ECLI:NL:RBMAA:2008:BC9228

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126543 / OT RK 08-163
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Casparie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot plaatsing in gesloten jeugdzorg voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 maart 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor de plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De zaak betreft een minderjarige, geboren in 1991, wiens belangen door de rechtbank zorgvuldig zijn afgewogen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de strikte toepassing van de nieuwe wetgeving, die op 1 januari 2008 in werking is getreden, zou leiden tot een afwijzing van het verzoek, wat niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De rechtbank heeft in de eerste maanden na de inwerkingtreding van deze wet te maken gehad met onduidelijkheden en problemen met de wettelijke vereisten, wat heeft geleid tot een tijdelijke regeling waarbij Bureau Jeugdzorg de gelegenheid kreeg om de benodigde documenten alsnog te overleggen.

Tijdens de zitting op 26 maart 2008 heeft de raadsman van de minderjarige, mr. J.A. Moonen, zijn verbazing geuit over de eerdere beschikking van 18 februari 2008, waarin het verzoek voor een bepaalde periode was toegewezen, maar waarbij de beslissing over de resterende termijn was aangehouden. De kinderrechter heeft in overweging genomen dat het in het belang van de minderjarige is om haar verblijf in de Hunnerberg niet te beëindigen, aangezien zij daar goede contacten heeft en een positieve ontwikkeling doormaakt. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor een periode van twee maanden toe te wijzen, met ingang van 1 april 2008, en heeft de beslissing over de resterende termijn aangehouden. Dit biedt de betrokken partijen de tijd om te voldoen aan de wettelijke vereisten die zijn gesteld bij een verzoek om gesloten jeugdzorg.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de minderjarige niet terugkeert naar een onveilige situatie en dat de benodigde documenten tijdig worden overgelegd door Bureau Jeugdzorg. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming en het welzijn van de minderjarige, waarbij de rechtbank de belangen van alle betrokken partijen in overweging heeft genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 27 maart 2008
Zaaknummer: 126543 / OT RK 08-163
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [1991],
raadsman mr. JA. Moonen,
kind van:
[moeder], wonende te [adres],
en
[moeder], wonende te [adres].
Belanghebbende:
[stiefvader], wonende te [adres], stiefvader.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door de kinderrechter gegeven en op
18 februari 2008 uitgesproken beschikking.
1. Verder verloop van de procedure
De zaak is behandeld ter zitting van 26 maart 2008.
Vader heeft voor de zitting telefonisch laten weten niet ter zitting te kunnen verschijnen.
2. Verdere beoordeling
De kinderrechter verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
Ter zitting van 26 maart 2008 heeft mr. Moonen, raadsman van de minderjarige voornoemd, verklaard verrast te zijn door de inhoud van de beschikking van 18 februari 2008, waarbij het verzoek voor een periode van 1 maart 2008 tot 1 april 2008 werd toegewezen onder aanhouding van de beslissing ten aanzien van de resterende termijn opdat alsnog de vereiste bescheiden zullen worden overgelegd. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van 12 februari 2008 is het punt van het ontbreken van de vereiste bescheiden volgens mr. Moonen niet aan de orde geweest en is mondeling medegedeeld dat het verzoek zal worden toegewezen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De mededeling van mr. Moonen is ter zitting van 26 maart 2008 door de gezinsvoogd [naam gezinsvoogd] bevestigd.
De kinderrechter overweegt gelet op het vorenstaande het navolgende:
Duidelijk is dat het hier gaat om wetgeving die zeer recent in werking is getreden.
(De Wet houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) dateert van 20 december 2007, in werking getreden op 1 januari 2008.)
Er is sprake van veel regelgeving waarbij meerdere instanties betrokken zijn, die op een zeer korte termijn de nieuwe regelgeving moeten toepassen.
Dat heeft geleid tot veel onduidelijkheid bij alle geledingen die met de nieuwe wet te maken hebben.
Een en ander is voor de rechtbank unit familiezaken reden geweest om voor een zekere periode –afgesproken werd tot april 2008 – in een zaak, waarin een verzoek door de Stichting Bureau Jeugdzorg is gedaan tot verlening van een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg als bedoeld in voornoemde Wet en waarbij niet de vereiste bescheiden zijn overgelegd, bij tussenbeschikking Bureau Jeugdzorg alsnog in de gelegenheid te stellen alsnog aan de vereisten te voldoen.
Vorenstaand “beleid” van de rechtbank heeft ertoe geleid dat in de onderhavige zaak bij beschikking van 18 februari 2008 is geconstateerd dat in deze zaak de vereiste bescheiden niet door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering namens Bureau Jeugdzorg ter kennisname van de kinderrechter zijn overgelegd en dat de kinderrechter Bureau Jeugdzorg in de gelegenheid heeft gesteld die bescheiden alsnog over te leggen.
Thans is de kinderrechter gebleken dat de vereiste bescheiden nog steeds niet zijn overgelegd, waardoor de kinderrechter niet conform de wettelijke vereisten op de resterende termijn van het verzoek kan beslissen.
Evenwel, afwijzing van het verzoek ten aanzien van de resterende termijn zou betekenen dat de minderjarige [ minderjarige] slechts tot 1 april 2008 in de Hunnerberg kan blijven.
De kinderrechter heeft begrepen dat er geen ander alternatief zal zijn dan dat [minderjarige] vervolgens terug naar haar moeder gaat.
Ter zitting is duidelijk naar voren gebracht door de minderjarige dat zij zich goed voelt in de Hunnerberg, dat ze aldaar goede contacten heeft met de andere meisjes en met de groepsleiding, dat er sprake is van een dagbesteding en van het volgen van onderwijs.
Naar mededeling van de gezinsvoogd [naam gezinsvoogd] kan er in de Hunnerberg gestart worden met een Persoonlijkheidsonderzoek van [minderjarige] en is er al contact gelegd met de aan de Hunnerberg verbonden gedragsdeskundige, de heer [naam gedragsdeskundige].
Het is derhalve naar het oordeel van de kinderrechter absoluut niet in het belang van de minderjarige dat haar verblijf in de Hunnerberg thans wordt afgebroken. Indien nu de behandeling aldaar wordt afgebroken met als gevolg dat [minderjarige] terug gaat naar haar moeder, is de kans dat [minderjarige] zal terugvallen in situaties zoals in het verleden is gebeurd zeer groot en reëel.
De moeder heeft ter zitting van 26 maart 2008 aangegeven het eens te zijn met het verblijf van [minderjarige] in de Hunnerberg en de behandeling die [minderjarige] aldaar geboden wordt.
De kinderrechter is uit de stukken gebleken dat de vader reeds eerder heeft aangegeven het eens te zijn met de gesloten plaatsing van zijn dochter.
De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de machtiging dient te worden verleend voor een tijd van twee maanden met ingang van 1 april 2008, onder aanhouding van de beslissing op de resterende termijn van het verzoek.
In die tijd dat de machtiging vanaf 1 april 2008 geldt moeten de betreffende betrokkenen in staat zijn te voldoen aan de wettelijke vereisten, die worden gesteld bij een verzoek zoals het onderhavige.
Dat geldt voor de deskundige gedragswetenschapper, die een instemmingverklaring dient over te leggen, als bedoeld in de Wet op de jeugdzorg, Hoofdstuk IVA Gesloten Jeugdzorg, Paragraaf 1 Machtiging, artikel 29b vijfde lid, in verband met de voorafgaande leden van dat artikel.
Dat geldt daarnaast voor Bureau Jeugdzorg, dat dient zorg te dragen voor en over te leggen een verklaring zoals genoemd in voornoemd artikel 29b, derde lid.
Tevens dient door Bureau Jeugdzorg te worden overgelegd een op deze specifieke situatie betrekking hebbend indicatie-
besluit.
Vorenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd, zal de kinderrechter beslissen zoals hierna in het dictum nader bepaald.
3. Beslissing:
De kinderrechter:
Wijst het verzoek toe voor een termijn van twee maanden, met ingang van 1 april 2008.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Stelt de William Schrikker Stichting in de gelegenheid om namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg over te leggen:
- een verklaring van Bureau Jeugdzorg waaruit blijkt dat zich hier een situatie voordoet als bedoeld in eerdergenoemd artikel 29b lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg;
- een instemmingverklaring van een deskundige gedragswetenschapper als bedoeld in voornoemd artikel 29b lid 5 van de Wet op de jeugdzorg;
- een op de onderhavige situatie betrekking hebbend indicatiebesluit.
Houdt de beslissing op de resterende termijn van het verzoek aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Casparie, kinderrechter, en in het openbaar op 27 maart 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
MD
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.