ECLI:NL:RBMAA:2008:BC7484
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A.H.A. Van den Hof
- J.J. Groen
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewind zonder verzoek van aangewezen personen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 6 maart 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van bewind. De verzoekster, in haar hoedanigheid als bewindvoerster, had op 5 oktober 2007 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 februari 2008, maar zowel de verzoekster als de rechthebbende zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster formeel niet tot de kring van personen behoort die een opheffingsverzoek kunnen indienen, waardoor zij niet ontvankelijk werd verklaard.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat hij op basis van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek niet de bevoegdheid heeft om het bewind ambtshalve op te heffen. Hij benadrukt dat wanneer de materiële vereisten voor het bestaan van een rechtsfiguur niet meer bestaan, dit rechtsfiguur niet langer van toepassing kan zijn. De kantonrechter concludeert dat het bewind materieelrechtelijk haar werking heeft verloren en dat het bewind als opgeheven moet worden beschouwd, met de fictie dat de oorzaken voor het instellen van het bewind niet meer bestaan.
In de beschikking heeft de kantonrechter bepaald dat het bewind over de goederen van de rechthebbende ambtshalve met ingang van de datum van de beslissing als opgeheven wordt beschouwd. Tevens is bepaald dat de bewindvoerder uiterlijk voor 1 mei 2008 een eindrekening en verantwoording over het gevoerde bewind dient af te leggen bij het Bewindsbureau van de Rechtbank Maastricht. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechthebbende, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.