ECLI:NL:RBMAA:2008:BD3932

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700065-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling voor poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 22 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de dood van het slachtoffer wilde veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden door het slaan met een koevoet. De feiten vonden plaats op 29 januari 2008 in Brunssum, waar de verdachte samen met anderen een woning binnendrong met de intentie om te stelen. Tijdens deze poging tot diefstal heeft de verdachte het slachtoffer meermalen met een koevoet geslagen, wat leidde tot de aanklacht van poging tot diefstal met geweld.

De rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor de poging tot diefstal, waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte onderworpen aan bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de eerdere contacten van de verdachte met politie en justitie. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming noodzakelijk was, gezien de gewelddadige aard van het feit en het leed dat het slachtoffer was aangedaan. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1575,- aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700065-08
Datum uitspraak: 22 mei 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte]
geboren te [Geboortegegevens verdachte]
wonende te [Woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, verdachte, op of omstreeks 29 januari 2008 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [Naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) met een koevoet, in elk geval (telkens) (met een hard voorwerp) tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 29 januari 2008 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), met voornoemd oogmerk een deur van het pand [Adres] heeft/hebben geforceerd/verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornoemde [Naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) met een koevoet, in elk geval (telkens) (met een hard voorwerp) tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (telkens) tegen diens lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 29 januari 2008 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [Naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) met een koevoet, in elk geval (telkens) (met een hard voorwerp) tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of tegen diens lichaam
heeft/hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 29 januari 2008 in de gemeente Brunssum, een persoon genaamd [Naam slachtoffer] opzettelijk mishandelend meermalen, althans eenmaal (telkens) met een koevoet, in elk geval (telkens) (met een hard voorwerp) tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of tegen diens lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt, tengevolge van welk slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen voornoemde [Naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De vrijspraak
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. De raadsman voert daartoe aan dat voor een veroordeling op basis van poging tot doodslag noodzakelijk is dat uit de concrete feiten of omstandigheden dient komen vast te staan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het slaan met de koevoet tegen het hoofd van het slachtoffer zou komen te overlijden. De raadsman betoogt dat hiervoor onvoldoende bewijs bestaat.
De officier van justitie heeft daarentegen ter terechtzitting de bewezenverklaring gevorderd van het primair ten laste gelegde. Hij voert daartoe aan dat het hoofd als een kwetsbaar deel van het lichaam moet worden beschouwd. Naar algemene ervaringsregels kan het slaan met een koevoet tegen het hoofd als gevolg hebben dat de dood zal kunnen intreden.
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van mening dat in de onderhavige zaak niet kan worden aangenomen dat de (voorwaardelijke) opzet van verdachte was gericht op de dood van het slachtoffer. De gebeurtenis op 29 januari 2008 heeft zich in de nachtelijke uren in het donker afgespeeld. Gezien de context waarin de gewraakte handelingen zich hebben voorgedaan, acht de rechtbank het meer voor de hand liggend dat verdachte op het moment dat hij op heterdaad werd betrapt het slachtoffer meermalen heeft geslagen teneinde zijn vlucht mogelijk te maken. Het staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast dat verdachte bewust op het hoofd van het slachtoffer wilde slaan.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit. Hij voert daartoe aan dat het bewijs voor de poging tot diefstal ontbreekt. In de tenlastelegging van dit feit staat slechts het forceren van een deur vermeld ter concretisering voor de poging tot diefstal. Een nadere concretisering van de diefstal ontbreekt.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. De aangever heeft in zijn aangifte en aanvullende verklaring verklaard (respectievelijk pagina 21 en 24 van het dossier) dat de dader zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van verbreking van het slot en de schuif van de achterdeur van de woning. De rechtbank stelt aan de hand van foto 3 op pagina 91 van het dossier vast dat op de achterdeur braaksporen zichtbaar zijn. De rechtbank stelt verder ter zake vast dat de zoon van het slachtoffer [Naam zoon slachtoffer] op pagina 39 van het dossier heeft verklaard dat de achterdeur normaal gesproken afgesloten is. De verdachte heeft overigens ter terechtzitting verklaard dat hij op het plaats delict aanwezig was en voornemens was om goederen weg te nemen.
De rechtbank acht - mede met inachtneming van voorgaande overweging - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 29 januari 2008 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte, met voornoemd oogmerk een deur van het pand [Adres] heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal gevolgd van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [Naam slachtoffer] meermalen met een koevoet tegen diens hoofd heeft geslagen.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
p.m.
De kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt.
Ten aanzien van subsidiair:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht,
waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en vordert dat daarbij de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht worden opgelegd. De officier van justitie vordert voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De raadsman heeft vrijspraak ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat het meer subsidiair ten laste gelegde eventueel bewezen kan worden verklaard en dat verdachte ten aanzien van dit feit veroordeeld dient te worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte meerdere malen met politie en justitie in aanraking is geweest en is veroordeeld;
- de omstandigheid dat het bewezen verklaarde zich heeft afgespeeld in de woning van het slachtoffer, alwaar men zich normaliter veilig dient te voelen;
- de omstandigheid dat het bewezen verklaarde zich in de nachtelijke uren heeft afgespeeld;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;
- het gewelddadige karakter van het bewezen verklaarde.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte niet ten uitvoer zal worden gelegd met een proeftijd van drie jaren.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Gezien het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 14 april 2008 acht de rechtbank voorts van belang dat aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde wordt gekoppeld dat verdachte zich tijdens de proeftijd zal houden aan de richtlijnen en aanwijzingen van de Reclassering.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreft met behulp waarvan het subsidiair bewezen verklaarde is begaan of voorbereid.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [Naam slachtoffer] zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door zijn gevorderde bedrag van € 1575,- en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [Naam slachtoffer] zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het hiervoor vermelde strafbaar feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar;
- beveelt dat van de opgelegde gevangenisstraf een gedeelte, groot één jaar niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de algemene voorwaarde zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
1 handschoen, kleur: zwart/wit, SPORT TECH
1 A4'tje met een plattegrond
1 breekijzer, kleur: oranje
1 schroevedraaier, kleur: grijs, GAMMA
1 portofoon, kleur: zwart, ELRO;
- beveelt de teruggave aan veroordeelde van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
1 jas, Life Line winterjas, kleur: blauw;
1 VERSACE spijkerbroek, kleur: blauw;
1 paar schoeisel, Nike Air Max, kleur: wit;
1 pet Cavello, kleur: zwart;
1 mes, kleur: bruin, Buckknife.
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer], [Adres], [Postcode + plaats], te betalen een bedrag van € 1575,= (zegge: duizendvijfhonderdvijfenzeventig euro);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [Naam slachtoffer] in
het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle vijftig euro van het te betalen bedrag, met een minimum van één dag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en
mr. P. Lampe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 22 mei 2008, zijnde mr. P. Lampe buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.