RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703012-06
Datum uitspraak: 3 oktober 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Limburg Zuid, lokatie Huis van Bewaring “Overmaze” te Maastricht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 december 2005 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 32.145 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf "[benadeelde partij 1]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), volgens een van tevoren gemaakt plan, met een bivakmuts over zijn hoofd getrokken, dat winkelbedrijf binnen is gedrongen/gegaan en/of (vervolgens) een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op, althans getoond aan die [naam slachtoffer 1] en/of (een) ander(en) en/of (vervolgens) op dreigend toon tegen die [naam slachtoffer 1] en/of (een) ander(en) te zeggen "handen omhoog en handen tegen de muur boven het bureau" en/of "als jullie je bewegen of als ik jullie hoor dan schiet ik jullie beiden dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 02 februari 2006 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, opzettelijk heeft geteeld of bereid of bewerkt of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [E-weg]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 350, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op of omstreeks 02 februari 2006 te Ysselsteyn, in elk geval in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, een motorvoertuig (merk IMS, type ATV150) en/of een (snor)fiets (merk Saxonette, type Luxus) en/of een (aantal) kozijn(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 02 februari 2006 te Ysselsteyn, in elk geval in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, een motorvoertuig (merk IMS, type ATV150) en/of een (snor)fiets (merk Saxonette, type Luxus) en/of een (aantal) kozijn(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2005 tot en met 28 december 2005 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Opel, type Corsa, gekentekend [11-22-33]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die
weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2005 tot en met 12 juli 2005 in de gemeente Grave met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Kever), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
een valse sleutel;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2005 tot en met 02 februari 2006 in de gemeente Grave, in elk geval in Nederland, een personenauto (merk Volkswagen type Kever) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2005 tot en met 02 februari 2006 in de gemeente Grave, in elk geval in Nederland, een personenauto (merk Volkswagen type Kever) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 december 2005 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 32.145 Euro, toebehorende aan winkelbedrijf "[benadeelde partij 1]", welke diefstal werd voorafgegaan door, vergezeld van en gevolgd door bedreiging met geweld tegen
[naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een van zijn mededaders, volgens een van tevoren gemaakt plan, met een bivakmuts dat winkelbedrijf binnen is gegaan en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [naam slachtoffer 1] en op dreigende toon tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd: "handen omhoog en handen tegen de muur boven het bureau" en "als jullie je bewegen of als ik jullie hoor dan schiet ik jullie beiden dood";
hij op 2 februari 2006 te Hoensbroek opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [E-weg], 350 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op 2 februari 2006 te Ysselsteyn, een snorfiets (merk Saxonette, type Luxus) en kozijnen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
hij in de periode van 25 december 2005 tot en met 28 december 2005 te Hoensbroek, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Opel, type Corsa, gekentekend [11-22-33]), toebehorende aan [naam slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
hij in de periode van 11 juli 2005 tot en met 2 februari 2006 in de gemeente Grave een personenauto (merk Volkswagen type Kever) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De bijzondere overweging ten aanzien van het bewijs inzake feit 1
Terzake feit 1 is namens de verdachte, kort samengevat, betoogd dat hij niet een van de daders van de overval kan zijn geweest. De getuige [naam getuige 1] zag immers, kort voordat de overval plaatsvond, twee jonge mannen van 16 à 18 jaar naar binnen gaan en even daarna naar buiten komen, terwijl verdachte een veertiger is.
Voorts heeft verdachte bevestigd dat hij inderdaad aan verschillende personen heeft verteld dat hij betrokken is geweest bij, kort gezegd, een overval op een winkel waarbij veel geld is buitgemaakt en waarbij hij en zijn mededader informatie hadden ontvangen van een medewerker van het bedrijf, die toen een van de twee medewerkers was die werd overvallen, maar dat hij dat hele verhaal heeft verzonnen.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de uitleg van verdachte dat hij bovengenoemd verhaal geheel verzonnen heeft, ongeloofwaardig is. Datgene wat volgens verschillende getuigen door verdachte over de voorbereiding en het verzamelen van informatie, de deelnemers aan de overval en de overval zelf alsmede de buit is gezegd, strookt immers met de verklaringen van zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] en het slachtoffer [naam slachtoffer 1].
Gelet op de verklaringen van die getuigen en de medeverdachte [naam medeverdachte 1], kent de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toe aan het gegeven dat de waarnemingen van de getuige [naam getuige 1] en het slachtoffer [naam slachtoffer 1] met betrekking tot de leeftijden van de overvallers
- volgens [naam getuige 1] waren het jonge mannen van 16 à 18 jaar en volgens [naam slachtoffer 1] was een van de mannen tussen de 25 en 35 jaar oud - uiteenlopen.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 (primair):
opzetheling;
feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5 (subsidiair):
opzetheling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 subsidiair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Primair heeft de raadsman ter zake van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak van verdachte bepleit. Betreffende de overige feiten heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft subsidiair een lagere gevangenisstraf bepleit dan is gevorderd door de officier van justitie.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming, voor de hierna te vermelden duur, met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte eerder reeds meermalen terzake van diefstal onder strafverzwarende omstandigheden is veroordeeld;
- de omstandigheid dat de verdachte een voortrekkersrol heeft gespeeld in het onder 1 bewezen verklaarde;
- de maatschappelijke onrust die het gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde;
- de mate waarin het onder 1 bewezen verklaarde persoonlijk leed aan met name [naam slachtoffer 1] teweeg heeft gebracht en de schade die aan het bedrijf is toegebracht; alsmede
- de mate waarin ook het onder 3 en 4 bewezen verklaarde schade teweeg heeft gebracht.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte er rekening mee gehouden dat het ten tijde van het onder 1 bewezen verklaarde gebruikte geweld beperkt is geweest.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (genoemd onder de nummers 10 en 11) zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bij het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken:
- dat met betrekking tot de 350 hennepplanten het onder 2 bewezen verklaarde is begaan, alsmede
- dat met behulp van de onder nummer 11 genoemde voorwerpen het onder 2 bewezen verklaarde is begaan, waarbij deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen zijn opgevat.
Deze voorwerpen zullen derhalve aan het verkeer worden onttrokken.
Ter terechtzitting is vast komen te staan dat de overige, in de beslissing als zodanig te noemen, in beslag genomen goederen niet toebehoren aan verdachte. De rechtbank zal de teruggave van die voorwerpen gelasten aan de redelijkerwijze als zodanig te beschouwen rechthebbenden daarvan.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij:
- [naam slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], en
- [naam slachtoffer 3], wonende te [adres slachtoffer 3],
zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van
€ 260,48 alsmede immateriële schade tot het door haar gevorderde bedrag van € 1.000,--.
Nu de rechtbank de door de benadeelde partij gestelde schadeposten alsmede de omvang daarvan niet onredelijk voorkomen, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [naam slachtoffer 1], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tevens tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat aan genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 3] rechtstreeks schade is toegebracht door het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit, te weten opzetheling, zodat deze benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 310, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 (oud) van de Opiumwet.
-verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1,2, 3 primair, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
-veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden;
-beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende inbeslaggenomene, te weten:
(nummer 10:) 350 stuks (jonge) hennepplanten;
(nummer 11:) een hennepkwekerij (bestaande uit diverse voorwerpen met volgnummer 1 tot en met 11).
-gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomene, te weten:
(nummer 6:) 2 cd-roms (Cd-R), merk Nashua (met beeldmateriaal van overval), aan de eigenaar: [naam slachtoffer 4], gevestigd te [adres slachtoffer 4];
- gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomene, te weten:
(nummer 7:) 8 videobanden, merk Sony (VHS),
aan de eigenaar: [naam benadeelde partij 1], gevestigd te [adres benadeelde partij 1];
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van 1.260,48 Euro (eenduizend tweehonderd zestig Euro en achtenveertig centen);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van 1.260,48 Euro (eenduizend tweehonderd zestig Euro en achtenveertig centen), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voormeld bedrag van 1.260,48 Euro heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van 1.260,48 Euro heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1] komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3], wonende te [adres slachtoffer 3], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 3], in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. Van Binnebeke, voorzitter, mr. Wöretshofer en
mr. Provaas, rechters, in tegenwoordigheid van Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2006,
zijnde mr. Wöretshofer buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.