RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703244-06
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2006 en 17 januari 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 te Sittard.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 mei 2006 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop en/of een aantal gsm's en/of een horloge en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- hij, verdachte, en/of zijn mededader gewapend de woning, gelegen aan de [J. weg], is/zijn binnen gegaan en/of
- (een) wapen(s) op die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij de woorden heeft/hebben toegvoegd:"Geld of ik schiet", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- onder bedreiging met dat/die wapen(s) voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 4], heeft/hebben bevolen achter een bank plaats te nemen en/of
- die [naam slachtoffer 3] de woorden heeft/hebben toegevoegd:"Kom hier of ik schiet je kapot", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- dat/die wapen(s) op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of daarbij de woorden toegvoegd:"Jij weet waar het geld is" en/of "jij komt mee", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2006 in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Heerlen een wapen van categorie III onder 1, te weten een gaspistool (merk IWG, model American, kaliber 9mm P.A. Knall, serienummer 14744), en/of munitie van categorie III, te weten een knalpatroon (kaliber 9mm P.A. Knall, bodemstempel G.F.L. 9mm P.A. Knall), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dienaangaande, dat door [naam vader verdachte], zijnde de vader van de verdachte en eveneens woonachtig aan het adres waar het wapen en bijhorende munitie is aangetroffen, is verklaard dat het wapen hem in eigendom toebehoorde, hij het enkel gebruikte voor het africhten van honden en het in de kelder bewaarde in de binnenzak van een oude leren jas. Tijdens de doorzoeking is het wapen door de politie op die plek aangetroffen. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte bedoeld wapen en munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 mei 2006 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop en een aantal gsm's en een horloge en een tas, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- hij, verdachte, en zijn mededader gewapend de woning, gelegen aan de [J. weg], zijn binnen gegaan en
- wapens op die [naam slachtoffer 1] hebben gericht en gericht gehouden en daarbij de woorden hebben toegvoegd:"Geld of ik schiet", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
- onder bedreiging met die wapens voornoemde [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 4], hebben bevolen achter een bank plaats te nemen en
- die [naam slachtoffer 3] de woorden hebben toegevoegd:"Kom hier of ik schiet je kapot", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en
- een wapen op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] hebben gezet en daarbij de woorden toegvoegd:"Jij weet waar het geld is" en/of "jij komt mee", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De medeverdachte [naam medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op de avond van de overval en op een tijdstip gelegen vóór de overval bij het winkeltje van [naam winkeleigenaar] is geweest voor het afleveren van de wapens die later bij de overval gebruikt zouden worden. Bij het winkeltje trof [naam medeverdachte] ondermeer een blanke man en een man van Antilliaanse afkomst aan. [naam medeverdachte] heeft verder verklaard dat hij dezelfde blanke man en Antilliaan op een tijdstip gelegen kort na de overval heeft opgehaald bij het stadion van de voetbalclub Fortuna Sittard te Sittard.
Op een vraag van de voorzitter van de rechtbank heeft genoemde [naam winkeleigenaar] als getuige ter terechtzitting geantwoord dat in de avonduren, naast de medeverdachte [naam medeverdachte], de verdachte [naam verdachte] aanwezig was bij zijn winkeltje. De getuige heeft tevens desgevraagd verklaard dat hij de verdachte [naam verdachte] ter terechtzitting herkende.
Uit de stukken valt op te maken dat het bij de overval gestolen gsm toestel met imeicode [code] al op 18 mei 2006 te 02:47:20 uur in gebruik was. In het toestel bevond zich op dat moment de simkaart met het nummer [06-nummer]. Uit analyse blijkt dat op
17 mei 2006 te 22:24:31 uur vanuit de gsm van [naam medeverdachte] een signaal is uitgegaan naar de gsm met het hiervoor genoemde simkaart nummer. De gsm van [naam medeverdachte] bevindt zich dan hemelsbreed ongeveer driehonderd meter van de plaats delict. Bij de analyse van de printgegevens van de gsm met het nummer [06-nummer] blijkt dat op dat moment deze gsm zich eveneens nagenoeg bevindt op de plaats delict.
Op 12 juni 2006 is er gestart met het tappen op de imeicode [code] van de gestolen gsm. In een van de gesprekken noemt de gebruiker zich [naam verdachte].
De rechtbank heeft vastgesteld dat met het simkaart nummer [06-nummer] zowel vóór als na de overval een dusdanig aantal overeenstemmende telefoonnummers zijn gebeld, dat naar het oordeel van de rechtbank hieruit valt af te leiden dat deze gesprekken zijn gevoerd door steeds dezelfde persoon (pagina 703 van de doornummering). Zowel vóór de overval (op 17 mei 2006 bijvoorbeeld om 18:31 uur, 19:12 uur en om 19:48 uur), als na de overval (op 18 mei 2006 om 2:48:28 uur) is gebeld met [naam ex-vriendin verdachte], zijnde de (toenmalige) vriendin van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 24 oktober 2006 desgevraagd verklaard dat hij in de nacht van 17 mei 2006 op 18 mei 2006 sliep bij zijn vriendin ([naam ex-vriendin verdachte]). Gelet op het hiervoor aangehaalde telefoongesprek (om 2:48:28 uur) hecht de rechtbank geen waarde aan deze verklaring. Het gevoerde telefoongesprek is slechts verklaarbaar wanneer de verdachte niet thuis was.
Door de medeverdachte [naam medeverdachte] is voorts tegenover de politie verklaard dat hij [naam verdachte] altijd belt op een nummer eindigende op [...].
Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet alleen de blanke man is waarover [naam medeverdachte] heeft verklaard, maar ook dat de verdachte [naam verdachte] zowel vóór als na de overval de gebruiker was van het nummer [06-nummer].
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit en moet worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte terzake van het ten laste gelegde onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft terzake van het ten laste gelegde onder 1 en 2 gepleit voor vrijspraak.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
-de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
-de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake vermogensdelicten is veroordeeld;
-het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. Deze voorwerpen zullen, niettegenstaande dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, aan het verkeer worden onttrokken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank immers vastgesteld dat door een ander dan de verdachte een strafbaar feit is gepleegd.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de bij de beslissing nader te noemen en op de beslaglijst onder nummer 9 voorkomende trui.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen is thans niet duidelijk wie daarop rechthebbende is. Derhalve zal de rechtbank de bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5], zich terzake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] door het hiervoor primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot de door hen – telkens – terzake van immateriële schade gevorderde bedragen van respectievelijk € 1.750,--, € 2.250,--, € 1.750,--, € 2.000,-- en € 1.750,-- en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zullen deze vorderingen geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte terzake van het hiervoor primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de hiervoor genoemde benadeelde partijen [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregelen besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 24c, 36b, 36f, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
-verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
-veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DRIE jaren;
-beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomene, te weten:
nr. 15 munitie, een pot met een groot aantal kleine kogeltjes, kleur zilver;
nr. 16 een pistool, kleur zilver, IWG American, caliber 9mm p.a. knall;
-gelast de teruggave aan de verdachte voornoemd van het inbeslaggenomene, te weten:
nr. 9 een trui, kleur zwart, G Star, met opschrift gsrd met capuchon;
-gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomene, te weten:
nr. 8 een gsm, kleur zwart, Sony Ericsson V 800;
nr. 13 een gsm, kleur zilver, Nokis 6103;
nr. 19 een fototoestel Olympus Xd picture card 256 Mb;
nr. 20 een foto, Sandisk 64 Mb, picture card;
-veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], Janskamperweg 20, 6133 XL Sittard, te betalen terzake van immateriële schade een bedrag van € 1.750,-- (duizendzevenhonderdvijftig euro);
-veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
-legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] voornoemd aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
-bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
-veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [J-weg], te betalen terzake van immateriële schade een bedrag van € 2.250,-- (tweeduizendtweehonderdvijftig euro);
-veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
-legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2] voornoemd aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
-bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
-veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3], [J-weg], te betalen terzake van immateriële schade een bedrag van € 1.750,-- (duizendzevenhonderdvijftig euro);
-veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
-legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 3] voornoemd aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
-bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
-veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4], [J-straat], te betalen terzake van immateriële schade een bedrag van € 2.000,-- (tweeduizend euro);
-veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
-legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 4] voornoemd aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
-bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
-veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5], [J-weg], te betalen terzake van immateriële schade een bedrag van € 1.750,-- (duizendzevenhonderdvijftig euro);
-veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
-legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 5] voornoemd aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
-bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. I. Wijnands en mr. Th.J.M. Oostdijk, rechters, in tegenwoordigheid van L. Schoutese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2007, zijnde mr. Th.J.M. Oostdijk buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703244-06
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare terechtzitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 31 januari 2007 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 te Sittard.
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. Hij heeft ter terechtzitting afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat/advocate te Maastricht.