ECLI:NL:RBMAA:2008:BC7484

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
279546 EJ VERZ 229-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.H.A. Van den Hof
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind zonder verzoek van aangewezen personen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 6 maart 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van bewind. De verzoekster, in haar hoedanigheid als bewindvoerster, had op 5 oktober 2007 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 februari 2008, maar zowel de verzoekster als de rechthebbende zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster formeel niet tot de kring van personen behoort die een opheffingsverzoek kunnen indienen, waardoor zij niet ontvankelijk werd verklaard.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat hij op basis van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek niet de bevoegdheid heeft om het bewind ambtshalve op te heffen. Hij benadrukt dat wanneer de materiële vereisten voor het bestaan van een rechtsfiguur niet meer bestaan, dit rechtsfiguur niet langer van toepassing kan zijn. De kantonrechter concludeert dat het bewind materieelrechtelijk haar werking heeft verloren en dat het bewind als opgeheven moet worden beschouwd, met de fictie dat de oorzaken voor het instellen van het bewind niet meer bestaan.

In de beschikking heeft de kantonrechter bepaald dat het bewind over de goederen van de rechthebbende ambtshalve met ingang van de datum van de beslissing als opgeheven wordt beschouwd. Tevens is bepaald dat de bewindvoerder uiterlijk voor 1 mei 2008 een eindrekening en verantwoording over het gevoerde bewind dient af te leggen bij het Bewindsbureau van de Rechtbank Maastricht. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechthebbende, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
repnr: 229/2008
zaaknr: 279546
BMnr: 12738
BESCHIKKING OPHEFFING ONDERBEWINDSTELLING
op een verzoek van:
mr. M.A.H.A. Van den Hof,
kantoorhoudende te 6225 EH Maastricht, Ambyerstraat noord 112,
in haar hoedanigheid van bewindvoerster over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan rechthebbende:
[rechthebbende],
geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [adres].
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Door verzoekster is een verzoekschrift tot opheffing van het bewind ingediend, ontvangen op 5 oktober 2007.
De inhoud van voormeld stuk geldt als hier herhaald.
De kantonrechter heeft vervolgens een mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 25 februari 2008.
Verzoekster noch rechthebbende zijn, hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
Na sluiting van de mondelinge behandeling is de uitspraak bepaald op heden.
BEOORDELING:
Verzoekster vraagt opheffing van het bewind over alle goederen die toebehoren aan rechthebbende voornoemd.
Krachtens art. 1:449 lid 2 BW behoort verzoekster formeel niet tot de kring van personen die een opheffingsverzoek kunnen doen waardoor verzoekster niet ontvankelijk verklaard moet worden.
De kantonrechter is noch bij art. 1:449 lid 2 BW, noch enig ander wettelijk voorschrift de bevoegdheid gegeven het bewind ambtshalve op te heffen.
De kantonrechter constateert ambtshalve op grond van de door de bewindvoerder gestelde feiten en omstandigheden dat deze haar bij wet opgedragen bewindvoerderstaak in het geheel niet kan vervullen. Dit is uitsluitend te wijten aan gedragingen, nalaten, handelen, dan wel houding of instelling van belanghebbende.
De kantonrechter beschouwt als een fundamenteel rechtsbeginsel dat wanneer de materiële vereisten voor de toepasselijkheid of het in leven roepen van een rechtsfiguur niet meer bestaan, dit wettelijk voorschrift of een wettelijk rechtsfiguur verder nog van toepassing kan zijn, ongeacht de vraag óf er een formele mogelijkheid bestaat de werking van het voorschrift of het bestaan van de rechtsfiguur tot een einde te brengen.
De kantonrechter is van oordeel dat hij door toepassing van deze algemene rechtsregel geen andere gevolgtrekking kan maken dan dat dit bewind op grond van voormelde omstandigheden materieelrechtelijk haar werking heeft verloren.
De bij deze materieelrechtelijke toestand meest nabijgelegen rechterlijke beslissing is het bewind als opgeheven te beschouwen, daarbij de fictie makend dat de oorzaken die leidden tot het instellen van het bewind, niet meer bestaan.
De kantonrechter zal daarom niet tot opheffing beschikken, maar bij beschikking ambtshalve constateren dat het bewind dient te worden beschouwd als per de datum van de beslissing te zijn opgeheven.
Door voormelde houding van de rechthebbende kan van de bewindvoerder redelijkheidshalve niet verlangd worden aan de rechthebbende rekening en verantwoording af te leggen, zodat de kantonrechter zal bepalen dit aan hem te doen.
BESCHIKT:
De kantonrechter:
beschouwt het bewind over de goederen die toebehoren aan:
[rechthebbende],
geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [adres]
ambtshalve met ingang van heden als opgeheven.
Gezien deze bijzondere omstandigheden bepaalt de kantonrechter dat de bewindvoerder uiterlijk voor 1 mei 2008 ten overstaan van de kantonrechter eindrekening en verantwoording over het gevoerde bewind dient af te leggen. Dit gebeurt door een schriftelijke eindrekening en verantwoording in te dienen bij het Bewindsbureau van de Rechtbank Maastricht, Sector Kanton, postbus 1989, 6201 BZ Maastricht.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. J.J. Groen, kantonrechter,
op 6 maart 2008 in tegenwoordigheid van D.D. Lahaye, griffier.