2. De vordering en het verweer
2.1.1. Eiser, [eiser], vordert bij dagvaarding:
1. te verklaren voor recht dat gedaagde het dienstverband met eiser kennelijk onredelijk heeft beëindigd;
2. gedaagde, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot het betalen van een bedrag aan eiser van € 150.000,00 bruto, althans een bedrag zoals Uwe Edelachtbare in goede justitie mag vernemen te bepalen, een en ander nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007, dan wel vanaf de dag dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, terzake de schadevergoeding ex artikel 7:681 BW;
3. gedaagde te veroordelen tot het betalen van een bedrag ad € 722,30 bruto, bij wege van vermeerdering van eis verhoogd tot € 819,94, aan eiser terzake het te weinig betaalde salaris over 2006, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW alsmede te verhogen met de wettelijke rente vanaf vervaldata van de respectievelijke salarisbetalingen, althans vanaf datum dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Bijwege van vermeerdering van eis heeft eiser aan deze vordering toegevoegd:
3b. gedaagde te veroordelen tot de betaling van een bedrag van € 550,-, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf 1 juli 2006;
4. gedaagde te veroordelen tot het betalen van een bedrag ad € 342,27 netto aan eiser terzake de niet afgedragen inhoudingen op het salaris, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW alsmede te verhogen met de wettelijke rente vanaf vervaldata van de respectievelijke salarisbetalingen, althans vanaf datum dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. gedaagde te veroordelen tot het betalen van een bedrag ad € 191,11 netto aan eiser terzake het achterstallige salaris over 2005, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW alsmede te verhogen met de wettelijke rente vanaf vervaldata van de respectievelijke salarisbetalingen, althans vanaf datum dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6. gedaagde te veroordelen tot het betalen van een bedrag ad € 3.624,92 netto aan eiser terzake de vakantierechten/vakantiebonnen en vakantiedagen over 2006, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW alsmede te verhogen met de wettelijke rente vanaf vervaldata van de respectievelijke betalingen, althans vanaf datum dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
7. gedaagde te veroordelen tot het verstrekken van de salarisspecificaties aan eiser over periode 3 tot en met 13 en de eindafrekening binnen een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat gedaagde nalaat, nadat de voornoemde termijn is verstreken, aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
8. gedaagde te veroordelen de niet afgedragen pensioenpremies dan wel de te weinig betaalde pensioenpremies aan SFB alsnog te voldoen onder verstrekking van een deugdelijk bewijs dat de betaling is geschied en wel binnen een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat gedaagde nalaat, nadat de voornoemde termijn is verstreken, aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
9. bijwege van vermeerdering van eis bij repliek: gedaagde op grond van de CAO voor de Bouwnijverheid te veroordelen tot de betaling van een bedrag ineens van € 41.300,- vanwege het aan hem op 1 juni 2004 overkomen bedrijfsongeval, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004 tot aan de dag der algehele voldoening.
10. gedaagde te veroordelen de door eiser geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, als gevolg van het in de dagvaarding genoemde bedrijfsongeval te vergoeden een en ander nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004, dan wel vanaf de dag dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
11. gedaagde, onder verwijzing naar het gestelde in artikel 6:96 lid 2 sub c BW, tegen behoorlijk verwijs van kwijting te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 1.400,00 aan buitengerechtelijke kosten, althans een bedrag aan buitengerechtelijke kosten, zoals de kantonrechter in goede justitie mag vernemen te bepalen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
12. gedaagde, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder uitdrukkelijk begrepen een salaris voor gemachtigde, met uitdrukkelijke bepaling dat gedaagde de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het ten dezen te wijzen vonnis zal hebben betaald;
2.1.2. [eiser] baseert deze vorderingen op de volgende stellingen.
2.1.2.1. [eiser]” was sinds 18 mei 1971 bij gedaagde [gedaagde] in dienst in de functie van metselaar-opperman IB tegen een laatstgenoten bruto salaris van € 1.801,60 per 4 weken, exclusief vakantiegeld/vakantiebonnen, overwerk en emolumenten. Een schriftelijke arbeidsovereenkomst bezit [eiser] helaas niet. Sedert 1 juni 2004 is [eiser] arbeidsongeschikt als gevolg van een bedrijfsongeval welk [eiser] was overkomen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden voor [gedaagde] (waarover in het navolgende meer).
[gedaagde] heeft op 23 juni 2006 toestemming gevraagd aan het CWI om de arbeidsovereenkomst met [eiser] te mogen beëindigen wegens bedrijfseconomische redenen. [eiser] heeft uitgebreid verweer gevoerd tegen het verzoek van [gedaagde]. [eiser] brengt de correspondentie zoals gevoerd met het CWI als bijlage 1 in geding welke correspondentie hier als woordelijk herhaald en geïnsereerd dient te worden beschouwd. Kern van het verhaal is dat [gedaagde] wegens gestelde bedrijfsbeëindiging de ontslagvergunning voor [eiser] heeft verzocht, welke bedrijfsbeëindiging door [eiser] gemotiveerd bestreden is.
Op 18 juli 2006 heeft [gedaagde] desondanks van het CWI een ontslagvergunning gekregen om het dienstverband met [eiser] te beëindigen. Bij brief d.d. 5 september heeft de advocaat van [gedaagde] het dienstverband opgezegd tegen 1 januari 2007. [eiser] brengt deze brief als in het geding.
[eiser] heeft tot en met datum bedrijfsongeval altijd zijn werkzaamheden bij [gedaagde] met volledige inzet verricht. [gedaagde] heeft op geen enkele wijze de nadelige financiële gevolgen van het ontslag proberen te verzachten, ondanks zijn herhaalde (en schriftelijke) toezeggingen daartoe. Er is in géén sociaal plan dan wel enige afvloeiingsregeling aan [eiser] aangeboden hetgeen wel op de weg van [gedaagde] had gelegen. Temeer nu de gestelde bedrijfsbeëindiging volledig in de risicosfeer van [gedaagde] ligt. Verder heeft [gedaagde] tot op heden verzuimd een correcte eindafrekening op te maken naar aanleiding van de beëindiging van het dienstverband met [eiser] per 1 januari 2007.
De gevolgen van het verleende ontslag zijn voor [eiser] zeer ernstig. Vanwege de krappe arbeidsmarkt, het gebrek aan opleidingsverleden (enkel deel lagere school, [eiser] is analfabeet), het arbeidsverleden, zijn relatief hoge leeftijd (59 jaar) en zijn arbeidsongeschiktheid welke veroorzaakt is door een bedrijfsongeval welke geheel in de risicosfeer van [gedaagde] ligt, is het bijzonder moeilijk zo niet onmogelijk voor hem om een nieuwe baan te vinden. Ook de mogelijkheid om met vroegpensioen te gaan is [eiser] ontnomen, ondanks het feit dat [gedaagde] heeft toegezegd om uit te zoeken wat de mogelijkheden hieromtrent zijn. Uiteindelijk heeft [gedaagde] in het geheel niets uitgezocht en op geen enkele wijze gepoogd het vroegpensioen van [eiser] veilig te stellen. Tot op heden heeft [eiser] dan ook geen andere werk kunnen vinden. Dit impliceert dat [eiser] gedurende langere tijd aangewezen zal blijven op een uitkering. Inmiddels is [eiser] door het UWV beoordeeld in verband met de aanvraag van een WIA-uitkering. Thans is er door het UWV hierop nog geen inhoudelijke beslissing genomen. Wel ontvangt [eiser] inmiddels een voorschot op een eventuele WIA-uitkering (bijlage 4) en is door de arbeidsdeskundige van het UWV mondeling medegedeeld dat [eiser] 80-100% arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA. [eiser] zal, zodra hij de betreffende beschikking heeft ontvangen deze in geding brengen.
2.1.2.2. [eiser] stelt de navolgende feiten en omstandigheden welke vanaf het moment van het bedrijfsongeval tot datum der dagvaarding hebben plaatsgevonden en waaruit blijkt dat [gedaagde] niet bepaald als een goed werkgever kan worden beschouwd.
Tijdens werkzaamheden van [eiser] op 1 juni 2004 sloeg een ijzeren balk tegen de rechterhand van [eiser] met als gevolg ernstig letsel aan de duim. Als gevolg van dit arbeidsongeval is [eiser] arbeidsongeschikt geraakt. [gedaagde] heeft verzuimd deze ziekmelding door te geven aan het UWV en heeft verder geen enkele van de verplichtingen uit hoofde van o.a. Wet verbetering Poortwachter en het Burgerlijk Wetboek nageleefd. Op geen enkele wijze heeft [gedaagde] gepoogd [eiser] te reïntegreren. Er is zelfs geen bedrijfsarts dan wel Arbo-arts ingeschakeld teneinde [eiser] te begeleiden. Meerdere malen is [gedaagde] schriftelijk en mondeling gesommeerd [eiser] bij het UWV ziek te melden, o.a. door mr. Sijstermans van Stichting Rechtbijstand (bijlage 5), helaas zonder enig resultaat. [gedaagde] deed derhalve in het geheel niets! Er is enige tijd na de eerste operatie artrose ontstaan in het MCP gewricht, hetgeen weer tot een nieuwe operatie heeft geleid. [eiser] brengt de terzake relevante medische informatie in geding. Helaas is de situatie naar aanleiding van de laatste operaties niet verbeterd waardoor [eiser] thans nog immer arbeidsongeschikt is. Wel is er inmiddels een eindtoestand bereikt terzake het letsel aan de duim in die zin dat de duim tijdens de laatste operatie is "vastgezet" en verdere operaties niet meer worden gedaan. Verder is [eiser], mede als gevolg van de gehele situatie (letsel en houding [gedaagde]) overspannen geraakt en heeft hij ernstige rugklachten.
Aangezien [gedaagde] ondanks sommatie daartoe geen enkele verplichting uit hoofde van Wet verbetering Poortwachter is nagekomen laat staan ook maar iets aan begeleiding heeft gedaan, heeft [eiser] bij brief d.d. 23 februari 2005 [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade welke [eiser] lijdt als gevolg van het ongeval (letselschade). Ook op de aansprakelijkheidsstelling heeft [gedaagde] nimmer gereageerd. Zelfs op brieven van zijn eigen aansprakelijkheidsassuradeur reageerde [gedaagde] niet zodat deze (Interpolis) uiteindelijk geen polisdekking meer verleent. Als gevolg van deze gehele problematiek is [eiser] zoals reeds is aangegeven overspannen geworden waardoor het voor hem nog moeilijker is geworden om überhaupt een nieuwe baan te kunnen vinden. [eiser] is dan ook volledig arbeidsongeschikt geacht door het UWV.
Als gevolg van dit arbeidsongeval zal [eiser] naar alle waarschijnlijkheid niet meer aan het werk kunnen bij een eventuele andere werkgever. De schade welke [eiser] dientengevolge lijdt kan thans nog niet begroot worden, temeer daar [gedaagde] nimmer op enigerlei wijze gepoogd heeft medewerking te verlenen aan het vaststellen van deze schade. [eiser] vordert dan ook op dit punt dat U.E.A zal vaststellen dat [gedaagde], gezien het bepaalde in de wet, aansprakelijk is voor de schade welke [eiser] lijdt als gevolg van het arbeidsongeval, welke schade nader dient te worden vastgesteld bij staat en te worden vereffend als volgens de wet.
2.1.2.3. Vanaf het arbeidsongeval op 2 juni 2004 tot en met juli 2005 heeft [gedaagde] het salaris van [eiser] doorbetaald. Daarna werden de salarisbetalingen steeds onregelmatiger waardoor [eiser] herhaaldelijk in de financiële problemen kwam nu hij zijn vaste lasten niet kon betalen. Uiteindelijk is [gedaagde] gestopt het salaris van [eiser] te betalen, pensioenrechten af te dragen en vakantierechten af te dragen zodat uiteindelijk, diverse sommaties ten spijt, een bodemprocedure door [eiser] is opgestart. Helaas werd er door de voormalige gemachtigde (Stichting Rechtsbijstand) in de diverse sommaties het salaris per maand gevorderd, dit dient per 4 weken te zijn. [eiser] brengt als bijlage 9 een afschrift van de dagvaarding terzake in geding. [gedaagde] is niet verschenen in de procedure. Bij verstekvonnis d.d. 23 november 2005 (bijlage 10) is [gedaagde] o.a. veroordeeld het salaris e.d. stipt op tijd te voldoen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld om [eiser] alsnog ziek te melden bij het UWV en aan zijn reïntegratieverplichtingen te voldoen. [gedaagde] heeft verzuimd aan deze veroordeling gevolg te geven. Uiteindelijk is [gedaagde] op 7 december 2005 in staat van faillissement verklaard, welk faillissement op 7 februari 2006 door het Gerechtshof Den Bosch is vernietigd. [eiser] had al sedert oktober 2005 geen salaris meer ontvangen. Pas in februari 2006 heeft [gedaagde] een deelbetaling ad € 5.095,00 netto verricht waardoor [eiser] in ieder geval weer enige financiële ademruimte had. [eiser] was noodgedwongen in de tussen gelegen periode naar de gemeentelijke sociale dienst gestapt teneinde een voorlopige bijstandsuitkering te verkrijgen. Aangezien [gedaagde] nog steeds niet alles had voldaan wat [gedaagde] aan [eiser] diende te voldoen (o.a. vakantiegeld, deel salaris e.d.) heeft [eiser] zelf het faillissement van [gedaagde] aangevraagd. Dit faillissementsverzoek is kort voor de mondelinge behandeling (17 mei 2007) ingetrokken nu [gedaagde] alsnog een groot deel van de vordering van [eiser] kon voldoen en toezegde op korte termijn volledig aan haar financiële verplichtingen jegens [eiser] te zullen voldoen. Helaas bleef het weer bij woorden daar [gedaagde] tot op heden geen enkele moeite heeft genomen zijn verplichtingen jegens [eiser] überhaupt na te komen.
2.1.2.3. [gedaagde] heeft nimmer veel aandacht besteed aan het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de toepasselijke CAO Bouwbedrijf. Zo heeft [gedaagde], ondanks herhaalde verzoeken daartoe, nooit gehoor gegeven aan het verzoek om voor [eiser] een 4 daagse werkweek (55+ regeling) in te voeren (artikel15b CAO). Verder heeft [gedaagde] de Cao-verhogingen vanaf 2005 niet meer toegepast. Het bruto-uurloon dient dan ook per 1-1-2006 € 11,54 te zijn in plaats van de betaalde € 11,26. Per 1-7-2006 dient het bruto-uurloon € 11,63 te zijn in plaats van de betaalde € 11,26. Derhalve heeft [eiser] nog minimaal € 313,60 plus € 355,20, in totaal € 668,80 over 2006 van [gedaagde] te vorderen, welk bedrag nog vermeerdert dient te worden met vakantiegeld/vakantiebonnen, derhalve € 722,30 bruto. Op zijn minst had [gedaagde] deze vorderingen bij eindafrekening dienen te voldoen, hetgeen [gedaagde] ondanks herhaalde sommaties niet gedaan heeft. [gedaagde] heeft verder het 4 wekelijkse bedrag ad € 38,03 welke afgedragen diende te worden aan de bewindvoerder van [eiser] sedert periode 5 niet meer afgedragen (maar wel ingehouden). Dit impliceert dat [gedaagde] terzake nog minimaal € 342,27 netto dient te voldoen.
2.1.2.4. [gedaagde] heeft verzuimd vakantiegeld c.q. vakantiebonnen af te dragen aan Cordares. Derhalve heeft [eiser] minimaal over geheel 2006 13 x € 154,11 = € 2003,43 aan vakantiegeld / vakantiebonnen te vorderen. Cordares heeft immers aan de heer [A] (zaakwaarnemer van [eiser]) bevestigd dat [gedaagde] over 2006 in het geheel niets heeft afgedragen. Naast dit vakantiegeld / vakantiebonnen heeft [gedaagde] ook over 2006 verzuimd de vakantiedagen afte dragen. Het gaat zich om een maandelijks bedrag ad € 124,73 welk bedrag wel ingehouden wordt op het salaris van [eiser] doch niet aan Cordares is afgedragen. Terzake deze post heeft [eiser] derhalve 13 X € 124,73 = € 1.621,49 netto van [gedaagde] te vorderen over 2006.
[gedaagde] heeft verder enkel over periode 1 en 2 een loonstrook verstrekt. Vanaf periode 3 tot einde dienstverband heeft [eiser] geen loonstroken meer ontvangen, laat staan een eindafrekening. [eiser] heeft dan ook belang bij het vorderen van het verstrekken van de loonstroken en de eindafrekening.
2.1.2.5. Naast de vorengenoemde vorderingen heeft [eiser] over 2005 nog een vordering tot op heden niet betaald gekregen. Het betreft te weinig betaald salaris over 2005: € 191,11 netto [eiser] berekent zijn vordering als volgt. Terzake achterstallig salaris heeft [eiser] nog minimaal € 722,30 bruto te vorderen, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Daarnaast heeft [eiser] terzake de niet afgedragen inhoudingen een nettobedrag ad € 342,27 te vorderen te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Daarnaast heeft [eiser] terzake het te weinig betaalde salaris over 2005 € 191,11 netto te vorderen, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Terzake vakantiebonnen en vakantierechten dient [eiser] dit te ontvangen over de periode 1 tot en met 13 (31 december) 2006. Aangezien [gedaagde] deze rechten niet meer heeft afgedragen aan Cordares heeft [eiser] er recht en belang bij deze thans rechtstreeks van [gedaagde] te vorderen. Volgens berekening van [eiser] bedraagt deze vordering € 3.624,92 netto, te vermeerderen met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Al de voornoemde bedragen dienen eveneens te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldagen van de betalingen, althans vanaf datum dezer dagvaarding. Daarnaast vordert [eiser] verstrekking van de salarisspecificaties vanaf periode 3 tot en met 13 alsmede een eindafrekening.
2.1.2.6. Terzake de vergoeding ex artikel 7:681 BW meent [eiser] dat, gelet op het arbeidsongeval en het feit dat [gedaagde] vervolgens in het geheel niets deed aan reïntegratie, verzuimbegeleiding, alsmede gelet op het feit dat [gedaagde] meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk heeft bevestigd een redelijke vergoeding aan [eiser] te zullen betalen, een bedrag ad € 150.000.00 bruto redelijk en billijk is, zeker gelet op het feit dat [eiser] 36 jaar in dient is geweest (zijnde 51 gewogen dienstjaren) alsmede gelet op het feit [eiser] als gevolg van het bedrijfsongeval arbeidsongeschikt is geworden en [gedaagde] in het geheel geen enkele moeite heeft gedaan om ook maar iets aan reïntegratie dan wel begeleiding te doen. Daarbij zijn de kansen van [eiser] op de arbeidsmarkt nihil daar hij volledig arbeidsongeschikt is geraakt tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Verder vordert [eiser] vergoeding van de (letsel)schade welke hij lijdt als gevolg van het arbeidsongeval. [gedaagde] is voor deze schade aansprakelijk te achten doch weigert tot op heden de aansprakelijkheid te erkennen, laat staan überhaupt te reageren op de aansprakelijkheidsstelling. Aangezien [eiser] deze schade thans niet kan berekenen vordert [eiser] verwijzing naar de schadestaat procedure.
2.1.2.7. Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] veroordeelt wordt om alsnog de niet afgedragen pensioenpremies af te dragen aan SFB teneinde de pensioenschade van [eiser] niet verder te laten oplopen.
2.1.2.8. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst dient op grond van artikel 7:681 lid 2 aanhef en sub b BW als kennelijk onredelijk te worden aangemerkt omdat géén financiële compensatie is verstrekt terwijl de gevolgen van het ontslag voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van [gedaagde] bij de beëindiging. Daarbij dient gelet te worden op de mogelijkheden voor [eiser] om passend ander werk te vinden, zijn leeftijd, de duur van het dienstverband en zijn inkomenspositie (inkomens- en pensioenschade). Zijn gezondheidssituatie (arbeidsongeval!) en zijn leeftijd sluiten het vinden van een andere gelijkwaardige betrekking, laat staan enige betrekking uit. Daarbij speelt mee dat [eiser] niet of nauwelijks een opleiding heeft genoten - enkel deel lagere school, analfabeet is en vanaf zijn 15e aan het werk is in de bouw - waardoor zijn kansen op de arbeidsmarkt ook alom deze reden bijzonder klein zijn. Tot op heden heeft hij dan ook geen andere baan kunnen vinden (voornamelijk door het feit dat hij als gevolg van het arbeidsongeval arbeidsongeschikt is. Door het ontslag kan [eiser] geen gebruik maken van de vroegpensioenregeling welke hem in staat stelde om met 62 jaar met vroegpensioen (VUT) te gaan. Daarnaast heeft het gegeven ontslag nadelige consequenties voor de pensioenopbouw, temeer daar [gedaagde] de laatste jaren niet eens pensioenpremies heeft afgedragen. Dit heeft verder nadelige consequenties voor de hoogte van het pensioen bij 65 jaar nu [eiser] alsdan nog slechts 70% van het minimumloon zal ontvangen. [gedaagde] heeft verder in het geheel geen moeite gedaan om [eiser] bij een ander bedrijf een passende functie aan te bieden c.q. een passende functie voor [eiser] te zoeken. [gedaagde] heeft feitelijk in het geheel niets aan reïntegratie gedaan en daarmee de deur (welke praktisch al dicht was) naar de arbeidsmarkt voorgoed voor [eiser] gesloten. Sterker nog, [gedaagde] is de oorzaak van het feit dat [eiser] thans geen enkel perspectief meer heeft terzake het vinden van een baan. [gedaagde] heeft zich derhalve jegens [eiser] absoluut niet als een goed werkgever gedragen.
2.1.2.9. Terzake de schade welke [eiser] lijdt als gevolg van het bedrijfsongeval is [gedaagde] op basis van artikel 7:658 BW aansprakelijk te achten voor deze schade. Er is geen sprake van opzet dan wel bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser]. [eiser] acht [gedaagde] als werkgever aansprakelijk voor de door hem geleden en te lijden schade, omdat deze een rechtstreeks gevolg is van de werkzaamheden die [eiser] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] heeft moeten uitvoeren. Dat deze het gevolg zou zijn van een medische misser, zoals door [gedaagde] wordt gesuggereerd, blijkt nergens uit.
[eiser] was op 1 juni 2004 in opdracht van [gedaagde] te Koningsbosch aan het werk. Op een stuk land dienden kassen te worden gesloopt en verwijderd. Op een bepaald moment trachtte de broer van de directeur van [gedaagde], [X], met een vrachtauto met kraan een ijzeren balk op te pakken. Deze balk bleef ergens aan haken. Op het moment dat [eiser] deze balk vervolgens trachtte los te maken, schoot de ijzeren balk los en sloeg deze tegen de hand van [eiser].
Bij het ongeval waren de twee broers van de directeur van [gedaagde], de heren [X] en [Y], aanwezig. Zij kunnen het ontstaan van het ongeval bevestigen. De medische gevolgen van het ongeval blijken uit de medische gegevens, die als bijlage 6 bij de dagvaarding zijn gevoegd.
[eiser] doet jegens [gedaagde] een beroep op artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. [eiser] houdt [gedaagde] op grond van dit artikel aansprakelijk en maakt aanspraak op vergoeding van de door hem geleden schade.
[gedaagde] heeft in haar conclusie van antwoord niet aangetoond dat hij ten tijde van het ongeval zijn verplichting om de werktuigen en gereedschappen waarmee hij arbeid deed verrichten op zodanige wijze had ingericht en onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen had getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt als redelijkerwijs noodzakelijk was om te voorkomen dat [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade leed. Ook heeft [gedaagde] niet aangetoond dat de schade van [eiser] het gevolg was van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiser]. [gedaagde] is daarmee aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade.
Op grond van artikel 9 Arbowet is de werkgever verplicht om arbeidsongevallen met ernstig letsel te rapporteren aan de Arbeidsinspectie. Ook moet hij volgens artikel 9 lid 3 beroepsziekten melden. [gedaagde] heeft dit - bij gebrek aan het overleggen van dit rapport ¬kennelijk niet gedaan. Voor zover de toedracht van het ongeval al onzeker zou zijn - quod uitdrukkelijk non - brengt dit met zich mee dat dit voor het risico van [gedaagde] dient te komen.
In de dagvaarding is opgenomen dat er wordt verzocht om [gedaagde] te veroordelen tot de door [eiser] geleden schade als gevolg van het bedrijfsongeval, nader op te maken bij Staat en te vereffenen volgens de wet. [eiser] handhaaft deze vordering. Terzake het ongeval maakt [eiser] daarnaast echter ook aanspraak op naleving van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor de Bouwnijverheid door [gedaagde]. Op grond van deze CAO heeft de werknemer die door een ongeluk op het werk blijvend invalide wordt recht op een uitkering ineens van € 41.300,-. (bijlage:e 18). [eiser] maakt jegens [gedaagde] aanspraak op deze uitkering.
[eiser] vermeerderde bij repliek zijn vorderingen dan ook in die zin te vermeerderen dat hij verzoekt [gedaagde] op grond van de CAO voor de Bouwnijverheid te veroordelen tot de betaling van een bedrag ineens van € 41.300,- vanwege het aan hem op 1 juni 2004 overkomen bedrijfsongeval, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit naast de vordering om [gedaagde] te veroordelen voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het bedrijfsongeval d.d. 1 juni 2004, nader op te maken bij Staat en te vereffenen als volgens de wet, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2004, dan wel de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening (IX.A.).