RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700219-06
Datum uitspraak: 9 augustus 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [woonadres verdachte],
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 april 2006 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (gelegen aan de [M-straat]) heeft weggenomen (een) kleding(stuk) (te weten een vest), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij 1] en/of [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal op de openbare weg, de [Ma-straat], werd vergezeld van en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes heeft getrokken en/of met (de punt van) dat mes in de richting van (de buik van) die [naam slachtoffer 1] heeft gewezen en/of gericht;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 11 april 2006 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, een kledingstuk (een vest) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat kledingstuk wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij in of omstreeks de periode van 11 oktober 2002 tot en met 12 oktober 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Merk Deawoo Leganza, kenteken [11-22-33]) heeft weggenomen radio-CD-speler (merk JVC), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2002 tot en met 28 oktober 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf/kantoor ([benadeelde partij 2]) heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2002 tot en met 28 oktober 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf/kantoor ([benadeelde partij 2]) heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2002 tot en met 1 december 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit [benadeelde partij 3] (gelegen aan de [S-straat]) heeft weggenomen, een aantal goederen waaronder gereedschap (te weten een boormachine) en/of kleding (te weten vijf in elk geval een blouse(s)) en/of cosmetica en/of vijfendertig in elk geval een reistasje(s) en/of een reiswekker en/of een geldbedrag (te weten 41,92 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2002 tot en met 29 november 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het kantoor van [benadeelde partij 4] (gelegen aan de [S-straat]) heeft weggenomen een geldbedrag (te weten tien euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2002 tot en met 16 december 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit [benadeelde partij 5] (gelegen aan de [H-straat]) heeft weggenomen een portable computer (laptop) en/of een rugzak en/of een aantal CD's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2004 tot en met 30 maart 2004 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto (Merk Mercedes 110D, kenteken [22-33-44]) heeft weggenomen een radio-cd-speler en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd, nu niet blijkt dat enig goed daadwerkelijk is weggenomen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 april 2006 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gelegen aan de [M-straat], heeft weggenomen een kledingstuk, te weten een vest, toebehorende aan [naam benadeelde partij 1], welke diefstal op de openbare weg, de [Ma-straat], werd gevolgd door bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes heeft getrokken en met de punt van dat mes in de richting van de buik van die [naam slachtoffer 1] heeft gewezen;
hij in de periode van 11 oktober 2002 tot en met 12 oktober 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (Merk Deawoo Leganza, kenteken [11-22-33]) heeft weggenomen een radio-CD-speler (merk JVC), toebehorende aan [naam slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
hij in de periode van 25 oktober 2002 tot en met 28 oktober 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf ([benadeelde partij 2]) heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in de periode van 30 november 2002 tot en met 1 december 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit [benadeelde partij 3], gelegen aan de [S-straat], heeft weggenomen een aantal goederen, waaronder gereedschap (te weten een boormachine) en kleding (te weten vijf blouses) en een reiswekker en een geldbedrag (te weten 41,92 euro), toebehorende aan [naam slachtoffer 3], en een aantal goederen, waaronder cosmetica en vijfendertig reistasjes, toebehorende aan [benadeelde partij 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
hij in de periode van 28 november 2002 tot en met 29 november 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het kantoor van [benadeelde partij 4], gelegen aan de [S-straat], heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
hij in de periode van 15 december 2002 tot en met 16 december 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit [benadeelde partij 5], gelegen aan de [H-straat], heeft weggenomen een portable computer (laptop) en een rugzak en een aantal CD's, toebehorende aan [naam slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
hij in de periode van 29 maart 2004 tot en met 30 maart 2004 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto (Merk Mercedes 110D, kenteken [22-33-44]) heeft weggenomen een radio-cd-speler en een zonnebril, geheel of ten dele toebehorende aan anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft of de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 6
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde. Op verschillende plaatsen in het [benadeelde partij 5] werden bloeddruppels en bloedvlekken aangetroffen op de vloer, alsmede op een plastic draagtas. Enkel van deze draagtas werd een bloedmonster veiliggesteld en onderzocht. Hoewel het aangetroffen bloed afkomstig blijkt te zijn van de verdachte is het zeer wel mogelijk, aldus de raadsman, dat de tas door een ander, te weten de dader, is meegenomen en in voornoemd café is achtergelaten. De verdachte zelf kan zich namelijk niet herinneren in het café ingebroken te hebben.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Zij acht het hoogst onwaarschijnlijk dat iemand anders dan de verdachte de plastic draagtas met daarop het bloed van verdachte in [benadeelde partij 5] heeft achtergelaten. De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de verklaring van de eigenaar van voornoemd café dat de plastic draagtas niet van hem was en dat deze bij het sluiten van het café niet in de ruimte had gelegen;
- het gegeven dat er geen aanwijzing is dat de tas door iemand anders dan de verdachte daar is achtergelaten;
- de bijzonderheid dat dit feit plaatshad in dezelfde periode en onder vergelijkbare omstandigheden - verdachte heeft op verschillende plaatsen, waaronder gebouwen en auto’s, ingebroken en telkens bloedsporen achtergelaten - als het bewezenverklaarde onder 2, 3 subsidiair, 4 en 5.
Gelet hierop komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde feit.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1 primair:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3 subsidiair:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 5:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
Feit 6:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 7:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft vrijspraak van de tenlasteglegde feiten bepleit.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, waarbij de rechtbank met betrekking tot het onder 1 primair bewezenverklaarde in aanmerking neemt dat er door verdachte op de openbare weg met een mes is gedreigd en dat de verdachte met de punt van dat mes in de richting van de buik van het slachtoffer heeft gewezen;
- het gewelddadige karakter van het onder 1 primair bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is;
- het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder meermalen terzake diefstal is veroordeeld.
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een zakmes (kleur zilver), volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het onder 1 primair bewezen verklaarde is begaan.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van een kam, een schroevendraaier (kleur geel) en een stukje papier met daarop een bloedspoor.
De rechtbank zal voorts de teruggave gelasten van een geldkist aan [benadeelde partij 4], [adres benadeelde partij 4].
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 5] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] (Frankrijk), door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 381,00 en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu tevens uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5], [adres slachtoffer 5], door het hiervoor onder 7 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 501,00 terzake de posten zonnebril (€ 238,00), autoradio (€ 195,00) en eigen bijdrage beschadiging raam (€ 68,00) en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal tevens aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] toewijzen de kosten voor rechtsbijstand van € 91,00 overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken. Het, met inachtneming van het vorenoverwogene, nog resterende deel van de vordering terzake de kosten voor rechtsbijstand van de benadeelde partij zal worden afgewezen, daar de gestelde schade in zoverre ter terechtzitting niet is komen vast te staan.
Het, met inachtneming van het vorenoverwogene, nog resterende deel van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 5], te weten de post opnemen vakantiedag zal worden afgewezen, daar de gestelde schade in zoverre ter terechtzitting niet is komen vast te staan, nu deze schade op het desbetreffende formulier niet genoegzaam is toegelicht, noch op enigerlei wijze nader met bescheiden is geadstrueerd.
Nu de verdachte onder meer ter zake van de hiervoor onder 2 en 7 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 5], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
Deze maatregel wordt echter niet opgelegd voor wat betreft de kosten die de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] voor rechtsbijstand heeft gemaakt.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWAALF MAANDEN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten een zakmes (kleur zilver);
- gelast de teruggave aan [benadeelde partij 4], [adres benadeelde partij 4], van het inbeslaggenomene, te weten een ijzeren geldkist;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomene, te weten een kam, een schroevendraaier (kleur geel) en een stukje papier met bloedspoor;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] (Frankrijk) te betalen een bedrag van € 381,00 (driehonderdéénentachtig euro);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] (Frankrijk), te betalen een bedrag van € 381,00 (driehonderdéénentachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voormeld bedrag van € 381,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 381,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5], [adres slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 501,00 (vijfhonderdenéén euro);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] terzake de post opnemen vakantiedag af;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op € 91,00 (éénennegentig euro), alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] terzake de post kosten voor rechtsbijstand voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 5], [adres slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 501,00 (vijfhonderdenéén euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] voormeld bedrag van € 501,00, heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 501,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. F.A.G.M. Vluggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2006.