ECLI:NL:RBMAA:2006:AY7608

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220054 \ EJ VERZ 06-1307
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Oosterman--Meulenbeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling beslagvrije voet in het kader van onderhoudsverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 juni 2006 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 475e Rv, waarbij de man, wonende in Ecuador, verzocht om vaststelling van de beslagvrije voet. De man was veroordeeld tot het betalen van een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van zijn minderjarige zoon, maar voldeed hier niet aan, waardoor er beslag werd gelegd op zijn Fpu-uitkering. De man verzocht de rechtbank om de beslagvrije voet vast te stellen op € 820,02 netto per maand, onderbouwd met het feit dat hij in Ecuador samenwoont met zijn echtgenote en kind, en dat zijn enige bron van inkomsten de Fpu-uitkering is. De rechtbank overwoog dat de beslagvrije voet voor schuldenaren die als echtgenoten kunnen worden aangemerkt, negentig procent van de bijstandsnorm bedraagt, en dat het inkomen van de echtgenoot in mindering moet worden gebracht. De man had echter geen verificatoire bescheiden over zijn inkomenspositie in Ecuador overgelegd, en de rechtbank concludeerde dat hij buiten de Fpu-uitkering onvoldoende middelen van bestaan had. De rechtbank stelde de beslagvrije voet vast op € 84,70 per maand, ingaande op 1 mei 2006, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. De vrouw had verweer gevoerd tegen het verzoek van de man, maar de rechtbank oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om aan de beslissing terugwerkende kracht te verlenen, aangezien de geïnde bedragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon waren besteed.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr. 220054 \ EJ VERZ 06-1307
Beschikking op verzoek ex artikel 475e Rv d.d. 12 juni 2006
Gezien:
het op 6 april 2006 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van [verzoeker ("de man")], wonende Cuenca, Ecuador, gemachtigde mr. C.L. Verhoeven;
en
het op 9 mei 2006 ontvangen verweerschrift van [verweerster (" de vrouw")], wonende te Amsterdam, gemachtigde mr C.A.R.J. Jacobs.
Gehoord
ter zitting van 22 mei 2006:
- mr. Verhoeven namens de man
- de vrouw, bijgestaan door mr. Jacobs
1 De feiten
Verzoeker, verder te noemen "de man" is bij beschikking d.d. 13 april 2005 van de rechtbank Amsterdam veroordeeld om met ingang van 1 januari 2004 een bijdrage van € 364,16 per maand te betalen in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige zoon van partijen, [minderjarige zoon van partijen]. Aangezien hij niet vrijwillig aan deze onderhoudsverplichting voldeed is in opdracht van verweerster, verder te noemen "de vrouw" door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen beslag gelegd op de
Fpu-uitkering van de man ad € 472,60 per maand.
2 Het verzoek en het verweer
De man vraagt de beslagvrije voet (voor een gezin) met ingang van 1 januari 2004 vast te stellen op een bedrag van € 820,02 netto per maand.
De man legt aan het verzoek ten grondslag dat hij sinds 2003 in Ecuador samenwoont met zijn (Ecuadoriaanse) echtgenote en kind van een jaar oud. De enige bron van inkomsten voor het gezin is de Fpu-uitkering. Daarvan dient de man alle kosten van zijn gezin te voldoen. Nu dit inkomen volledig onder beslag ligt, heeft de man onvoldoende middelen van bestaan voor zichzelf en zijn gezin. Daarnaast heeft de man uit hoofde van een doorlopend krediet bij de Postbank een maandelijkse aflossingsverplichting ad € 136,50 per maand en uit hoofde van een schuld bij Gold Card een maandelijks verplichting van € 49,-- per maand.
De vrouw vraagt om het verzoek af te wijzen, omdat de man geenszins aantoont dat hij onvoldoende middelen van bestaan heeft. Van terugwerkende kracht kan geen sprake zijn, nu de man in 2004 inkomsten heeft genoten in Nederland en de inmiddels door beslaglegging geïncasseerde bedragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige zoon van partijen zijn besteed.
3 De beoordeling
Volgens de wet bedraagt de beslagvrije voet voor schuldenaren, die kunnen worden aangemerkt als echtgenoten, negentig procent van de bijstandsnorm. Het eigen, niet onder beslag liggend, periodiek inkomen van de echtgenoot dient daarop in mindering te worden gebracht. Deze beslagvrije voet geldt niet voor schuldenaren die niet in Nederland wonen of vast verblijven. In die gevallen kan de kantonrechter op verzoek van de schuldenaar een beslagvrije voet vaststellen. De man heeft daarom gevraagd.
De man heeft geen verificatoire bescheiden heeft overgelegd met betrekking tot zijn inkomenspositie in Ecuador. Volgens de man kan hij die niet verkrijgen, nu hij daar geen inkomen geniet. Door de vrouw is weliswaar aangevoerd dat de man in 2004 nog inkomsten had in Nederland, maar dat brengt niet mee dat de man deze nog steeds heeft. Er zijn door haar geen feiten aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de man thans inkomsten geniet in Nederland of Ecuador. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de man buiten de Fpu-uitkering, waarop beslag is gelegd, onvoldoende middelen van bestaan heeft.
Ter zitting is namens de man onweersproken naar voren gebracht dat hij bij zijn Ecuadoriaanse schoonfamilie inwoont. Hij heeft geen kosten voor kost en inwoning. Zijn echtgenote werkt en verdient daarmee US $ 200,00 per maand. De man heeft zich helemaal aan het niveau van Ecuador aangepast en heeft voor zichzelf niet méér nodig dan het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Ecuador. Dat inkomen bedraagt volgens de gemachtigde van de man (en de website van het Ministerie van Buitenlandse zaken) US $ 1.450,00 per jaar, hetgeen neerkomt op € 1.129,37 per jaar.
De kantonrechter zal bij de vaststelling van de beslagvrije voet voor de man uitgaan van dit inkomen. Daarbij zal de echtgenote van de man buiten beschouwing worden gelaten, nu zij een eigen inkomen verdient, dat beduidend hoger ligt dan het gemiddeld jaarinkomen in Ecuador. De kantonrechter zal de beslagvrije voet voor de man aldus vaststellen op 90% van € 1.129,37 per jaar, hetgeen neerkomt op € 1.016,43 per jaar ofwel € 84,70 per maand.
Er worden geen termen aanwezig geacht om aan deze beslissing terugwerkende kracht te verlenen, nu door de vrouw onweersproken is aangevoerd dat de geïnde bijdragen inmiddels zijn aangewend voor de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon van partijen. De beslagvrije voet zal dan ook worden vastgesteld met ingang van de datum van de eerste maand na indiening van het verzoekschrift in deze zaak, derhalve 1 mei 2006.
Gelet op de aard van het geschil zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd als in het dictum weer te geven.
Beslissing
De kantonrechter:
stelt de beslagvrije voet voor de man met ingang van 1 mei 2006 vast op een bedrag van € 84,70 per maand;
compenseert de proceskosten in dier voege dat elke partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gewezen door mr. A.C. Oosterman--Meulenbeld, kantonrechter, en in het openbaar uitgespro-ken in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ: AodK