2.Het geschil
2.1
Partijen hebben gedurende zeven jaren een affectieve relatie gehad. Uit die relatie is een dochter geboren, genaamd [E.]. [E.] is nu drieëneenhalf jaar oud.
Uit een andere relatie heeft [A.] nog twee dochters van 16 respectievelijk 14 jaren oud.
Na een paar korte breuken in de relatie, is deze eind maart 2006 definitief tot een einde gekomen.
2.2
[A.] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [L.] te verbieden zich te bevinden in of aan de [adres 1] alsmede het gebied omvattende de [adres 1], de [adres 2] en de [adres 3], alsmede om [L.] te verbieden telefonisch of persoonlijk contact met [A.] op te nemen of SMS- en/of e-mailberichten aan haar te sturen alsmede [L.] te verbieden om zich opzettelijk dichter dan 50 meter in de buurt van [A.] te bevinden, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per overtreding tot een maximum van € 50.000,--, met veroordeling van [L.] in de kosten van deze procedure.
2.3
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [A.] dat [L.] haar sinds de relatie definitief is verbroken is gaan lastig vallen. [L.] heeft haar ook bedreigd.
Zoals blijkt uit het overgelegde proces-verbaal heeft [A.] daarvan een eerste keer op 4 juni 2006 aangifte gedaan bij de Politie Regio Limburg Zuid. [A.] stelt aangifte te hebben gedaan uit vrees om door [L.] te worden mishandeld. [L.] heeft haar immers ook al enkele keren tijdens de relatie mishandeld.
Nadat de procureur van [A.] [L.] vervolgens schriftelijk heeft verzocht om zijn onrechtmatig handelen te staken en in die brief [L.] een bezoekregeling voor [E.] heeft voorgesteld, heeft [L.] zich een korte tijd rustig gehouden.
[A.] stelt dat zij op 3 december 2006 weer aangifte bij de Politie Regio Limburg Zuid heeft gedaan. Nadat [L.] haar in de laatste weken van november een aantal malen telefonisch en via sms-berichten had lastiggevallen en had bedreigd, stond hij op 2 december 2006, na haar die dag ook al enkele keren telefonisch te hebben lastig gevallen, rond 21.10 uur bij haar voor de deur en heeft hij aangebeld. Omdat [A.] die avond visite verwachtte heeft zij de deur geopend. [L.] heeft haar toen zonder iets te zeggen bij de keel gegrepen en in het gezicht geslagen en aan de haren getrokken. Daarbij heeft hij bovendien 2 gouden kettingen die [A.] droeg, kapot getrokken.
[A.] heeft op 11 december 2006 wederom aangifte moeten doen van het feit dat [L.] haar op 10 december 2006 heeft lastig gevallen en heeft bedreigd, toen zij met dochter [E.] op Winterland in [M.] was. Hierbij heeft zij in het proces-verbaal tevens laten optekenen dat [L.] op donderdagavond 7 december 2006 in stromende regen voor haar woning heeft staan posten. Hij heeft toen gezien dat [A.] visite had en hij heeft op zeker moment [A.] telefonisch bevolen dat de gasten de woning dienden te verlaten.
[A.] voert aan dat door deze manier van handelen en optreden zij zich een gevangene in haar eigen woning is gaan voelen. Zij stelt dat hieraan een einde moet komen. [L.] moet inzien dat de relatie ten einde is en dat hij haar met rust dient te laten. [A.] is van mening dat, nu de relatie met hem is beëindigd, het [L.] niets aangaat hoe zij haar leven inkleedt, of zij wel of niet uitgaat en met wie zij verkeert. Nu hij de verbreking van de relatie niet kan verkroppen, dient hem via de op te leggen verboden duidelijk te worden dat hij [A.] met rust moet laten.
2.4
[L.] heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd.