RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummers: AWB 07 / 2024 WW44 en AWB 07 / 2025 WRO
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht op de verzoeken
om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Limburgse Urethaan Chemie bv (LUC), verzoeker,
gevestigd te Brunssum, Boschstraat 31,
met als gemachtigde mr. D.H.A.S. Gidding van Gidding Advies, Adviesbureau voor Omgevingsrecht, gevestigd te Heerlen,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Brunssum,
gevestigd te Brunssum, verweerder.
Datum bestreden besluiten: 11 oktober 2007 (reguliere bouwvergunning);
2 oktober 2007 (vrijstelling).
Kenmerk: 07.10829/2007323, 07 / 14701.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij de in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluiten heeft verweerder reguliere bouwvergunning verleend aan Euregiobazaar bv voor het veranderen van het bedrijfspand op het perceel kadastraal bekend als gemeente Brunssum, sectie H, nummer 106, plaatselijke bekend als Boschstraat 23 (voormalige Curverhallen), alsmede vrijstelling verleend van het bestemmingsplan “Bouwberg”.
Tegen genoemde besluiten is namens verzoeker bij brief van 19 november 2007 bezwaar gemaakt.
Op 21 november 2007 zijn bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank de verzoeken ingekomen tot het treffen van voorlopige voorzieningen, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, strekkende tot schorsing van de hiervoor in de aanhef genoemde besluiten.
Desgevraagd zijn door verweerder op 23 november 2007 de op de procedure betrekking hebbende stukken ingezonden, welke stukken in afschrift aan de gemachtigde van verzoeker zijn gezonden.
De inhoud van deze stukken wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
2.1. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd op een zitting te verschijnen indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Na kennis te hebben genomen van de stukken, acht de voorzieningenrechter in dit geval termen aanwezig om met toepassing van deze bepaling uitspraak te doen. Hij overweegt daartoe het navolgende.
2.2. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt vast, dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan, nu namens verzoeker (tijdig) bezwaar is gemaakt tegen verweerders besluiten van 2 en 11 oktober 2007 ter zake waarvan de voorlopige voorzieningen zijn gevraagd en de rechtbank Maastricht bevoegd kan worden geacht om van de (mogelijke) hoofdzaken kennis te nemen.
De voorzieningenrechter is echter van oordeel, dat in de onderhavige zaken geen sprake is van onverwijlde spoed, die het treffen van voorlopige voorzieningen thans vereist, en overweegt daartoe het volgende.
De in rubriek 1. genoemde vergunning en vrijstelling zijn verleend om de industriefunctie van de voormalige Curverhallen te kunnen veranderen in winkel- /bijeenkomstfunctie. Vergunninghouder mag op grond van de verleende vergunning en vrijstelling en met inachtneming van de daarin opgenomen voorwaarden een euregiobazaar en groothandel vestigen in genoemde hallen. Blijkens de door verzoeker overgelegde aankondiging is vergunninghouder voornemens om de exploitatie van de euregiobazaar op 2 december 2007 aan te vangen.
Verzoeker stelt voor voldongen feiten te worden geplaatst en derhalve in zijn bedrijfsbelangen te worden geschaad indien vergunninghouder op genoemde datum de deuren van de euregiobazaar opent. Verzoeker heeft in dit verband -voor zover hier van belang en kort samengevat weergegeven- aangevoerd dat het gebruik van genoemde hallen als euregiobazaar toekomstige ontwikkelingen en veranderingen van de LUC bemoeilijkt en wellicht slechts mogelijk maakt tegen aanzienlijke kosten, de LUC grotere beperkingen oplegt op haar activiteiten, alsmede de kansen en mogelijkheden van de LUC aanzienlijk belemmert. Daarbij is aangegeven dat het niet om denkbeeldige risico’s gaat of risico’s die de LUC pas op lange termijn zou kunnen lopen. Verwezen is naar de verleende milieuvergunning die de LUC op korte termijn zal moeten (laten) herzien. Hierbij is nog aangegeven dat ook in geval het gebruik van genoemde hallen als euregiobazaar geen invloed heeft op de herziening van laatstgenoemde vergunning, de mogelijkheid dat in de toekomst de aanwezigheid van de euregiobazaar op het bedrijventerrein zijn invloed wel laat gelden voldoende aannemelijk is.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het belang dat verzoeker aangeeft te hebben bij het treffen van voorlopige voorzieningen ter voorkoming van het openen van de deuren van meergenoemde regiobazaar op 2 december 2007 ziet op toekomstige onzekere gebeurtenissen. Wat hier ook van zij, niet is gebleken dat de opening van de euregiobazaar op 2 december 2007 voor verzoeker (thans) tot onomkeerbare gevolgen leidt. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker zonder enig nadeel de beslissing op bezwaar kan afwachten.
De voorzieningenrechter overweegt nog ten overvloede dat vergunninghouder door gebruik te maken van de hem verleende vergunning en vrijstelling alvorens deze onherroepelijk zijn geworden het risico loopt dat op grond van de verleende vergunning en vrijstelling aangebrachte veranderingen ongedaan moeten worden gemaakt indien alsnog zou blijken dat die ten onrechte zijn verleend.
Nu aldus het vereiste van een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb ont¬breekt, is het verzoek kennelijk ongegrond te achten. De voorzieningenrechter komt daarom aan een verdere beoordeling van het verzoek niet toe.
Op grond van artikel 8:84 van de Awb wordt als volgt beslist.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden in tegenwoordigheid van mr. A.W.C.M. Frings
als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2007
door mr. Seerden voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. A. Frings w.g. Seerden
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 28 november 2007
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.