ECLI:NL:RBMAA:2007:AZ9224

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
214858 CV EXPL 06-424
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.P.G. Houterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van huurovereenkomsten en volkenrechtelijke immuniteit

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Maastricht op 7 februari 2007, stond de vraag centraal of de Nederlandse rechter bevoegd was om kennis te nemen van een vordering tot nakoming van huurovereenkomsten door eisers, bestaande uit een natuurlijke persoon en twee besloten vennootschappen, tegen de Verenigde Staten van Amerika. De eisers stelden dat de VS onterecht de huurovereenkomsten had opgezegd en vorderden nakoming. De VS voerden aan dat zij zich konden beroepen op volkenrechtelijke immuniteit, wat zou betekenen dat de Nederlandse rechter niet bevoegd zou zijn om hen te dwingen tot nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter verwierp dit beroep op onbevoegdheid, oordelend dat een huurovereenkomst niet valt onder de typische overheidstaken waarvoor immuniteit kan worden ingeroepen. De kantonrechter stelde dat de immuniteit van jurisdictie enkel geldt voor handelingen die als typische overheidstaken kunnen worden gekwalificeerd, en dat het sluiten van huurovereenkomsten daar niet onder valt. De kantonrechter oordeelde verder dat er geen goede grond was voor een onderscheid tussen nakoming en schadevergoeding, en verwierp de vorderingen van de VS tot onbevoegdverklaring. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting voor conclusie van repliek aan de zijde van de eisers. De kosten van het incident werden toegewezen aan de VS, die als in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt. Hoger beroep werd toegestaan conform het verzoek van de VS.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Vonnis: 7 februari 2007
Zaaknummer: 214858 / CV EXPL 06-424
de kantonrechter heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
1.[Naam eiser sub 1],
wonende te [woonplaats eiser sub 1],
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Naam eiseres sub 2],
gevestigd te [Vestigingsplaats],
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Naam eiseres sub 3],
gevestigd te [Vestigingsplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
gemachtigde mr. P.W.F. Kostons,
rolgemachtigde J.M.H. Beurskens, gerechtsdeurwaarder te Maastricht;
tegen
De Verenigde Staten Van Amerika,
zetelende te [Naam plaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
gemachtigde mr. L. Böhmer.
1 Het verloop van de procedure
Eisers in de hoofdzaak, tevens verweerders in het incident, verder gezamenlijk te noemen "[Naam eisers sub 1+2+3]", hebben gedaagde in de hoofdzaak, tevens eiseres in het incident, verder te noemen "de VS", onder betekening van achttien producties gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter te Maastricht.
De VS hebben daarop incidenteel geconcludeerd tot onbevoegdheid en vervolgens geantwoord in de hoofdzaak. Bij deze conclusie zijn vijf producties overgelegd.
[Naam eisers sub 1+2+3] hebben daarna onder overlegging van vijf producties geconcludeerd voor antwoord in het bevoegdheidsincident.
Tenslotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden.
2 Het geschil
In de hoofdzaak:
2.1 Voor de beschrijving van het geschil, de vordering en het daartegen gevoerde verweer volstaat de kantonrechter er thans grotendeels mee te verwijzen naar de door partijen genomen conclusies.
Het betreft hier - kort gezegd - een geschil betrekkelijk tot diverse huurovereenkomsten, waarbij partijen erover twisten of de VS deze overeenkomsten al dan niet terecht hebben opgezegd.
In het incident:
2.2 De VS stellen dat de kantonrechter onbevoegd is om van de door [Naam eisers sub 1+2+3] ingestelde primaire vorderingen kennis te nemen. Daartoe voeren zij aan dat het (ongeschreven) volkenrecht niet zou toestaan "dat de Nederlandse rechter een souvereine staat dwingt tot nakoming van een overeenkomst die die Staat, terecht of niet, heeft opgezegd". Het gevolg daarvan is dat [Naam eisers sub 1+2+3] wel (subsidiar) schadevergoeding kunnen vorderen, maar geen nakoming, terwijl een veroordeling tot nakoming evenmin executabel is, aldus de V.S. (zie inc. concl. sub 5-11).
2.3 Voorts beroepen de V.S. zich op de relatieve onbevoegdheid van de kantonrechter te Maastricht om van de vordering kennis te nemen die is ingesteld door eiseres sub 3 met betrekking tot een aantal panden te Heerlen (dagv. punt 5 sub c). De zaak dient in de optiek van de V.S. op dat onderdeel te worden verwezen naar de kantonrechter te Heerlen.
2.4 Op grond van het vorenstaande vorderen de V.S. dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van de primaire vorderingen, alsmede dat de zaak voor zover het de vordering van eiseres sub 3 ter zake van de panden in Heerlen betreft, na onbevoegdverklaring zal worden verwezen naar de kantonrechter te Heerlen.
2.5 [Naam eisers sub 1+2+3] hebben de vorderingen in het incident gemotiveerd betwist.
3 De beoordeling
In het incident:
3.1 De kantonrechter kan de zienswijze van de V.S. zoals onder 2.2 verwoord niet delen. In de situatie dat een vreemde staat in beginsel op voet van gelijkheid met andere rechtssubjecten deelneemt aan het privaatrechtelijk rechtsverkeer, valt niet in te zien dat aan de contractuele wederpartij van die vreemde staat een vordering tot nakoming zou dienen te worden onthouden op grond van enig beginsel van ongeschreven volkenrecht. Terecht hebben [Naam eisers sub 1+2+3] aangevoerd dat immuniteit van jurisdictie naar thans wordt aangenomen slechts geldt voor (rechts)handelingen die als typische overheidstaken kunnen worden gekwalificeerd, hetgeen evident niet het geval is waar het gaat om het sluiten van huurovereenkomsten. Qua aard betreft het hier een commerciële activiteit, waaraan niet afdoet dat het doel daarvan - huisvesting van militair personeel in verband met militaire taken in Europa - wel strekt tot vervulling van een overheidstaak. Weliswaar stellen de V.S. zich op het standpunt dat de door hen bepleite immuniteit onverlet laat dat een vordering tot schadevergoeding kan worden ingesteld, maar voor het door de V.S. kennelijk voorgestane onderscheid tussen nakoming en schadevergoeding acht de kantonrechter geen goede grond aanwezig. Voor het overige wordt verwezen naar de incidentele antwoordconclusie van [Naam eisers sub 1+2+3] sub vier tot en met veertien, waarmee de kantonrechter zich kan verenigen.
3.2 In beginsel hebben de V.S. het gelijk aan hun zijde waar zij stellen dat de vordering van eiseres sub 3 naar de kantonrechter te Heerlen zou dienen te worden verwezen. In het onderhavige geval evenwel zijn er goede redenen om daarvan af te wijken. [Naam eisers sub 1+2+3] hebben dat in hun incidentele antwoordconclusie onder de punten 15 t/m 27 dusdanig treffend verwoord, dat de kantonrechter dit overneemt en ermee volstaat daarnaar te verwijzen.
3.3 Het vorenstaande leidt tot afwijzing van de incidentele vorderingen tot onbevoegdverklaring en verwijzing. Als in het ongelijk gestelde partij worden de V.S. verwezen in de kosten van het incident. Vanwege het hierna overwogene wordt de kostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4 In verband met de principiële aard van deze beslissingen zal, conform het verzoek van de V.S. en de reactie daarop van [Naam eisers sub 1+2+3], hoger beroep hiervan worden toegestaan.
In de hoofdzaak:
3.5 Gezien de verweren van de V.S. in hun antwoord ten principale acht de kantonrechter termen aanwezig om de hoofdzaak te verwijzen naar de na te melden rolzitting voor conclusie van repliek aan de zijde van [Naam eisers sub 1+2+3]
3.6 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
In het incident:
wijst de vorderingen tot onbevoegdverklaring en verwijzing af;
veroordeelt de V.S. in de kosten van het incident aan de zijde van [Naam eisers sub 1+2+3] gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op € 400,- voor salaris gemachtigde;
staat partijen ingevolge het bepaalde in artikel 337, lid 2 Rv toe van dit vonnis in hoger beroep te gaan.
In de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 7 maart 2007 voor conclusie van repliek aan de zijde van [Naam eisers sub 1+2+3];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.G. Houterman, kantonrechter, en in het openbaar uitgespro-ken in tegenwoordigheid van de griffier.
MC