ECLI:NL:RBMAA:2007:BA4875
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontheffing van veroordeling getuige en geschil over verschoningsrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 9 mei 2007 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, vertegenwoordigd door procureur mr. J.J.M. Goltstein, heeft verzet aangetekend tegen een eerdere beschikking van 6 juni 2006, waarin zij was veroordeeld tot betaling van vergeefs aangewende kosten. De opposante stelde dat zij onterecht was gedwongen om als getuige te verschijnen en dat haar verschoningsrecht, zoals vastgelegd in artikel 165 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet was gerespecteerd. De geopposeerde, vertegenwoordigd door procureur mr. G.A.M.F. Spera, heeft de vordering van de opposante betwist en aangevoerd dat de wet geen mogelijkheid biedt om tegen de kostenveroordeling in verzet te komen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de wet niet voorziet in een procedure voor het aanvechten van een veroordeling tot betaling van vergeefs aangewende kosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de opposante niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar verschoningsrecht is geschonden. De rechtbank heeft de stelling van de geopposeerde verworpen dat de opposante niet ontvankelijk zou zijn in haar verzet, en heeft geconcludeerd dat de opposante de mogelijkheid had om haar verschoningsrecht te doen gelden tijdens de terechtzitting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, de eerdere beschikking bekrachtigd en de opposante veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op hoor en wederhoor in het procesrecht, en bevestigt dat getuigen verplicht zijn om te verschijnen, tenzij zij een geldig beroep op hun verschoningsrecht doen.