1.493,65 (éénduizendvierhonderddrieënnegentig euro en vijfenzestig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voormeld bedrag van € 1.493,65 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 1.493,65 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. F.A.G.M. Vluggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2006.