ECLI:NL:RBMAA:2007:BB7685

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700273-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Achteruitrijden met personenauto op terras niet gekwalificeerd als roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 mei 2007 in Maastricht met zijn personenauto achteruit over een terras reed, waarbij meerdere personen gewond raakten. De verdachte had alcohol genuttigd en was in de veronderstelling dat hij vooruit zou rijden, maar door een fout in de bediening van de automatische versnelling kwam de auto in de achteruitversnelling terecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen sprake was van roekeloos rijgedrag, maar van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, en de verdachte de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door het ongeval. De rechtbank heeft de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was komen vast te staan dat zij schade hadden geleden door het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Sector Strafrecht RECHTBANK MAASTRICHT
Parketnummer: 03/700273-07
Datum uitspraak: 13 november 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte]
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 mei 2007 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 3] en/of een of meer (andere) mensen welke zich op of in de nabijheid van een aan de graanmarkt gelegen terras van Cafe Bonne Femme bevond(en), van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem bestuurde personenauto met hoge snelheid op genoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of die andere bezoeker(s) van dat terras is ingereden en/of met die door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid tegen die perso(o)n(en) is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 06 mei 2007 in de gemeente Maastricht aan een persoon genaamd
[naam slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken schouder en/of een aantal gebroken ribben) en/of aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken enkel) en/of aan een persoon, genaamd [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (twee gebroken benen), heeft toegebracht, door met dat opzet met een door hem bestuurde personenauto met hoge snelheid op genoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] in te rijden en/of met die door hem, verdachte, bestuurde
personenauto met hoge snelheid tegen die perso(o)n(en) aan te rijden;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 06 mei 2007, in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg(en),
Graanmarkt en/of Het Bat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig en/of onoplettend was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, na gebruik van alcoholhoudende drank na daarmede op de weg, het Bat, te hebben stilgestaan, met hoge snelheid in elk geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse achteruit is gereden en/of
(vervolgens) tegen een zich op de rijbaan van die weg bevindende voetganger is aangereden en/of gebotst en/of
(vervolgens) het langs/naast die weg gelegen trottoir is opgereden en/of
aldaar in botsing althans aanrijding is gekomen met een markeringspaal en/of
(vervolgens) achteruit het op de hoek van het Bat en de Graanmarkt gelegen terras van perceel Graanmarkt 1 (café Bonne Femme) is opgereden en/of
(vervolgens) tegen een aan de achterzijde van dat terras staande stenen muur is gebotst, althans is aangereden en/of
(vervolgens) weer vooruit over dat terras is gereden en/of
(vervolgens) voor die eerder genoemde markeringspaal tot stilstand is gekomen, waardoor althans mede waardoor op voornoemd terras een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes motorrijtuig (personenauto) en meerdere op dat terras geplaatste stoelen en/of tafels en/of
die zich op vorenbedoeld terras zittende, althans zich bevindende, voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3],
zulks terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
A)
hij op of omstreeks 6 mei 2007, in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, geconstateerde hoeveelheid 575 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
B)
hij op of omstreeks 6 mei 2007, in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede op de weg, het Bat, zo onvoorzichtig of onoplettend en/althans zo onoordeelkundig en/althans op zodanige wijze achteruit is gereden naar, althans in de richting van, het op de hoek van het Bat en de Graanmarkt gelegen perceel Graanmarkt 1 (café Bonne Femme), dat hij tegen een zich op de Graanmarkt bevindende voetganger is gebotst, althans aangereden en/of
het op die hoek gelegen terras, behorende bij voornoemd perceel, is opgereden en/of
(vervolgens) op dat terras tegen een of meer zich aldaar bevindende personen en/of stoelen en/of tafels is gebotst, althans is aangereden,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, (telkens) gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt en/of (telkens) het verkeer op die weg werd gehinderd althans (telkens) kon worden gehinderd;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen onder 1 meer
subsidiair alsmede onder 1 meest subsidiair A) en B) worden, voorzover daaraan
in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis
te zijn gebezigd.
Verbeterde taal- of schrijffouten
Tengevolge van kennelijke taal- of schrijffouten staat in de dagvaarding:
- in het primair ten laste gelegde vermeld “Cafe Bonne Femme” in plaats van “café La Bonne Femme”,
- in het meer subsidiair alsmede in het meest subsidiair onder B) ten laste gelegde telkens vermeld “(café Bonne Femme)” in plaats van (café La Bonne Femme).
De rechtbank herstelt deze fouten, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
De vrijspraak
De rechtbank acht – zoals door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan telkens worden vrijgesproken.
De rechtbank acht met name niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is voorts geen sprake van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is immers slechts dan aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg kan intreden. Het zal daarbij moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 mei 2007 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg Het Bat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke bovenbedoelde gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was en hieruit heeft bestaan dat hij, verdachte, na gebruik van alcoholhoudende drank, na daarmede op de weg het Bat te hebben stilgestaan, met hoge snelheid in elk geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse achteruit is gereden en vervolgens tegen een zich op de rijbaan van die weg bevindende voetganger is aangereden en vervolgens het naast die weg gelegen trottoir is opgereden en aldaar in botsing is gekomen met een markeringspaal en vervolgens achteruit het op de hoek van de wegen Het Bat en Graanmarkt gelegen terras van perceel Graanmarkt 1 (café La Bonne Femme) is opgereden en vervolgens tegen een aan de achterzijde van dat terras staande stenen muur is gebotst en vervolgens weer vooruit over dat terras is gereden en vervolgens voor die eerder genoemde markeringspaal tot stilstand is gekomen, waardoor op voornoemd terras een botsing en/of overrijding is ontstaan tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) en meerdere op dat terras geplaatste stoelen en tafels en die zich op vorenbedoeld terras zittende, althans zich bevindende, voornoemde
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3], zulks terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onderhavige feit onder invloed van teveel alcoholhoudende drank heeft gepleegd. De rechtbank acht niet bewezen dat de gedraging van verdachte roekeloos was. Verdachte wilde, nadat hij de onderhavige personenauto, voorzien van een automatische versnelling, tot stilstand had gebracht en een voorbijganger de weg had gevraagd, zijn weg vooruitrijdend vervolgen. Verdachte, die een auto met handmatige versnellingen gewend was te besturen, duwde daartoe de versnellingspook van de auto vanuit de “N”-stand” (neutraal) naar voren. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bij de onderhavige auto, vanuit de “N”-stand, de versnellingspook naar achteren moet worden bewogen om vooruit te rijden. Wanneer de versnellingspook naar voren wordt bewogen, komt de versnellingspook in de “R”-stand (reverse/achteruit) terecht.
Nadat verdachte gas had gegeven om (vooruit) weg te rijden reed de onderhavige auto voor verdachte onverwacht achteruit. Vervolgens vonden de gebeurtenissen plaats als omschreven in de bewezenverklaring.
De rechtbank kwalificeert de gedraging van verdachte, als hierboven omschreven, niet als roekeloos maar als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Het feit dat verdachte, kennelijk in paniek, na het achteruitrijden ook nog enige meters vooruit reed, doet aan het vorenstaande niet af, temeer daar verdachte heeft verklaard slechts enkele malen in deze auto (met automatische versnelling) te hebben gereden.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt.
(meer subsidiair:)
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht,
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar, alsmede
- verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen personenauto en de daarbij behorende kentekenbewijzen.
De officier van justitie heeft zijn vordering gebaseerd op zijn oordeel dat verdachte na alcoholgebruik niet slechts onoplettend heeft gereden, maar dat hij ook roekeloos heeft gereden, hetgeen heeft geresulteerd in zwaar lichamelijk letsel voor meerdere personen.
De raadsman heeft vrijspraak van verdachte bepleit voor het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ter zake van het meest subsidiair ten laste legde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft, betreffende de strafoplegging, primair gepleit tot oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en wel van een kortere duur als door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft subsidiair verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een taakstraf op te leggen, welke taakstraf in overleg met de Nederlandse reclassering in Frankrijk uitgevoerd kan worden. Verdachte is bereid, zonodig in Nederland, een taakstraf te verrichten. De raadsman heeft zich betreffende de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft betreffende de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto en de bijbehorende kentekenbewijzen, gepleit primair tot teruggave daarvan aan de eigenaar mevrouw Mercier en subsidiair tot toepassing van het in artikel 33c van het Wetboek van Strafrecht bepaalde, in die zin dat de opbrengst van deze personenauto aan de slachtoffers toegekend kan worden, ter vergoeding van de door de slachtoffers geleden schade.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de mate waarin het bewezenverklaarde aan met name [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;
- de mate waarin het bewezenverklaarde aan het cafébedrijf [naam benadeelde 1] schade teweeg heeft gebracht;
- de maatschappelijke onrust die tengevolge van dit ongeval, dat plaatsvond op een caféterras in het centrum van Maastricht, is ontstaan en de impact die de gevolgen voor de slachtoffers hebben.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank, voor een duur als hierna vermeld, aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat met de oplegging van de hierna te noemen voorwaardelijke gevangenisstraf en genoemde bijkomende straf enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking wordt gebracht en anderzijds de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank komt op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen tot een strafoplegging welke afwijkt van de door de officier van justitie gedane vordering.
De rechtbank acht de gemaakte keuzes met betrekking tot strafsoort en met name de strafmaat het meest passend bij de ernst van en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, alsmede gelet op hetgeen ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte naar voren is gekomen, in het bijzonder dat verdachte veel spijt heeft van hetgeen hij heeft gedaan en hetgeen hij daardoor de slachtoffers heeft aangedaan, alsmede dat verdachte zich bereid heeft verklaard de door de slachtoffers geleden materiële en immateriële schade te vergoeden.
De rechtbank zal verder de teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto en de bij deze personenauto behorende kentekenbewijzen gelasten aan de eigenaar van deze personenauto, te weten mevrouw [M.].
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wet[naam slachtoffer 1], behandeld waarbij:
- [naam en adres benadeelde 1],
- [naam en adres benadeelde 2], en
- [naam en adres benadeelde 3],
zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding ter zake van het aan verdachte ten laste gelegde als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd.
Genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft ter terechtzitting – na overlegging van stukken, inhoudende een specificatie van de opgevoerde kostenposten – haar vordering verminderd tot een bedrag 2310,80 Euro.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering van genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 1] gevorderd tot het gevorderde bedrag van 2310,80 Euro. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot genoemd bedrag.
De raadsman heeft de vordering van genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet betwist.
De raadsman heeft voorts de vorderingen van genoemde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] betwist en heeft bepleit dat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vordering, daartoe stellende dat de door deze benadeelde partijen gestelde kostenposten, gelet op de zich in het dossier bevindende stukken, niet aannemelijk zijn geworden en/of onvoldoende zijn onderbouwd.
t.a.v. de vordering van genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 1]:
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan genoemde benadeelde partij ne[naam benadeelde 1] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 2.310,80 – welke vordering zijdens verdachte niet is betwist – en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3]:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat aan genoemde benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] – nu zij niet als slachtoffer in het meer subsidiair ten laste gelegde zijn opgenomen – rechtstreeks schade is toegebracht door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit, zodat deze benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De redengeving van de op te leggen maatregel
Nu verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [naam benadeelde 1]
zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 1] , aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tevens tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank:
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot 11 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tevens de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren;
- bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 27 van de Wegenverkeerswet voor het voor tenuitvoerlegging vatbaar worden van deze uitspraak ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van voormelde ontzegging van de rijbevoegdheid geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomene, te weten:
- een voertuig, personenauto, merk Mercedes, type SL500, kleur blauw, voorzien van het Franse kenteken 388QHG75,
aan mevrouw [naam en adres M.], ;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk[naam en adres benadeelde 1], te betalen een bedrag van 2310,80 Euro (tweeduizenddriehonderdtien Euro en 80 centen );
- veroordeelt de verdachte in de kosten door genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het genoemde slachtoffer
[naam benadeelde 1] aan de staat te betalen een bedrag van 2310,80 Euro (tweeduizenddriehonderdtien Euro en 80 centen ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 41 dagen, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het genoemd slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan genoemde benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan deze benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
- verklaart de benadeelde partij [naam en adres benadeelde 2], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [naam en adres benadeelde 3], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt genoemde benadeelde partij [naam benadeelde 3] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. Hillen, voorzitter, mr. Oostdijk en
mr. Becker-Hartenhof, rechters, in tegenwoordigheid van Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 13 november 2007.