ECLI:NL:RBMAA:2006:AZ9771

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
212102 CV EXPL 06-111
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.G.A.M. Veugelers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezegging partnerpensioen en voorbehoud in pensioenreglement

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres en de Stichting Pensioenfonds ABP over de toekenning van een partnerpensioen. Eiseres had op basis van een brief van 21 september 1998, waarin een opgave van het te verwachten partnerpensioen werd gedaan, aanspraak gemaakt op dit pensioen na het overlijden van haar echtgenoot. Het ABP weigerde echter de aanspraak, stellende dat de brief op een vergissing berustte en onder een voorbehoud was geschreven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de brief niet als een bindende toezegging kan worden beschouwd, omdat deze duidelijk vermeldde dat de informatie onder voorbehoud werd verstrekt en dat er geen rechten aan ontleend konden worden. De rechter heeft de relevante bepalingen van het pensioenreglement in overweging genomen, waaruit blijkt dat er geen recht op partnerpensioen bestaat indien het huwelijk na de 65-jarige leeftijd van de gepensioneerde is gesloten. Eiseres voerde aan dat de voorbehouden in de brief niet uitsluiten dat er enige verwachting van een pensioen kan zijn, maar de rechter oordeelde dat de algemene voorbehouden in de brief ook van toepassing zijn op de situatie van eiseres. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en haar in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
rolno: 06-111
zaakno: 212102
typ: M.L.
coll:
Vonnis van de kantonrechter d.d. 21 juni 2006 bij vervroeging
inzake
[Naam eiseres],
wonende te [adres en woonplaats eiseres],
eiseres,
toevoegingsnummer, eigen bijdrage € 90,00, afgegeven d.d. 18 januari 2006,
gemachtigde mr. R.G. Riemersma te Leeuwarden,
tegen
de stichting Stichting Pensioenfonds ABP,
gevestigd te 6411 EJ Heerlen aan de Oude Lindestraat 70,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.H.A.M. Oelers te Heerlen,
verschijnende bij P.M.F. Otten, gerechtsdeurwaarder,
in het navolgende wordt gedaagde ook als ABP aangeduid.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Door partijen zijn de volgende processtukken ingediend c.q. proceshandelingen verricht:
-dagvaarding
-conclusie van antwoord
-conclusie van repliek
-conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bij vervroeging bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet, althans onvoldoende betwist het volgende vast.
Op verzoek van eiseres verstrekte het ABP aan de heer [naam], echtgenoot van eiseres bij brief van 21 september 1998 een opgave van te verwachten partnerpensioen ingeval van zijn vooroverlijden. Dat zou f. 35.287,34 bruto per jaar bedragen. Na het overlijden van [naam echtgenoot eiseres] op [overlijdensdatum], verzocht eiseres onder verwijzing naar die brief om een partnerpensioen. Het ABP deelde mede dat eiseres daarop geen aanspraak kon maken omdat de brief met de gestelde toezegging op een vergissing berustte en geschreven was onder duidelijke vermelding van voorbehoud.
[Naam echtgenoot eiseres], geboren op [geboortedatum], ontving vanaf 1 augustus 1973 een invaliditeitspensioen dat per 1 maart 1980 (bereiken 65-jarige leeftijd) werd omgezet in een ouderdomspensioen. [Naam echtgenoot eiseres] was vanaf [huwelijksdatum] gehuwd met [naam X], tot aan haar overlijden op [overlijdensdatum].
[Naam echtgenoot eiseres] trad op [huwelijksdatum] in het huwelijk met eiseres, met wie hij tot zijn overlijden gehuwd bleef.
Het geschil tussen partijen
Het ABP stelt zich op het standpunt dat eiseres op grond van het Pensioenreglement (verder te noemen: PR) nooit uitzicht op een partnerpensioen gehad had omdat [naam echtgenoot eiseres] na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar met eiseres in het huwelijk getreden was, te weten op 82-jarige leeftijd. De brief met de opgave van te verwachten partnerpensioen bevatte de clausule: “Deze inlichtingen worden onder alle voorbehoud verstrekt. Hierin wordt in geen enkel opzicht vooruitgelopen op een te zijner tijd te nemen beslissing. Die beslissing zal worden genomen aan de hand van alle van belang zijnde stukken en naar de dan geldende bepalingen en toepassing daarvan”. Op grond van dit algemene voorbehoud, kan de brief van 21 september 1998 niet als een toezegging aangemerkt worden, terwijl die gestelde toezegging ook in duidelijke strijd met de desbetreffende bepalingen van het PR is, aldus het ABP. En zij stelt ook niet de vrijheid te hebben van die duidelijke bepalingen af te wijken.
Eiseres stelt hieraan wel rechten te ontlenen en dat haar echtgenoot op grond van die brief destijds vele uitgaven gedaan had, zoals voor een verhuizing en giften aan kinderen. Zij vordert nakoming van de pensioentoezegging zoals die bij brief van 21 september 1998 is gedaan.
Zij heeft bezwaar en beroep bij de Commissie van Beroep van het ABP aangetekend, doch werd daar in het ongelijk gesteld.
BEOORDELING
1.Het ABP voert onder verwijzing naar de relevante bepalingen aan dat in gevallen als die van eiseres een huwelijk na de 65-jarige leeftijd van de gepensioneerde niet meer tot een partnerpensioen kan leiden.
Het ABP verwijst naar artikel 7.1a, eerste lid en tweede lid, aanhef en sub a, (oud) van het PR. Dit standpunt van het ABP is terecht. Ingevolge deze bepaling bestaat geen recht op partnerpensioen “a. indien de huwelijksvoltrekking, de registratie van het partnerschap of de aanmelding als partner heeft plaatsgevonden op of na de dag waarop de gepensioneerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt”. ( Het per 1 januari 2006 gewijzigde PR bevat in artikel 9.3 materieel eenzelfde bepaling.) Dit standpunt wordt als zodanig ook niet door eiseres betwist. Het geschil gaat over de nakoming van de gestelde toezegging per brief van 21 september 1998 en niet over de uitleg van het Pensioenreglement.
2.Het ABP maakt melding van het feit dat eiseres inmiddels het ABP aansprakelijk gesteld heeft voor de schade die zij stelt geleden te hebben als gevolg van “het terugkomen op de gedane pensioentoezegging”. Op het verzoek tot schadevergoe-ding heeft het ABP nog niet beslist. Deze aangelegenheid maakt dan ook thans geen onderdeel uit van het voorliggende geschil.
3.Het ABP herhaalt de door haar ingenomen stellingname ten tijde van de procedure voor de Commissie van Beroep, dat “..van een gerechtvaardigd vertrouwen pas kan worden gesproken indien uitdrukkelijk, ondubbelzijdig en ongeclausuleerd informatie is verstrekt met betrekking tot de hoogte van een pensioenaanspraak”. zulks onder verwijzing naar relevante jurisprudentie.
4.Eiseres voert aan dat in de brief van 21 september 1998 een voorbehoud gemaakt wordt, maar dat dit niet betekent dat er geen enkele verwachting meer van kan uit-gaan. Eventuele verandering in de hoogte van het bedrag komt voor rekening van eiseres, maar daarmee vervalt nog niet de erkenning van het recht op partnerpen-sioen. Daarnaast dient een algemeen voorbehoud voor eventuele beleids- en wetswijzigingen op te vangen of veranderingen in de omstandigheden. En daarvan is in casu geen sprake, aldus eiseres.
Ongetwijfeld ziet een voorbehoud zoals in casu gebezigd vooreerst op wijziging van wets- en beleidsregels, en wijziging in omstandigheden, naast aanpassing van tabellen door bijvoorbeeld indexering. Tot zover is het betoog van eiseres aanvaardbaar.
5.De clausule kan niettemin een verderstrekkende betekenis hebben. De bewoordingen verzetten zich daar niet tegen. Er staat immers “Deze inlichtingen worden onder alle voorbehoud verstrekt. Hierbij wordt in geen enkele opzicht vooruitgelopen op een te zijner tijd te nemen beslissing. Die beslissing zal worden genomen aan de hand van alle van belang zijnde stukken en naar de dan geldende bepalingen en toepassing daarvan.” Het voorbehoud is in heel stellige en algemene bewoordingen geformuleerd. Voor de uitleg van dit voorbehoud zal niet alleen naar de bewoordingen, maar ook naar de bepalingen en het systeem van het PR gekeken mogen (en moeten) worden. Zoals afzonderlijke bepalingen van het PR, naar analogie van de leer van de Hoge Raad over de uitleg van CAO-bepalingen, niet alleen naar de betekenis van de bewoordingen, maar ook in het licht van en in samenhang met het gehele pensioen-systeem, zoals neergelegd in het PR, uitgelegd dienen te worden, zal een standaard-clausule in brieven naar pensioengerechtigden of hun nabestaanden op overeenkom-stige wijze geïnterpreteerd dienen te worden. Het pensioensysteem is een dynamisch stelsel dat op grond van de resultaten van de overlegpartners en dwingende wetge-ving, steeds aan verandering onderhevig is. Een voorbehoud zal vooreerst daarop betrekking hebben. Maar een voorbehoud op strijd met de regeling als zodanig past eveneens heel goed in het kader van het pensioensysteem.
Het is tussen partijen niet in discussie dat voor nabestaanden zoals in casu geen pensioenrecht in het PR is opgenomen. Hier is dan ook sprake van een duidelijke vergissing in strijd met de bepalingen en het systeem van het PR. En dan kunnen de algemene bewoordingen van het voorbehoud ook voor die situatie van toepassing zijn en zijn dat ook.
6.Dat hier zelfs sprake zou zijn van strijd met een beginsel van algemene bekendheid, heeft het ABP onvoldoende onderbouwd om reeds op die grond nakoming van de gestelde toezegging te ontzeggen.
7.Eiseres heeft nog verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 19 augustus 1998 nr 96/6660, waarin de Centrale Raad een beroep op een voorbehoudclausule heeft verworpen. Het ABP heeft daartegen aangevoerd dat de Centrale Raad de overige omstandigheden in die casus, die in overeenstemming zijn met de voorliggende casus, wel golden.
Zoals in het voorgaande reeds overwogen dient de clausule niet louter op zich zelf geïnterpreteerd te worden maar in het licht van het systeem waarop het ziet en dat brengt met zich mee, zoals gezegd, dat die hier van toepassing is.
8.Op grond van het vorenstaande worden de vorderingen afgewezen en wordt eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld.
BESLISSING:
De kantonrechter,
wijst de vorderingen af
veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure aan de zijde van gedaagde gevallen en tot op heden begroot op:
salaris gemachtigde € 206,00.
Aldus gewezen door mr. drs. W.G.A.M. Veugelers, kantonrechter-plaatsvervanger en bij vervroeging uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.