ECLI:NL:RBMAA:2008:BD5605

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
254675 CV EXPL 07-1321
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurontbinding wegens overlast door psychiatrische aandoening van de huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 11 juni 2008 uitspraak gedaan in een huurontbindingsprocedure. De eiseres, Stichting Woonmaatschappij Zo Wonen, heeft de huurovereenkomst met gedaagde sub 1, die lijdt aan een psychiatrische aandoening, ontbonden vanwege ernstige overlast die hij veroorzaakte in zijn woonomgeving. De overlast bestond uit geluidsoverlast, bedreigingen, wapengebruik, drugsgebruik en drugshandel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks zijn psychische problemen, verantwoordelijk is voor zijn gedrag en dat hij niet adequaat heeft gereageerd op eerdere waarschuwingen en hulpaanbiedingen. De rechter heeft geoordeeld dat de overlast een zodanige omvang heeft dat de grenzen van wat van de omgeving in redelijkheid gevergd mag worden, duidelijk zijn overschreden. De kantonrechter heeft besloten de huurovereenkomst te ontbinden, maar heeft de ontbinding met een termijn van vier maanden uitgesteld om de gedaagde en zijn hulpverlening de kans te geven om een andere woonruimte te vinden. Dit besluit is genomen met inachtneming van de sociale en psychische omstandigheden van de gedaagde, waarbij de rechter benadrukt dat het maatschappelijk onaanvaardbaar is om iemand met een geestelijke aandoening zomaar op straat te zetten. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, en de gedaagde sub 2 is verplicht de ontruiming te gedogen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
locatie Sittard-Geleen
vonnis d.d. 11 juni 2008
zaak/rolnr.: 254675 cv expl 07/1321
typ.:
coll.:
De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft het navolgende vonnis gewezen
de stichting Stichting Woonmaatschappij Zo Wonen,
gevestigd en kantoorhoudende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gemachtigde mr. W.H. Kempen, advocaat,
eiseres,
tegen
1. [gedaagde sub 1]
wonende aan de [adres], gemachtigde mr. R.M.J. Schoonbrood, advocaat,
2. mr. PJ.H. Keulers, advocaat en procureur, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van gedaagde sub 1 de heer [naam gedaagde sub 1],
kantoorhoudende aan de Maastrichterlaan 9 te 6191 AA Beek,
gedaagden.
Het verdere verloop van de procedure
Ter voldoening aan de haar bij het tussenvonnis van 14 november 2007 gegeven bewijsopdracht, heeft eiseres vier getuigen doen horen.
Gedaagde heeft in contra-enquête twee getuigen doen horen.
Van deze getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt.
Partijen hebben vervolgens allen een conclusie na enquête genomen, waarbij producties in het geding werden gebracht, eiseres heeft na de conclusie na enquête zijdens gedaagde sub 1. een akte genomen.
Daarna hebben partijen andermaal vonnis gevraagd.
De uitspraak van het vonnis is gesteld op heden.
De inhoud van de processtukken wordt op deze plaats herhaald en ingelast.
De verdere beoordeling
het verdere oordeel
Ter beoordeling staat of eiseres geslaagd is in de vervulling van bewijsopdracht, verleend bij voormeld tussenvonnis, waarin de kantonrechter volhardt, en luidende dat gedaagde [gedaagde sub 1] als huurder van de woonruimte staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], voortdurend en in ernstige mate overlast en hinder voor zijn woonomgeving veroorzaakt, waardoor het leefklimaat in het complex waarin het gehuurde is gelegen ernstig wordt geschaad en dat de overlast bestaat uit geluidsoverlast,bedreigingen, wapengebruik, drugsgebruik en drugshandel.
In enquête verklaarden:
[naam getuige 1], agent, wonende te [woonplaats]: “Ik heb eerder voor uw ambtgenoot een getuigenverklaring afgelegd op 6 maart 2007. Ik ken die verklaring nog, de beide raadslieden geven te kennen deze verklaring ook te kennen en ik herhaal alles wat ik in die verklaring hier heb gezegd op deze plaats deze verklaring hierbij in te gelasten.
In aanvulling op deze verklaring deel ik u mede dat ik uit hoofde van mijn functie bekend ben met wat in 2007 nog is voorgevallen. Mijn collega's zijn drie keer aan de deur geweest omdat de gedaagde geluidsoverlast veroorzaakten, hem is een keer een gele kaart uitgereikt en bij de derde keer is de geluidsapparatuur bij hem in beslag genomen. die inbeslagname was op 10 december J.I.
Vervolgens hebben mijn collega's [gedaagde sub 1] op grond van een rechterlijk machtiging opgehaald om hem naar het Prins Clauscentrum te brengen. Voor zover ik uit wat ik daar over weet kan afleiden moet dat halverwege december 2007 zijn geweest.”
[naam getuige 2], opzichter, wonende [woonplaats]: “Ik ben eerder hier geweest en wel op 6 maart 2007 over de problemen met gedaagde een verklaring afgelegd bij uw ambtsgenoot. Ik ken mijn verklaring nog en ik blijf ook vandaag onder ede bij de inhoud van de toen afgelegde verklaring. U kunt de inhoud hiervan op deze plaats herhalen en in gelasten.
In aanvulling op deze verklaring kan ik u op zich geen nieuwe feiten vertellen, maar ik hoor van mijn collega [naam collega/getuige 4] wel dat er rond het geval van [gedaagde sub 1] nog wel het een en ander speelt. Ik leid daaruit af dat sinds het vorige verhoor rondom hem niet rustiger is geworden.”
[naam getuige 3], huismeester, wonende te [woonplaats]: “Ik ken mijn verklaring die ik op 6 maart 2007 ten overstaan van uw ambtsgenoot heb afgelegd en ik herhaal die verklaring vandaag zoals ik toen heb laten optekenen. De inhoud daarvan kunt op deze plaatst herhalen en in lasten.
Sinds maart 2007 is het geluidsoverlastprobleem geëscaleerd. Ik ben in die periode uitermate regelmatig gemiddeld wekelijks twee tot drie keer bij hem aan de deur geweest omdat zijn installatie te hard stond. Als hij me aan zag komen draaide hij het volume lager. Uiteindelijk heeft de politie na waarschuwingen de installatie in december in beslag genomen.
Wij zijn in het complex bezig met renovatiewerkzaamheden. Daaronder valt het buitenschilderwerk. Wij moesten bij hem op het balkon het schilderwerk uitstellen omdat dat balkon tot wel 1 meter hoog vol lag met afval en rotzooi. Wij hebben hem uiteraard gevraagd dat op te ruimen. Het schilderwerk dreigde te stagneren omdat wij niet op het balkon konden. Uiteindelijk is door bemiddeling van zijn vader en broer die troep van het balkon gehaald en heeft de schilder zijn werk kunnen afmaken.
In deze periode heb ik ook nog twee keer de interkom voor de deuropener in de hal moeten laten vervangen omdat gedaagde dat apparaat uit de muur gerukt had. Doordat het apparaat bruut van de muur getrokken was is uiteraard de leiding van dat apparaat beschadigd geraakt. Daardoor werd de verbinding voor de 7 bovenliggende etages met de intercom in de hal ook verbroken en konden deze mensen niet horen of er gebeld werd en ook niet voor hun bezoek de deur openen. De apparaten staan in serie.
Voorts is bij hem op de verdieping de lift deur vervangen moeten worden. Ik zeg niet dat [gedaagde sub 1] dat gedaan heeft, maar het is wel bij hem op de verdieping. Op andere verdiepingen heb ik dat probleem niet of nooit gehad, in ieder geval de afgelopen 10 jaar niet. Het is een massief uitgevoerde roestvrij stalen deur met een klein ruitje erin. Om zo'n deur krom te krijgen, zoals in dit geval, moetje geweld gebruiken. De lift was doordat de deur scheluw was geworden uitgevallen. De firma Otis heeft dat hersteld maar de deur is toch eerst met bruut geweld enigszins op zijn plaats getrokken moeten worden.
Vanaf december is [gedaagde sub 1] opgenomen. Vanaf dat moment is het ook rustig op zijn galerij. Geen geluidsoverlast, geen graffiti, geen kapotte ruiten meer, alles is weer normaal.”
[naam getuige 4], leeftijd 32 jaar, wonende te [woonplaats], woonconsulente:
“Ik herhaal op deze plaats alles wat ik op 6 maart 2007 ten overstaan van uw ambtgenoot heb verklaard. Ik sta nog steeds achter die verklaring.
Sinds het afleggen van deze verklaring heb ik zelf geen contacten meer met [gedaagde sub 1] gehad. Ik heb wel van horen zeggen van direct betrokkenen zoals de huismeester en de wijkagent begrepen dat er voortdurende problemen met hem zijn. Via die kanalen hoor ik dat bewoners van het complex nog steeds over hem klagen en dat zij overlast van hem ervaren. Sinds de laatste rechtszitting is het rustig, hoor ik van de huismeester.
Ik ben bezig geweest om zijn bovenburen, die door de ligging van de woning, de meeste last van hem hadden, te verhuizen. Dat proces is in gang gezet in december en de verhuizing is nu bezig. Deze verhuizing is uitsluitend gebaseerd op het feit dat deze mensen niet meer tegen de overlast van [gedaagde sub 1] konden. Ik heb vrij lang gewacht met deze verhuizing in de hoop dat deze procedure wat eerder tot resultaat zou leiden maar omdat het allemaal zo lang duurt ben ik tot handelen overgegaan.
Er is geen andere woonruimte aan [gedaagde sub 1] aangeboden omdat wij vinden dat als je dat doet je mensen voor hun onaangepast gedrag beloont.
Ik heb weet van het feit dat er psychische problematiek aan de zijde van [gedaagde sub 1] bestaat. Ik heb dat met zijn begeleider [naam begeleider/getuige6] besproken in de fase dat hij de huur heeft opgezegd. Voor mij markeert dit het begin van de problematiek met [gedaagde sub 1].
Ik begrijp best dat iemand psychische problematiek kan hebben, maar dat rechtvaardigt nog niet datje dit in deze overlast vorm moet accepteren, van mij zijn dat gescheiden zaken.
Hoewel psychiatrie mijn vak niet is, heb ik er wel ervaring mee in die zin dat wij redelijk wat mensen met psychiatrische aandoeningen huisvesten. Ik weet best wat er in dit kader omgaat en dat is voor mij geen nieuw terrein. Van alle door ons gehuisveste met psychiatrische problematiek bekende mensen is [gedaagde sub 1] naar mijn beleving een grote negatieve uitzondering.”
In contra-enquête verklaarden:
[naam getuige 5], wonende te [woonplaats],: “Ik ben de broer van gedaagde sub 1, …..
Ik woon een flat verder dan mijn broer. Ik kom ongeveer elke dag bij hem.
Mijn broer is al van jongs af aan psychisch ziek. Desondanks meen ik dat hij best zelf kan wonen. Ik zou willen dat hij letterlijk nog een keer een kans kreeg om te laten zien dat hij zelfstandig kan wonen zonder mensen tot last te zijn. Zou hij die kans verprutsen dan sta ik daar als broer achter dat hij met harde maatregelen wordt geconfronteerd.
Door zijn ziekte kan het best wel eens geweest zijn dat hij zijn radio te hard had staan. Mijn ervaring is dat mijn broer in die omstandigheden goed en snel te corrigeren is en dat hij ook naar je luistert en doet was je vraagt.
Ik heb nooit van overlast gemerkt of gezien.
De vorige keer is hier gezegd dat hij zijn balkon had moeten opruimen maar dat dat niet zou zijn gebeurd. Ik ben daar heel erg niet mee eens omdat ik zelf gezien heb dat dat balkon wel degelijk op de donderdag voor de vrijdag dat het gebeurd moest zijn opgeruimd en leeggehaald was.
Ik kom al sinds mijn broer daar woont bij hem, het is voor mij 2 minuten lopen.”
[naam getuige 6], wonende te [woonplaats]:
“Ik ben sinds september/oktober 2006 met [gedaagde sub 1] als hulpverlener bekend. Ik heb hem over het algemeen ervaren als iemand die zich behoorlijk gedroeg en daarnaast goed corrigeerbaar was. Ik constateerde wel dat bij hem al langer grote spanningen bestonden over huur subsidie en huurbetaling. Hij is later onder bewind gesteld. In november 2006 heeft hij een huuropzegging gedaan. Ik ben daarbij betrokken geweest om dat ongedaan te maken. Ik vond dat hij onder dwang van de omstandigheden had gehandeld en hij niet goed wist wat hij had gedaan. Wat mij tegenviel was dat de verhuurder wel aan de huurbeëindiging vast hield. Ik heb nog geprobeerd via de gemeente of via de GGD een situatie in het leven te roepen dat de huur onder voorwaarde zou worden voortgezet. Zo Wonen werkte daar niet aan mee. Er zijn in die tijd wel wat klachten geweest maar volgens mijn waarneming viel dat mee. In oktober /november 2007 is het met cliënt mis gegaan omdat hij in een psychotische toestand raakte en geen hulp wenste te aanvaarden. Dat heeft geleid tot een gedwongen opname. Op dit moment geldt de rechtelijke machtiging nog wel maar is er ook proefverlof.
Bij dat proefverlof geldt de strikte voorwaarde dat hij geen hard drugs mag gebruiken. Dat wordt door urinecontrole in de gaten gehouden zodra geconstateerd wordt dat hij wel gebruikt eindigt het proefverlof en wordt hij weer gedwongen opgenomen. Wij hebben ook extra hulpverlening ingesteld met meer contactmomenten per week en daarnaast is hij in een activiteitencentrum geplaatst om daarmee tot een zinvolle dagbesteding en structurering in het algemeen te komen.
Uit huiszetting van cliënt zou rampzalige gevolgen hebben. Vooreerst woont hij nu in de buurt van zijn familie die toch nog een steun en vangnet vormt. Daarnaast is hij verplicht een keer per week zijn medicatie tegen psychose te komen halen, zou hij uit ons zichtveld verdwijnen dan is ook dit onmogelijk. Vervolgens zou dakloos worden betekenen dat wat er tot nu toe is gedaan zinloos wordt. Het is niet mogelijk hem in reguliere setting te laten opnemen omdat hij al sinds zijn jeugd automedicatie cannabis gebruikt, hetgeen vaak ondersteunend ervaren wordt door de patiënt en belangrijk kan zijn om andere behandelingen te laten aanslaan. Daarom moet hij extra-muraal behandelt worden in een zelfstandige woonsituatie.
Vanaf oktober/november 2006 kwam ik ongeveer wekelijks bij cliënt. Ik trof daar wel eens andere mensen. Of dit drugsgebruikers waren weet ik niet, ik heb ze nooit zien gebruiken. Ik rook wel dat er Cannabis gerookt was. Het waren niet direct mensen die wellicht in het normale beeld van de buren pasten, maar ik heb niets gemerkt van het veroorzaken van overlast door deze mensen.
Ik sta nog steeds achter de brief die ik op 8 november 2006 samen met mijn cliënt heb geschreven. De bedoeling van die brief was om pro-actief te reageren op klachten die ik van de woningstichting had gehoord. Mijn bedoeling was om te proberen om op een nette manier het verleden achter cliënt te laten.”
Bij akte d.d. 14 van mei 2008 heeft eiseres andermaal een aantal incidenten met gedaagde sub 1. gemeld.
Deze verklaringen, gezien in onderlinge samenhang, alsmede
- de bij dagvaarding in het geding gebrachte getuigenverklaringen d.d. 6 maart 2007 ten overstaan van de kantonrechter te Sittard onder zaaknr. 247132 afgelegd,
- het bij dagvaarding overgelegde proces-verbaal d.d. 25 oktober 2006,
-het overzicht van overlastmeldingen vervat in de brief van Chef Basiseenheid Maastricht Noord-west d.d. 23 januari 2007 aan mr. Kempen,
- het schrijven an het Prins Claus Centrum d.d. 25 januari 2008 met bijlage het behandelplan van [gedaagde sub 1] d.d. 21 december 2007,
- het feit dat [gedaagde sub 1] tenslotte met een rechterlijke machtiging gesloten opgenomen is (geweest) in een psychiatrisch ziekenhuis,
vormen naar het oordeel van de kantonrechter een solide basis om aan te nemen dat [gedaagde sub 1] lijdende is aan een psychiatrische aandoening die ondermeer de oorzaak is van gedrag dat in ernstige mate overlast in zijn woonomgeving tot gevolg heeft.
Uit de door eiseres overgelegde stukken en getuigenverklaringen blijkt in voldoende mate dat dit gedrag een zodanige omvang en ernst heeft, dat de grenzen van wat van de omgeving in redelijkheid gevergd mag worden te accepteren, duidelijk ver en duurzaam wordt overschreden.
Het feit dat twee gezinnen vanwege [gedaagde sub 1]’s overlast naar andere woonruimte zijn bemiddeld is in dit verband zeer veelzeggend.
[gedaagde sub 1] gedrag veroorzaakte en veroorzaakt nog steeds een zodanige onaanvaardbaar en duurzaam gespannen toestand in zijn woonomgeving dat om eiseres in staat te stellen haar verbintenissen tot het verschaffen van ongestoord woongenot aan de omwonenden van [gedaagde sub 1] na te komen, verwijdering van [gedaagde sub 1] uit deze woonomgeving onvermijdelijk is.
Er is teveel gebeurd om in realiteit te verwachten dat [gedaagde sub 1] nog in harmonie met zijn omgeving zal kunnen verkeren.
Dat [gedaagde sub 1] een psychiatrisch patiënt is kan in die zin van invloed zijn op de mate van toerekenbaarheid van zijn gedrag dat wanneer hij na de eerste confrontaties met eiseres hierover onder ogen had gezien dat inroepen en aanvaarden van hulp ter voorkoming van erger tot zijn verantwoordelijkheid behoort en hij ook daadwerkelijk een hulpvraag had gedaan, toerekenbaarheid wellicht zou hebben ontbroken.
Dit is niet gebeurd, [gedaagde sub 1] is meermaals en indringend tot de orde geroepen en is tenslotte via een rechterlijke machtiging gedwongen hulpverlening te accepteren.
[gedaagde sub 1], steeds handelingsbekwaam gebleven, is ernstig tekortgeschoten in het zoeken en aanvaarden van hulp, waardoor het ontstaan en escaleren van de overlast en de daaruit voorvloeiende niet-nakoming van de huurovereenkomst door zich niet als goed en rustig huurder te gedragen, hem is toe te rekenen.
Er is naar het oordeel van de kantonrechter derhalve in dit geval sprake van ernstig toerekenbaar tekortkomen zijdens [gedaagde sub 1] in de nakoming van de huurovereenkomst door het voortdurend veroorzaken van onaanvaardbare overlast voor zijn woonomgeving.
De huurovereenkomst kan daarom worden ontbonden.
Om vervolgens deze huurovereenkomst per de datum van dit vonnis, zijnde op korte termijn, te ontbinden is echter naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval op sociale en psycho-medische gronden onredelijk en onbillijk.
Mensen met een geestelijke aandoening als [gedaagde sub 1] -- kortgezegd -- zomaar op straat zetten is maatschappelijk onaanvaardbaar en schaadt, ziende het behandelplan en de anamnese, [gedaagde sub 1] belang onevenredig.
De aard van de ziekte van [gedaagde sub 1] lijkt te impliceren dat zijn belangen wellicht goed gediend zijn met een plaatsing in een aangepaste woonomgeving, al dan niet in een intra-murale setting.
Om [gedaagde sub 1] en diens hulpverlening voldoende tijd te gunnen deze oplossing te realiseren, ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst met een termijn van vier maanden of zoveel korter als [gedaagde sub 1] er in slaagt elders duurzame verblijfs- of woonruim te verkrijgen zoals in de vorige alinea beschreven.
[gedaagde sub 1] wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de proceskosten.
Ten aanzien van gedaagde sub 2. zal de kantonrechter uitspreken dat deze, wanneer dit vonnis onherroepelijk zal zijn, ontruiming zal moeten gedogen.
Gedaagde sub 1 wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de proceskosten aan de zijde van eiseres.
Wat partijen overigens nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
De beslissing
de kantonrechter:
1. Ontbindt de huurovereenkomst betreffende de woonruimte gelegen aan de [adres] te [woonplaats] per de datum gelegen vier maanden na de datum van het vonnis, zijnde 11 oktober 2008, of zoveel eerder als gedaagde sub 1. er in slaagt elders duurzame verblijfs- of woonruimte te verkrijgen zoals hoger in dit vonnis overwogen;
2. Veroordeelt gedaagde sub 1 om het gehuurde met al degenen en al hetgeen zich daarin of daar op vanwege gedaagde bevindt, na de betekening van dit vonnis uiterlijk op 11 oktober 2008, of zoveel eerder als gedaagde sub 1 erin slaagt elders duurzame verblijfs- of woonruimte te vinden zoals hoger in dit vonnis overwogen, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen, onder overgave van de sleutels, in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van eiseres te stellen en vervolgens te verlaten en ontruimd te houden, dit met machtiging aan eiseres bij gebreke van volledige voldoening hieraan, deze verlating en ontruiming en het vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van gedaagde sub 1.
3. Veroordeelt gedaagde sub 1 in de kosten van deze procedure aan de zijde van eiseres tot aan het vonnis gerezen, begroot op € 819,31, en waarvan € 450,00 salaris gemachtigde.
4. Veroordeelt gedaagde sub 2 de ontruiming te gedogen.
5. Verklaart het vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad.
6. Wijst als het meer of anders een gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in tegenwoordigheid van de griffier.