ECLI:NL:RBMAA:2007:BB7855

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
109060 - S RK 06-306
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Casparie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot echtscheiding en verdeling van huwelijksgemeenschap na Marokkaanse scheiding

In deze zaak verzoekt een man, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit bezit, de rechtbank om de echtscheiding tussen hem en zijn vrouw uit te spreken. De man en de vrouw zijn op 17 augustus 1999 in Marokko gehuwd en op 19 juli 2005 in Marokko gescheiden. De man stelt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand in Heerlen weigert de Marokkaanse echtscheiding te registreren, en dat hij daarom een verzoek tot echtscheiding indient op basis van duurzaam ontwricht huwelijk, aangezien de vrouw al meer dan twee jaar van hem is weggebleven. De rechtbank verklaart de man echter niet ontvankelijk in zijn verzoek, omdat hij zich eerst tot de rechtbank had moeten wenden met het verzoek om de ambtenaar van de burgerlijke stand te bevelen de echtscheiding te erkennen en te registreren.

De rechtbank overweegt dat de man niet heeft voldaan aan de vereisten voor betekening van het verzoekschrift, maar besluit om om proceseconomische redenen af te zien van herbetekening. De rechtbank stelt vast dat de man in het verleden heeft geprobeerd zijn burgerlijke staat te wijzigen, maar dat de ambtenaar van de burgerlijke stand dit heeft geweigerd. De rechtbank concludeert dat de man, op basis van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, niet ontvankelijk is in zijn verzoek om de echtscheiding uit te spreken, omdat hij zich had moeten wenden tot de rechtbank met een verzoek om de ambtenaar te bevelen de echtscheiding te registreren.

Desondanks oordeelt de rechtbank dat het verzoek van de man om de verdeling van de eventueel tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap te bevelen, ontvankelijk is. Aangezien er geen verweer is gevoerd tegen dit verzoek, wordt het toegewezen. De rechtbank benoemt een notaris voor de verdeling van de gemeenschappelijke goederen en stelt een onzijdig persoon aan om de vrouw te vertegenwoordigen indien zij niet verschijnt of niet meewerkt aan de verdeling. De beschikking is gegeven door mr. J.C. Casparie en is openbaar uitgesproken op 14 november 2007.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 14 november 2007
Zaaknummer: 109060 / S RK 06-306
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[man],
verzoeker, verder te noemen: de man,
wonende te [H.],
procureur mr. F.G.H.J. Niemarkt,
en:
[vrouw],
wederpartij, verder te noemen: de vrouw,
wonende te [H.].
geen procureur.
Wederom gezien de stukken in deze procedure waaronder de op 4 oktober 2006 uitgesproken (tussen)beschikking waarin is bepaald dat de man het verzoekschrift en de zojuist genoemde beschikking van 4 oktober 2006 aan de vrouw dient te betekenen aan het adres waarop zij volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente [H.] staat ingeschreven en waarin is bepaald dat de vrouw vervolgens de gelegenheid krijgt om met inachtneming van de door de wet voorgeschreven termijn een verweerschrift in te dienen.
Voorts is bepaald dat de man binnen vier weken na betekening het exploot van betekening ter griffie van de rechtbank zal overleggen. Hij is verder in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na die uitspraak de verzochte stukken en nadere toelichting aan de rechtbank over te leggen.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1
Het verzoekschrift is - na genoemde tussenbeschikking van 4 oktober 2006 - op 27 oktober 2006 betekend aan de vrouw.
1.2
Door de vrouw is geen verweerschrift ingediend.
1.3
Naar aanleiding van de in de tussenbeschikking opgenomen bepaling dat de man nog nadere stukken met een toelichting daarop dient over te leggen, heeft de man bij brief van 15 december 2006 een afschrift van een door een beëdigd vertaler Arabisch-Frans in het Frans – uit het Arabisch - vertaalde ' Acte d’un premier divorce révocable’ overgelegd alsmede het origineel van de door een beëdigd vertaler Frans – Nederlands daarvan vertaalde versie in de Nederlandse taal.
1.4
Bij brief van 15 maart 2007 wendt de rechtbank zich tot (de procureur van) de man en deelt hem mede dat de man de bij tussenbeschikking van 4 oktober 2006 gevraagde nadere toelichting nog niet ter griffie heeft ingediend.
1.5
Bij brief, door de procureur van de man – kennelijk per abuis, gezien de in de stempel van binnenkomst ter griffie opgenomen datum van 12 april 2007 – gedateerd op 11 april 2006, waarvoor de rechtbank dus verbeterd 2007 leest, heeft de man gereageerd en daarbij tevens nog producties overgelegd, waaronder het origineel van de hierboven genoemde uit het Arabisch in het Frans vertaalde 'Acte d’un premier divorce révocable’ en een door een beëdigd vertaler uit het Arabisch in het Nederlands vertaalde verklaring met de titel: ' Verklaring omtrent definitieve echtscheiding '.
2. Beoordeling
2.1 De feiten:
Uit de door de man overgelegde stukken blijkt dat:
- de man op [geboortedatum+-plaats] in Marokko is geboren;
- de man sedert 21 april 1981 in Nederland woonachtig is;
- de man sedert 7 januari 2003 staat ingeschreven in de GBA van de gemeente [H.];
- de man zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezit;
- de man op [datum + plaats huwelijk] (Marokko) in het huwelijk is getreden met de vrouw, die op [geboortedatum+-plaats] in Marokko is geboren en die enkel de Marokkaanse nationaliteit heeft.
2.2 De stellingen van de man:
Ter onderbouwing van zijn verzoek om de echtscheiding uit te spreken en de verdeling te bevelen van de eventueel tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap heeft de man aangevoerd dat de vrouw op het tijdstip van indiening van het verzoek reeds meer dan twee jaar geleden met onbekende bestemming vertrokken is en dat alle inspanningen zijnerzijds om de verblijfplaats van de vrouw te achterhalen vruchteloos zijn gebleken. Op grond daarvan is de man van mening dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Bij de bij brief van 11 april 2007 overgelegde producties heeft de man nog gesteld dat hij in het verleden heeft getracht zijn burgerlijke staat, zijnde gehuwd, in de gemeente [H.] gewijzigd te krijgen in ongehuwd. Hij stelt dat hij daarbij alle stukken met betrekking tot de Marokkaanse echtscheiding die hij nu bij de rechtbank heeft overgelegd ook bij de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft overgelegd. Volgens de man heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [H.] geoordeeld dat een en ander geen echtscheiding is geweest die naar Nederlands recht als zodanig beschouwd kan worden en dat hij daarom heeft geweigerd de burgerlijke staat van de man te wijzigen.
De man voegt hieraan toe dat hij vervolgens hieromtrent informatie heeft ingewonnen bij de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag en dat men hem daar dezelfde mededeling heeft gedaan. De man is op grond daarvan van mening dat hem niets anders rest dan deze procedure te starten om wijziging van zijn burgerlijke status te bewerkstelligen.
2.3
De rechtbank stelt vast dat bij herbetekening van het verzoek op grond van het bepaalde in de tussenbeschikking van 4 oktober 2006 niet is voldaan aan bepaalde in artikel 57 lid 2 Rv. Aangezien evenwel de betekening aan het parket heeft plaatsgevonden op 21 maart 2006 op grond van de foutieve stelling van de man dat de vrouw geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland dan wel daarbuiten had, oordeelt de rechtbank dat in dit geval en onder de hierna blijkende omstandigheden om proceseconomische redenen kan worden afgezien van een herbetekening van het verzoek aan het parket.
2.4
Aan de hand van de door de man bij schrijven van 15 december 2006 overgelegde Nederlandse vertaling van de 'Acte d’un premier divorce révocable’, stelt de rechtbank vast dat de stelling van de man dat hij op het moment van indiening van dit verzoek de vrouw al meer dan twee jaren niet had gezien en niet heeft geweten waar zij verbleef niet geheel juist is, nu in die akte staat vermeld dat de vrouw te [adres] woont en dat zij op woensdag 6 april 2005 om 16.00 uur samen met de door de man aangewezen gevolmachtigde advocaat aanwezig is geweest op de notariële afdeling van de rechtbank van eerste aanleg te Marrakech en daar is verschenen ten overstaan van twee adouls (door de overheid benoemde getuigennotarissen) in het kader van de door de man via zijn gemachtigde aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure tegen de vrouw.
2.5
Los van het zojuist overwogene stelt de rechtbank aan de hand van de door de man overgelegde producties en gegeven toelichting op de door hem in Marokko geëntameerde procedure om de echtscheiding tussen hem en de vrouw te bewerkstelligen vast, zoals zojuist al onder 2.3 gesteld, dat de vrouw en de gemachtigde van de man daartoe zijn ontvangen door twee adouls bij de 'Tribunal de Première Instance de Marrakech' in Marokko.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de van die zitting opgemaakte akte dat:
- de (over en weer) aangevoerde motieven voor de echtscheiding in het proces-verbaal van de zitting staan opgenomen;
- er een poging tot verzoening van de echtgenoten is gedaan door de raadkamer van de ‘Tribunal’;
- de gevolmachtigde van de man een bedrag ter waarde van 29.000,-- Dirham in de kassa van de rechtbank heeft gestort en dat dit bedrag betrekking heeft op de (aanvulling rechtbank: afwikkeling van de) gevolgen van de echtscheiding;
- de gevolmachtigde van de man heeft verklaard dat de man zich heeft laten scheiden van de vrouw en het een eerste, enkelvoudige en herroepelijke scheiding is en dat de man de vrouw mag terugnemen zolang haar wettige wachtperiode niet afgelopen is;
- de gevolmachtigde van de man in bijzijn van de vrouw heeft verklaard dat de vrouw niet zwanger is en dat zij geen kinderen heeft.
In de bij schrijven van 11 april 2007 overgelegde ' Verklaring omtrent definitieve echtscheiding ' van 19 juli 2005 staat opgetekend dat de man de vrouw niet heeft teruggenomen binnen de vastgestelde termijn van onthouding en ook niet buiten die termijn tot op heden.
Na te hebben vastgesteld dat op grond daarvan “bovengenoemde scheiding” op grond van artikel 125 van de nieuwe familiewet (Modawana) een definitieve vorm krijgt, hebben beide adouls de akte ondertekend en is die gehomologeerd door de legalisatie-rechter van het Tribunal de Première Instance de Marrakech.
2.6
De man heeft gesteld dat hij zich met al die zojuist genoemde stukken bij de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft vervoegd om aan de hand daarvan zijn geregistreerde status van gehuwd gewijzigd te krijgen in ongehuwd. Volgens de man heeft de betreffende ambtenaar geweigerd de ontbinding van het huwelijk te registreren. Naar aanleiding daarvan verzoekt de man in deze zaak om de echtscheiding uit te spreken tussen hem en de vrouw.
De rechtbank acht de man in dat verzoekt niet-ontvankelijk.
De rechtbank komt op grond van het navolgende tot dit oordeel.
In een zaak, waarin in het belang der wet cassatie was ingesteld, heeft de Hoge Raad in zijn beschikking van 13 juli 2001 (LJN:AG7740) uitgemaakt dat wanneer in Marokko een ontbinding van het huwelijk plaatsvindt op de hierna te beschrijven wijze, die ontbinding op grond van het bepaalde in artikel 3 Wet Conflictenrecht Echtscheiding dient te worden erkend.
In genoemde zaak waarin de Hoge Raad tot die beslissing is gekomen ging het om een verzoek dat een man met de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit bij de rechtbank had ingediend om de ambtenaar van de burgerlijke stand te bevelen alsnog de akte van de in Marokko tot stand gekomen huwelijksontbinding in te schrijven in de GBA. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen. In cassatie heeft de Hoge Raad de toewijzende beslissing van de rechtbank in stand gelaten.
Nu het in de onderhavige zaak gaat om vrijwel dezelfde feiten en de ontbinding van het huwelijk in Marokko tot stand is gekomen na een vrijwel zelfde verloop van de procedure als die heeft plaatsgevonden in de door de Hoge Raad beoordeelde zaak,volgt daaruit dat de door de man verkregen en overgelegde bescheiden moeten worden erkend en dat op grond daarvan zijn status dus gewijzigd moet worden.
In het verlengde van de door de Hoge Raad gegeven beslissing in de aangehaalde zaak van 13 juli 2001 betekent dit met betrekking tot het onderhavige verzoek van de man dat hij niet ontvankelijk is. Naar aanleiding van de door de man gestelde weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om zijn status aan te passen had de man zich immers op grond van zojuist genoemde beslissing van de Hoge Raad tot de rechtbank moeten wenden met een verzoek om de ambtenaar te bevelen de ontbinding van het huwelijk te registreren.
2.7
De man en de vrouw hebben vóórdat zij uit elkaar zijn gegaan een aantal jaren samengeleefd. Niet uitgesloten kan worden dat zij toen een aantal goederen in gemeenschap hebben verkregen. Dit zo zijnde volgt daaruit dat het verzoek van de man om – kort gezegd – de verdeling van die eventueel in gemeenschap verkregen goederen te bevelen ontvankelijk is en dat, nu daartegen geen verweer is gevoerd dit als noch onrechtmatig, noch ongegrond toegewezen zal worden.
3. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de echtscheiding tussen hem en de vrouw uit te spreken;
Beveelt de verdeling van de aan partijen gemeenschappelijk toebehorende goederen, voor zover aanwezig, welke verdeling dient te geschieden ten overstaan van een notaris.
Benoemt, indien partijen geen andere notaris zijn overeengekomen, mr. P.M.J.A. Muijters te Heerlen, dan wel zijn plaatsvervanger als die ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden, zulks op tijd en plaats als door de gekozen, respectievelijk benoemde notaris te bepalen.
Benoemt mr. C.G.M. Gilissen, kandidaat-notaris te Heerlen tot onzijdig persoon om de vrouw bij de verdeling te vertegenwoordigen, indien deze zou weigeren of in gebreke zou blijven voor de notaris te verschijnen of medewerking aan de verdeling te verlenen.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Casparie, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
LD/AS