ECLI:NL:RBMAA:2008:BC9486

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
285428 EJ VERZ 08-214
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring afwijkende bedingen in huurovereenkomst tussen Vroom & Dreesmann Warenhuizen B.V. en Sephora Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 14 april 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot goedkeuring van afwijkende bedingen in een huurovereenkomst tussen Vroom & Dreesmann Warenhuizen B.V. (hierna: V&D) en Sephora Nederland B.V. (hierna: Sephora). De partijen hebben een raamovereenkomst gesloten voor een samenwerking waarbij Sephora een shop-in-the-shop formule in de warenhuizen van V&D zou realiseren. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften en bijlagen, waaronder een faxbericht met een beëdigde vertaling van de concessieovereenkomst.

De kern van het verzoek betreft goedkeuring van enkele afwijkende bedingen die in strijd zijn met de wettelijke bepalingen van het huurrecht, met name artikel 7:231 BW. De kantonrechter heeft overwogen dat de door partijen gemaakte afspraken, zoals het recht van V&D om een andere locatie toe te wijzen en de afspraken over de looptijd van de overeenkomst, niet wezenlijk afbreuk doen aan de rechten van de huurder, Sephora. De maatschappelijke positie van Sephora in vergelijking met V&D is zodanig dat zij de bescherming van de wet in redelijkheid niet behoeft.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de afwijkende bedingen, voor zover deze niet in strijd zijn met de dwingendrechtelijke bepalingen van het huurrecht, goedgekeurd kunnen worden. De beslissing houdt in dat de goedkeuring wordt verleend voor de in het verzoek geciteerde bepalingen, met uitzondering van de bepalingen die in strijd zijn met artikel 7:231 BW. De kantonrechter heeft het verzoek voor het overige afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. R.H.J. Otto, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier J.M.H.M. Slangen-van der Heijden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 285428 EJ VERZ 08-214
beschikking van 14 april 2008
in de zaak van
Vroom & Dreesmann Warenhuizen B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
verhuurster, verder ook te noemen V&D
gemachtigde mr. B. Meeuwsen te Amsterdam (Maxeda B.V.)
en
Sephora Nederland B.V.,
woonplaats kiezende te Amsterdam,
huurster, verder ook te noemen Sephora
gemachtigde mr. I.C.K. Mol te Amsterdam (Stibbe N.V.).
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 maart 2008;
- faxbericht met bijlage (beëdigde vertaling van de concessieovereenkomst), ingekomen op 10 april 2008.
Nu partijen hebben afgezien van mondelinge behandeling kan door de kantonrechter aanstonds worden beslist.
De beslissing is bepaald op heden.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING:
Tussen partijen is een raamovereenkomst gesloten met betrekking tot een aantal warenhuizen van V&D. Onderwerp van de raamovereenkomst is een samenwerking tussen V&D en Sephora, behelzende een shop-in-the-shop. Op grond van deze raamovereenkomst is met een aantal warenhuizen van V&D een huurovereenkomst gesloten waarvan de raamovereenkomst integraal deel uitmaakt.
Omdat ook het warenhuis van V&D te Maastricht, Grote Staat 8-15, daartoe behoort, acht de kantonrechter zich bevoegd om op het verzoek ten aanzien van dit warenhuis te beslissen.
In de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zijn een aantal bepalingen opgenomen die afwijken van enkele dwingendrechtelijke bepalingen uit de wet. Partijen hebben de kantonrechter verzocht goedkeuring te verlenen aan deze in de huurovereenkomst opgenomen afwijkende bedingen als bedoeld in artikel 7:291 lid 2 BW.
Partijen vragen goedkeuring van de tussen hen overeengekomen afwijkende bedingen, welke bedingen - kort gezegd – neerkomen op:
- wijzigingen in de concessieruimte (artikel 3) voor wat betreft het recht van V&D om een andere dan de afgesproken locatie toe te wijzen en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten;
- de nadere door partijen gemaakte afspraken betreffende de looptijd van de overeenkomst (artikel 20.2 t/m 20.8).
De kantonrechter overweegt het navolgende.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:291 lid 3 BW kan ieder van partijen goedkeuring verzoeken van bedingen waarbij ten nadele van de huurder wordt afgeweken van de wettelijke voorschriften betreffende huur van bedrijfsruimte. Ingevolge die bepaling wordt die goedkeuring alleen verleend indien het beding de rechten die de huurder aan de wettelijke bepalingen betreffende huur van bedrijfsruimte ontleent, niet wezenlijk aantast of diens maatschappelijke positie in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is, dat hij de bescherming die deze wettelijke bepalingen hem bieden niet nodig heeft.
Het verzoek van partijen wordt aldus verstaan, dat daarmee uitsluitend beoogd wordt goedkeuring te verkrijgen van de in het verzoek geciteerde bepalingen uit de overeenkomst voor zover daarmee bedoelde wettelijke bescherming van de huurder wordt ingeperkt.
Ter toelichting op het verzoek hebben partijen aangevoerd, dat V&D ten behoeve van de vergroting van de attractiviteit van haar warenhuizen enkele jaren gelegen haar product- en merkassortiment is gaan uitbreiden. Zij heeft daarvoor met meerdere leveranciers en/of retailers van ”topmerken” samenwerkingsverbanden gesloten, zo ook met Sephora.
Sephora, 100% dochteronderneming van de Franse société anonyme Sephora S.A., is op
3 maart 2008 door het moederbedrijf specifiek opgericht ten behoeve van haar exploitatie in Nederland. Sephora wenst verbreding van haar geografische dekking in Europa.
V&D en Sephora kunnen dan ook veel voor elkaar betekenen.
De maatschappelijke positie van Sephora is daarenboven in vergelijking met die van de V&D zodanig, dat zij de bescherming van de wet in redelijkheid niet behoeft.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt de bescherming van Sephora huurder door de door partijen gemaakte afspraken betreffende het aanwijzen van een andere locatie (artikel 3) niet wezenlijk aangetast. Dit beding komt daarom, voor zoveel nodig, voor goedkeuring in aanmerking.
Mutatis mutandis geldt dit ook voor de door partijen nader gemaakte afspraken betreffende de looptijd van de overeenkomst (artikel 20.2 t/m 20.8).
Volledigheidshalve merkt de kantonrechter nog het volgende op.
In artikel 22.4 hebben partijen de volgende afspraak opgenomen.
“ In afwijking van het bepaalde in artikel 22.2 heeft V&D het recht de overeenkomst en/of huurovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen indien Sephora surseance van betaling aanvraagt, failliet gaat of met faillissement samenhangende handelingen verricht”.
Deze afspraak is, naar het oordeel van de kantonrechter, in strijd met artikel 7:231 lid 1 BW, waarvan volgens lid 3 van dat artikel niet ten nadele van de huurder mag worden afgeweken.
BESLISSING:
Verleent – voor zover nodig - goedkeuring aan de door partijen overeengekomen afwijkende bedingen zoals opgenomen in het verzoekschrift en de vertaalde concessieovereenkomst (artikel 3 en artikel 20.2 t/m 20.8) met betrekking tot het bedrijfspand Grote Staat 8-15 te Maastricht voor zover deze bedingen niet vallen onder het bepaalde in artikel 7:231 BW.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto, kantonrechter, in tegenwoordigheid van J.M.H.M. Slangen- van der Heijden, griffier.