ECLI:NL:RBMAA:2006:AZ3167

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703631-05
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige voor meervoudige diefstal en afpersing met geweld

In deze strafzaak werd een minderjarige verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank Maastricht oordeelde op 11 september 2006 dat de verdachte op verschillende data in 2005, in de gemeente Maastricht, betrokken was bij gewelddadige diefstallen. De verdachte had samen met anderen slachtoffers gedwongen tot de afgifte van persoonlijke bezittingen, waarbij hij een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikte. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, omdat deze afweek van eerdere verklaringen. Psychologisch onderzoek wees uit dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was, maar hij weigerde mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en dat de verdachte reeds diep in het criminele circuit was doorgedrongen. Gezien de ernst van de feiten en de noodzaak voor behandeling, werd de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van tien maanden, aangevuld met de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank hield rekening met de impact van de daden op de slachtoffers en de jeugdige leeftijd van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding werd vastgesteld voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703631-05
Datum uitspraak: 11 september 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 februari, 17 maart, 2 juni, 23 juni en 28 augustus 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in Rijksinrichting Den Hey-Acker, 5236 NT Vught,
Lunettenlaan 501.
De tenlastelegging
Aan de verdachte ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2005 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, te weten de Ambyerstraat-Zuid, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (onder andere een beurs en/of een GSM van het merk/type Nokia 3410), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van van een tas met inhoud (ondere ander een beurs en/of een GSM van het merk Nokia), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s,) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- (onverhoeds) de weg op is/zijn gesprongen en/of
- (vervolgens) de weg voor die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben versperd en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getoond aan die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) met dat vuurwapen, althans dat op dat vuurwapen gelijkend voorwerp,
zwaaiende bewegingen in de richting van die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben
gemaakt en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op die [naam slachtoffer 1] en/of die
[naam slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Geef hier, geef hier, geld alles" en/of "Geef die tas", althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2005 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, te weten de Professor Cobbenhagenstraat, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een GSM (merk/type Samsung D500), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 4] (van achter) in zijn nek heeft/hebben vastgepakt en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 4] voorover heeft/hebben geduwd en/of
- (daarbij) die [naam slachtoffer 4] met zijn hoofd tegen de stang van een fiets heeft/hebben geduwd en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 4] heeft/hebben vastgehouden en/of die [naam slachtoffer 4] met zijn hoofd
omlaag heeft/hebben gehouden en/of
- (vervolgens) de GSM van die [naam slachtoffer 4] uit de broekzak heeft/hebben getrokken/gehaald;
4.
hij op of omstreeks 24 september 2005 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met voornoemd oogmerk,
- die [naam slachtoffer 5] om geld heeft gevraagd en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 5] heeft omsingeld en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 5] heeft geduwd en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 5] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 5] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- (daarbij) die [naam slachtoffer 5] ten val heeft gebracht en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 5], terwijl die op de grond lag, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- (vervolgens) aan de jas van die [naam slachtoffer 5] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) aan de beurs van die [naam slachtoffer 5] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 september 2005 in de gemeente Maastricht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Doctor Schaepmanstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in de (fiets)tunnel onder de A2, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 5], welk geweld bestond uit
- het omsingelen van die [naam slachtoffer 5] en/of
- (vervolgens) het duwen van die [naam slachtoffer 5] en/of
- (vervolgens) het slaan en/of stompen van die [naam slachtoffer 5] en/of
- (vervolgens) het schoppen en/of trappen van die [naam slachtoffer 5] en/of
- (daarbij) het ten val brengen van die [naam slachtoffer 5] en/of
- (vervolgens) het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van die [naam slachtoffer 5], terwijl die [naam slachtoffer 5] op de grond lag;
5.
hij op of omstreeks 4 september 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beurs met inhoud (onder andere ongeveer 50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer 6] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer 6] (met kracht) op de grond heeft/hebben gegooid en/of ten val heeft/hebben gebracht en/of
- die [naam slachtoffer 6] heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- die [naam slachtoffer 6] heeft/hebben omgedraaid en/of
- de beurs van die [naam slachtoffer 6] uit de broekzak heeft/hebben getrokken/gehaald;
6.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2005 tot en met 5 november 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de Overste Senecalstraat 4 heeft weggenomen drie, in elk geval een of meer, scheerapparaten en/of een tondeuse, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
Verdachte heeft over feit 4 verklaard dat hij het slachtoffer op diens verzoek weed heeft gegeven. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft op 14 december 2005 verklaard dat hij samen was met vijf andere jongens waaronder verdachte. Hij verklaart over drugs die aan het slachtoffer zijn overhandigd en de mishandeling die daarna plaatsvond omdat de Fransman niet tevreden was over de geleverde drugs. Hij verklaart zeer gedetailleerd over de mishandeling, onder andere dat het slachtoffer boven op verdachte viel die daarop de Fransman begon te slaan. Medeverdachte [naam medeverdachte2] heeft op 6 december 2005 eveneens verklaard dat verdachte bij de mishandeling van de Fransman betrokken is geweest. Op 21 februari 2006 hebben zowel medeverdachte [naam medeverdachte1] als medeverdachte [naam medeverdachte 2] opeens verklaard dat verdachte niet bij dit feit aanwezig zou zijn geweest. Deze latere verklaringen acht de rechtbank niet geloofwaardig nu verdachte zelf heeft verklaard wel aanwezig te zijn geweest en hij het slachtoffer weed heeft gegeven en kort daarna een vrouw hoorde schreeuwen. Hij zag toen zowel het slachtoffer met bloed aan zijn hoofd als ook de vrouw die schreeuwde.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 31 oktober 2005 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, te weten de Ambyerstraat-Zuid, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (onder andere een beurs en een GSM van het merk/type Nokia 3410) toebehorende aan die [naam slachtoffer 1], en [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (onder andere een beurs en een GSM van het merk Nokia) toebehorende aan die [naam slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders
- onverhoeds de weg op zijn gesprongen en
- de weg voor die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 2] hebben versperd en
- een vuurwapen hebben getoond aan die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 2] en
- met dat vuurwapen zwaaiende bewegingen in de richting van die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 2] hebben gemaakt en
- dat vuurwapen hebben gericht en gericht gehouden op die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 2] en
- tegen die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 2] hebben gezegd: "Geef hier, geef hier, geld alles" en "Geef die tas";
2.
hij op 18 september 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutel, toebehorende aan [naam slachtoffer 3];
3.
hij op 9 september 2005 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, te weten de Professor Cobbenhagenstraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een GSM, merk/type Samsung D500, toebehorende aan [naam slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn mededaders
- die [naam slachtoffer 4] van achter in zijn nek hebben vastgepakt en
- die [naam slachtoffer 4] voorover hebben geduwd en
- die [naam slachtoffer 4] met zijn hoofd tegen de stang van een fiets hebben geduwd en
- die [naam slachtoffer 4] hebben vastgehouden en die [naam slachtoffer 4] met zijn hoofd omlaag hebben gehouden en
- de GSM van die [naam slachtoffer 4] uit de broekzak hebben gehaald;
4.
hij op 24 september 2005 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [naam slachtoffer 5], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [naam slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders met voornoemd oogmerk,
- die [naam slachtoffer 5] om geld heeft gevraagd en
- die [naam slachtoffer 5] heeft omsingeld en
- die [naam slachtoffer 5] heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer 5] heeft geslagen en/of gestompt en
- die [naam slachtoffer 5] heeft geschopt en getrapt en ten val gebracht en
- die [naam slachtoffer 5], terwijl die op de grond lag, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en
- aan de beurs van die [naam slachtoffer 5] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in de periode van 4 november 2005 tot en met 5 november 2005 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in een woning gelegen aan de Overste Senecalstraat 4 heeft weggenomen drie scheerapparaten en een tondeuse, toebehorende aan [naam slachtoffer 7].
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 3, 4 primair en 6 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd;
feit 2:
diefstal;
feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
feit 4 primair:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
Ten aanzien van de verdachte is door drs. M.M.F. van Casteren, GZ-psycholoog, een psychologisch onderzoek omtrent de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 10 maart 2006, opgemaakt, welk rapport - zakelijk weergegeven - de volgende conclusies inhoudt:
VIII. Beantwoording van de vraagstelling
2. Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn
geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis en een zorgwekkende persoonlijkheidsontwikkeling waarin met name de afhankelijke trekken en de antisociale tendens centraal staan.
3. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, indien
bewezen.
4. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes
gedragskeuzes, c.q. gedragingen, ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat het tenlastegelegde daaruit (mede) verklaard kan worden.
5. [naam verdachte] is weliswaar in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn
handelswijze in te zien, maar is op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling onvoldoende in staat zijn wil conform dat besef te bepalen. Zakaria kan als
licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
6. [naam verdachte] stelt zich in het onderzoek erg sociaal wenselijk op en laat zich niet echt
kennen. Hij bagatelliseert zijn aandeel en legt de verantwoordelijkheid volledig buiten hemzelf. Hij presenteert zich als een persoon die ongewild van alles overkomt en neemt daarmee geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Betrokkene wordt in deze houding versterkt door de beschermende houding van zijn familie die hem in de thuissituatie niet als een problematisch kind ervaren. Ouders zijn nauwelijks in staat om hun zoon aan te sturen en hebben geen zicht op wat er buiten gebeurt.
Door zijn geringe frustratietolerantie en moeite met het hanteren van innerlijke spanningen is [naam verdachte] geneigd om onlustgevoelend af te reageren op zijn omgeving. Zijn geringe eigenheid en grote behoefte ergens bij te horen maken hem gevoelig voor beïnvloeding van anderen.
Ten aanzien van verdachte is voorts door dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater, en vast beëdigd gerechtsdeskundige op 16 en 23 mei 2006 een psychiatrisch onderzoek ingesteld naar de persoonlijkheid van verdachte. Genoemde psychiater heeft geen inhoudelijke conclusie kunnen uitbrengen, nu verdachte tot twee maal toe heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport van drs. M.M.F. van Casteren gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3, 4 primair en 6 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de verdachte zal worden geplaatst in een inrichting voor jeugdigen.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde. Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte niet lijdt aan een dermate ernstige persoonlijkheidsstoornis dat het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen noodzakelijk is. De raadsman heeft betoogd verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De duur van het onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf dient gelijk te zijn aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving,
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht en angst bij de slachtoffers heeft veroorzaakt,
- de meedogenloze bejegening van met name het slachtoffer van het onder 4 primair bewezen verklaarde feit en het excessieve geweld dat daarbij is toegepast, en de schok die dat bij de toevallige voorbijgangers heeft veroorzaakt;
- het feit dat verdachte - zoals blijkt uit de telefoontaps - reeds diep in het criminele milieu was doorgedrongen;
- de jeugdige leeftijd van verdachte.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ten bezware van de verdachte er rekening mee gehouden dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, vervat in het dossier met het parketnummer 03/550756-05, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten:
22 september 2005, het Stationsplein, Maastricht, gemeente Maastricht,
wederspannigheid op heterdaad - meerdere ambtenaren;
22 september 2005, het Stationsplein, Maastricht, gemeente Maastricht,
als minderjarige voorhanden hebben van een wapen van categorie IV.
De redengeving van de op te leggen maatregel in het bijzonder
In vorenvermeld rapport d.d. 10 maart 2006 is drs. M.M.F. van Casteren tot het volgende advies gekomen - zakelijk weergegeven -:
7.[naam verdachte] vertoont de laatste drie jaar op school problematisch gedrag. Daarnaast lijkt hij tijdens de laatste vier maanden van 2005 in snel tempo afgegleden te zijn in antisociale richting. Zowel [naam verdachte] als zijn ouders lijken zich nauwelijks bewust van de ernst van de zaak en zijn geneigd alles te bagatelliseren, te ontkennen of de schuld bij anderen te leggen (externaliseren). Om verder afglijden in antisociale richting te voorkomen is meer nodig dan begeleiding door de jeugdreclassering. [naam verdachte] moet meer zelfstandig worden en leren om zijn eigen keuzes te maken en zich niet te laten beïnvloeden door anderen. Hij moet leren verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. Plaatsing in een instelling zoals Glen Mills, waar men vooral werkt met jongens die delicten in vereniging hebben gepleegd, lijkt een goede optie. Aangezien [naam verdachte] 17 jaar oud is en het programma van Glen Mills minimaal 18 maanden duurt, is een plaatsing met een civielrechtelijke maatregel niet meer mogelijk. Het is zeer wenselijk dat de behandeling in Glen Mills naadloos aansluit op de detentie/voorlopige hechtenis van [naam verdachte]. Als strafrechtelijk kader zijn er drie mogelijkheden: indien betrokkene op korte termijn op Glen Mills geplaatst kan worden, zou de zitting voor tenminste zes maanden aangehouden kunnen worden bij een schorsing voorlopige hechtenis met als bijzondere voorwaarde plaatsing op de Glen Mills School. Als er een opnamedatum bekend is, zou ook voor een gecombineerde jeugddetentie gekozen kunnen worden (onvoorwaardelijke detentie tot aan opname in Glen Mills en een voorwaardelijk strafdeel met Glen Mills als bijzondere voorwaarde). Mocht er pas op wat langere termijn plaats zijn in Glen Mills, dan wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen die in Glen Mills ten uitvoer gelegd kan worden.
Ten aanzien van verdachte is voorts door dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater, en vast beëdigd gerechtsdeskundige getracht een psychiatrisch onderzoek in te stellen naar de persoonlijkheid van verdachte. Genoemde psychiater heeft geen inhoudelijk advies kunnen uitbrengen, nu verdachte tot twee maal toe heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek.
De rechtbank overweegt dat verdachte voor vrijwel elke door hem begane misstap, de reden buiten zichzelf legt. Zo ook met betrekking tot het weglopen op 1 juni 2006. Voornoemd wegloopgedrag heeft duidelijk gemaakt dat verdachte niet in staat is om te gaan met (tijdelijke) vrijheden. De feiten die verdachte heeft gepleegd zijn ernstige feiten, waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven. De rechtbank overweegt dat het gezien verdachtes gedragsstoornis voor de bescherming van de veiligheid van anderen noodzakelijk is dat hij een intensieve behandeling krijgt in een gestructureerde setting om hem de kans te geven zich verder zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet behandeld wil worden en ook niet naar Glen Mills wil, zelfs niet in het kader van een voorwaardelijke oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Gelet op het beeld dat de school van verdachte schetst en gelet op het feit dat zijn ouders hem bij elke misstap de hand boven het hoofd houden, overweegt de rechtbank dat de behandeling van verdachte snel dient te starten, dat deze intensief en intramuraal dient te geschieden en dat de kans dat deze voortijdig wordt afgebroken dient te worden uitgesloten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet geplaatst dient te worden bij Glen Mills.
Gezien bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een inrichting dient te worden opgelegd, en wel onvoorwaardelijk.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 100,=. Het terzake de immateriële schade meer gevorderde zal dan ook worden afgewezen. Aan de verdachte zal voor bedoeld feit een straf worden opgelegd. De rechtbank komt daarmee tot de slotsom dat de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] kan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 100,=.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 352,15. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan deze benadeelde partij door dat bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 100,=. Het terzake de immateriële schade meer gevorderde zal dan ook worden afgewezen. Aan de verdachte zal voor bedoeld feit een straf worden opgelegd. De rechtbank komt daarmee tot de slotsom dat de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] kan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 452,15.
Nu de verdachte onder meer ter zake van de hiervoor in de zaak met onder 1 bewezen verklaard strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, zijnde de hierna genoemde benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit zijn toegebracht, heeft de rechtbank tot het meermalen opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77i, 77l, 77s, 77gg, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair en 6 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 3, 4 primair en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van TIEN MAANDEN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- legt op aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geldend voor de duur van twee jaren;
- adviseert deze maatregel ten uitvoer te leggen in de Rijksinrichting Den Hey-Acker te Vught, danwel in een andere Rijksinrichting;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 100,= (honderd euro);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 100,= (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voormeld bedrag van € 100,= heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 100,= heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 452,15 (vierhonderdtweeënvijftig euro en vijftien cent);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op nihil , alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 452,15 (vierhonderdtweeënvijftig euro en vijftien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1dag;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voormeld bedrag van € 452,15 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 452,15 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.A.M. van Uum, voorzitter, kinderrechter,
mr. W.E. Elzinga en mr. M.I. Jap-A-Joe Blagrove, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2006, zijnde mr. M.I. Jap-A-Joe Blagrove buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.