ECLI:NL:RBMAA:2006:AZ6276

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
157484 CV EXPL 04-2047
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.A.J. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor burn-out en depressieve klachten van werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 december 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. W.A. van Veen, vorderde een schadevergoeding van zijn werkgever, die werd vertegenwoordigd door mr. H.P.M. Stevelmans. De werknemer stelde dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden een burn-out met depressieve klachten had opgelopen, en dat de werkgever haar zorgplicht jegens hem niet was nagekomen. De rechtbank had eerder aan de werkgever een bewijsopdracht verstrekt om aan te tonen dat de werknemer geen burn-out had opgelopen door een schending van de zorgplicht.

De werkgever heeft echter geen getuigen laten horen en geen andere bewijsmiddelen ingebracht. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de werkgever aan haar zorgplicht had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de werkgever toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen op grond van artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, en dat zij aansprakelijk was voor de schade die de werknemer hierdoor had geleden.

De rechtbank kon echter niet de schade begroten, omdat de werknemer onvoldoende cijfermatige onderbouwing had gegeven en de werkgever deze betwistte. Daarom werd de vordering tot betaling van een voorschot van € 25.000,- op de schadevergoeding afgewezen. De rechtbank besloot dat de schade in een aparte schadestaatprocedure moest worden vastgesteld.

De rechtbank veroordeelde de werkgever tot vergoeding van de schade, zowel materieel als immaterieel, en stelde de proceskosten vast op € 3.847,92, waarvan een deel voor deskundigenkosten en een deel voor het salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
rolno: 04-2047
zaakno: 157484
typ: M.L.
coll:
Vonnis van de kantonrechter d.d. 13 december 2006
inzake
[Werknemer],
wonende te [Woonplaats werknemer],
eiser,
gemachtigde: mr. W.A. van Veen te Utrecht,
tegen
[Werkgever],
gevestigd en kantoorhoudende te [Vestigingsplaats werkgever],
gedaagde,
gemachtigde mr. H.P.M. Stevelmans te Nuth,
verschijnende bij P.M.F. Otten, gerechtsdeurwaarder.
VERDER PROCESVERLOOP:
Bij vonnis d.d. 23 augustus 2006 is aan [Werkgever] een bewijsopdracht verstrekt.
[Werkgever] heeft van het laten horen van getuigen afgezien en vervolgens heeft iedere partij een conclusie na tussenvonnis ingediend, waarvan de inhoud als hier herhaald geldt.
Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
MOTIVERING:
1. Aan [Werkgever] is te bewijzen opgedragen dat
- het onjuist is dat [Werknemer] in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij [Werkgever] door schending van de in voormeld tussenvonnis omschreven norm een burn-
out met depressieve klachten heeft opgelopen
- zij de op haar rustende zorgplicht jegens [Werknemer] is nagekomen.
Nu [Werkgever] geen getuigen heeft laten horen noch anderszins bewijsmiddelen heeft voorgebracht, is het opgedragen (tegen)bewijs is niet geleverd. Aldus is in rechte komen vast te staan dat [Werkgever] jegens [Werknemer] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de krachtens artikel 7: 658 lid 1 BW op haar rustende zorgplicht en op grond hiervan aansprakelijk is voor de hieruit voor hem voortvloeiende schade.
2. Krachtens artikel 612 Rv begroot de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, voor zover hem dit mogelijk is, de schade in het vonnis en spreekt hij bij gebreke hiervan een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat.
Gezien de nog summiere cijfermatige onderbouwing door [Werknemer] en de gemotiveerde betwisting daarvan door [Werkgever] zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor de begroting, ook bij wege van voorschot, van de materiële en immateriële schade, zodat de vordering tot veroordeling van [Werkgever] om aan [Werknemer] een voorschot daarop van € 25.000,- te betalen niet toewijsbaar is.
Nu [Werknemer] de mogelijkheid van door hem ten gevolge van voormelde tekortkoming van [Werkgever] geleden schade aannemelijk heeft gemaakt, behoort de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure te worden toegewezen. De door [Werkgever] bij het beloop van de schade geplaatste kanttekeningen kunnen in die procedure aan de orde komen; een verplichting om de zaak op dat punt in dit geding nader te onderzoeken heeft de rechter niet (HR RvdW 2006/681).
3. Een veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat leent zich niet voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
4. Hetgeen partijen nog verder hebben aangevoerd, leidt niet tot een andersluidend oordeel.
5. [Werkgever] dient als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
BESLISSING:
Veroordeelt [Werkgever] tot vergoeding van de door [Werknemer] ten gevolge van haar voormeld tekortschieten geleden schade, zowel materieel als immaterieel, nader op te maken bij staat;
Veroordeelt [Werkgever] in de aan de zijde van [Werknemer] gerezen proceskosten, welke worden begroot op € 3.847,92, waarvan € 1.462,14 kosten deskundige en € 2.200,- salaris gemachtigde;
Verklaart dit vonnis, wat laatstgenoemde veroordeling betreft, uitvoer bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. B.A.J. Broekman, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.