ECLI:NL:RBMAA:2007:BA5167

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/095025-02
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen medeplegen van opzetheling na vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

Op 30 januari 2006 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzetheling en valsheid in geschrifte. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte creditcardmaatschappijen had bewogen tot afgifte van geld of het aangaan van een schuld. Evenmin werd bewezen dat hij een geschrift valselijk had opgemaakt of opzettelijk voordeel had getrokken uit door misdrijf verkregen goederen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan meermalen medeplegen van opzetheling. De rechtbank overwoog dat de herkenning van de verdachte tijdens fotoconfrontaties niet leidde tot bewijs van de tenlastegelegde feiten, omdat de verklaringen van getuigen niet in een tijdvak konden worden geplaatst. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de gevorderde straf te hoog was, mede door overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn niet was geschonden, maar hield bij de straftoemeting rekening met het tijdsverloop. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De benadeelde partij, International Card Services B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte voor de meeste feiten werd vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/095025-02
Datum uitspraak: 30 januari 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
verdachte verklaart ter terechtzitting woonachtig te zijn aan de [adres verdachte]
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van september 2001 tot en met 25 juni 2002 in de gemeente Maastricht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Interpay Nederland BV en/of VSB International BV/Visa Card Services, althans een rechtmatige kaarthouder, (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of tot het aangaan van een schuld, hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - vals en/of listig en/of bedrieglijk een niet op naam van verdachte en/of zijn mededader(s) staande of niet door de echte of rechtmatige kaarthouder ontvangen creditcard en/of Eurocard/MasterCard als betaalmiddel gebruikt en/of zich voorgedaan als acceptant (of ontvanger) van een door Interpay Eurocard BV en/of VSB International BV/Visa Card Services aan een rechtmatige kaarthouder af- of uitgegeven creditcard en/of Eurocard/MasterCard, waardoor Interpay Eurocard Nederland BV en/of VSB International BV/Visa Card Services, althans een rechtmatige kaarthouder, (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of aangaan van een schuld;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2001 tot en met 25 juni 2002 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer transactiebon(nen) en/of sales-slip(s) en/of verkoopwissel(s) (van tankstation Gulf Demarol B.V.), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een valse handtekening op die transactiebon(nen) en/of sales-slip(s) en/of verkoopwissel(s) geplaatst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks september 2001 tot en met 25 juni 2002 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen creditcard(s) en/of Eurocard/Mastercard(s), immers heeft verdachte toen daar opzettelijk geld en/of sigaretten en/of opwaardeerkaarten en/of benzine aangenomen, zijnde die/dat goed(eren), zoals verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), (een gedeelte van) de opbrengst van de acceptatie van de transactie(s) met die/dat door misdrijf verkregen creditcard(s) en/of Eurocard/Mastercard(s) door Gulf Demarol B.V.;
2.
hij in of omstreeks de periode van september 2001 tot en met 2 juli 2002 in de gemeente Maastricht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een aantal creditcards en/of Eurocard/Mastercards heeft verworven of voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die creditcards en/of Eurocard/Mastercards wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 2 juli 2002 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, een of meer rijbewijzen en/of paspoorten en/of bankpassen en/of giropassen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat rijbewijzen en/of paspoorten en/of bankpassen en/of giropassen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 3 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat verdachte Interpay Nederland BV en/of VSB International BV/Visa Card Services, heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of tot het aangaan van een schuld.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gehouden fotoconfrontaties dat ook de herkenning van verdachte er niet toe leidt dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd, nu de toelichting van de getuigen dat verdachte betrokken was bij de pinpasfraude niet in een tijdvak kan worden geplaatst.
Evenmin kan uit de stukken worden vastgesteld dat verdachte een geschrift valselijk heeft opgemaakt (1 subsidiair) dan wel dat verdachte opzettelijk uit de opbrengst van door misdrijf verkregen goederen voordeel heeft getrokken (1 meer subsidiair).
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde kan niet bewezen worden dat verdachte binnen het tenlastegelegde tijdvak de genoemde goederen voorhanden kreeg en daarenboven kan ook niet bewezen worden dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van september 2001 tot en met 2 juli 2002 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een aantal creditcards en Mastercards voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van die creditcards en Mastercards wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 2:
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder feit 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde bepleit en geconcludeerd dat om die reden geen straf dient te worden opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte en de omstandigheden waarin verdachte verkeert, zodat de gevorderde straf te hoog is. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat in verband met de overschrijding van de redelijke termijn een lagere straf dan gevorderd dient te worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het recht op een openbare behandeling binnen een redelijk termijn hier niet geschonden. De termijn gedurende welke verdachte onder de dreiging van een strafvervolging heeft doorgebracht is weliswaar aan te merken als onwenselijk lang, maar noch in zijn geheel noch in zijn afzonderlijke onderdelen als onredelijk lang.
Bij dit oordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Ofschoon de redelijke termijn niet geschonden is, zal de rechtbank bij de straftoemeting enigszins in het voordeel van verdachte rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij International Card Services B.V., Wisselwerking 32, 1112 XP te Diemen zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Gelet op de omstandigheid de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij International Card Services B.V. niet in haar vordering worden ontvangen.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 40 uren;
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast;
- beveelt dat de opgelegde taakstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;
- verklaart de benadeelde partij International Card Services B.V., Wisselwerking 32, 1112 XP Diemen, in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij International Card Services B.V.,in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.N.F. Sleddens en mr. P.H.J. Diederen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2006, zijnde mr. P.H.J. Diederen buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.