RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703024-07
Datum uitspraak: 8 juli 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2007, 16 januari 2008, 27 februari 2008, 23 april 2008, 16 juni 2008, 17 juni 2008, 18 juni 2008, 20 juni 2008 en 24 juni 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte],
gedetineerd in het Huis van Bewaring te Roermond.
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 24 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of brolomfetamine en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N- ethyl MDA en/of brolamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 16 augustus 2005 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Schinveld en/of in de gemeente Echt en/of in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 850.000 tabletten, in elk geval hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of MDA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot 16 augustus 2005 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Schinveld en/of in de gemeente Echt en/of in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of en/of N-ethyl-MDA en/of MDA en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen door
- het (doen) benaderen van mogelijke (ver)kopers en/of
- het maken van (prijs)afspraken en/of
- het (doen) vervoeren en/of betalen van geld en/of
- het (doen) regelen van ontmoetingen en/of
- het onderhouden van telefonische contacten en/of
- het vervoeren en/of doen vervoeren, afleveren, verkopen van MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of MDA en/of amfetamine.
3.
hij, verdachte, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of brolamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of brolamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (laboratorium)glaswerk en/of (een) stempel(s) voor (een) tabletteermachine(s) en/of een vacuümapparaat en/of (een) hoeveelhe(i)den methanol, in elk geval (een) vloeistof(fen) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) oranje/witkleurig poeder en/of een (grote) hoeveelheid geld voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
4.
hij, verdachte, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 49,7 en 63,7 kilogram (in poedervorm) en/of (in totaal) ongeveer 20,3 kilogram (in tabletvorm), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Tilburg en/of te Brussel(B) en/of te Hasselt(B) en/of te Leuven(B) en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),
-onder meer- hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) een of meerdere malen een reis hebben/heeft geboekt naar Jamaica en/of Engeland, en/of in verband daarmee (een) vliegticket(s) hebben/heeft besteld en/of betaald en/of naar Brussel zijn/is gereden en/of naar Jamaica en/of Engeland zijn/is gereisd en/of (vervolgens) Jamaica en/of Engeland hebben/heeft bezocht en/of (aldaar) contact hebben/heeft gelegd en/of onderhouden met een of meer personen die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en/of (aldaar) een of meerdere personen hebben/heeft benaderd om verdachte en/of verdachtes mededader(s) in contact te brengen met een of meer personen die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en/of in verband daarmee instructies en/of aanwijzingen hebben/heeft gegeven en/of betalingen heeft gedaan en/of (via Western Union) geld naar rekeningen in -onder meer- Jamaica hebben/heeft gestort en/of doen overmaken en/of aldaar geld hebben/heeft ontvangen;
6.
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 30 juni 2006 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakte(n) [Naam medeverdachte1], [Naam medeverdachte2] en/of [Naam medeverdachte3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van MDMA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne, in elk geval van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of het voorbereiden en/of bevorderen van voornoemd(e) feit(en) van welke vorenomschreven organisatie hij, verdachte, leider/bestuurder was;
7.
hij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakte(n) [Naam medeverdachte1], [Naam medeverdachte2] en/of [Naam medeverdachte3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of als bedoeld in artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van MDA en/of MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne, in elk geval van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of het voorbereiden en/of bevorderen van voornoemd(e) feit(en), van welke vorenomschreven organisatie hij, verdachte, leider/bestuurder was;
8.
hij, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 21 juli 2007 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heef gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA en/of MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of MDA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen en/of Kerkrade, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft getracht te verschaffen,
- door het geven van opdrachten;
- door het (doen) regelen van ontmoetingen en/of
- door het onderhouden van telefonische contacten
en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en), onder meer:
- (laboratorium)glaswerk en/of (een) stempel(s) voor (een) tabletteermachine(s) en/of een vacuümapparaat en/of (een) hoeveelhe(i)den methanol, in elk geval (een) vloeistof(fen) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) oranje/witkleurig poeder en/of een (grote) hoeveelheid geld en of een deksel van een drukvat en/of aantekeningen met betrekking tot een chemisch proces;
9.
hij, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver, merk Smith & Wesson, model Air Weight, kaliber .32 H&R Magnum en/of munitie van categorie III, te weten 6 kogelpatronen, kaliber .32 H&R Magnum en/of 43 kogelpatonen, kaliber .38 Special (bodemstempel PMC 38 SPL) en/of 11 kogelpatronen, kaliber .38 Special (diverse bodemstempels) en/of 1 kogelpatroon, kaliber 9mm Para, (bodemstempel Sintox 9mm Luger) en/of een wapen van categorie II, onder 5, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;
10.
hij, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 144 gram hennep, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (in totaal) meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 constateert de rechtbank dat de officier van justitie niet langer heeft beoogd verdachte voor deze feiten te vervolgen. De rechtbank heeft deze feiten om die reden niet inhoudelijk behandeld, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 4, 6, 7, 8 primair, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2 primair.
hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 16 augustus 2005 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 49,7 en 63,2 kilogram (in poedervorm) en ongeveer 20,3 kilogram (in tabletvorm) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 19 augustus 2005 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakte [Naam medeverdachte1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het verkopen en afleveren van MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en het voorbereiden en bevorderen van voornoemde feiten;
7.
hij in de periode van 28 februari 2007 tot en met 25 juli 2007 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakten [Naam medeverdachte1], [Naam medeverdachte2] en [Naam medeverdachte3] en een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde lid van de Opiumwet en als bedoeld in artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het bereiden en bewerken en verwerken en verkopen van MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en het voorbereiden en bevorderen van voornoemde feiten, van welke vorenomschreven organisatie hij, verdachte, leider/bestuurder was;
8 primair.
hij in de periode van 1 juni 2007 tot 21 juli 2007 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
9.
hij op 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver, merk Smith & Wesson, model Air Weight, kaliber .32 H&R Magnum en munitie van categorie III, te weten 6 kogelpatronen, kaliber .32 H&R Magnum en 43 kogelpatonen, kaliber .38 Special (bodemstempel PMC 38 SPL) en 11 kogelpatronen, kaliber .38 Special (diverse bodemstempels) en 1 kogelpatroon, kaliber 9mm Para, (bodemstempel Sintox 9mm Luger) en een wapen van categorie II, onder 5, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;
10.
hij op 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 130 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 4, 6, 7, 8 primair en 10 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak 4, onderdeel van het onder 7 tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat er in de periode van 14 tot en met 16 juni 2007 middels een autotransport vanuit Nederland goederen zijn vervoerd naar en afgeleverd in Italië, is het afleveren van goederen niet komen vast te staan noch wat de eventuele aard van die goederen was. Derhalve kan niet bewezen worden dat er sprake is geweest van export van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet.
De nadere bewijsoverweging
(a) “de criminele organisatie”
Het centrale verwijt aan de verdachte is dat hij heeft deelgenomen/leiding gegeven aan de criminele organisatie [Naam criminele organisatie] die tot doel had het produceren van en handelen in synthetische drugs.
De criminele organisatie [Naam criminele organisatie] was hiërarchisch opgebouwd. Tijdens de detentie van [Naam medeverdachte1] was er sprake van een tweehoofdige leiding, bestaande uit [Naam medeverdachte1] en [Naam verdachte]. [Naam verdachte] had toen de dagelijkse leiding en maakte veelvuldig aan de overige leden van de organisatie kenbaar (zoals blijkt uit afgeluisterde gesprekken) dat hij het voor het zeggen had. Als medewerkers volgens de leiding niet goed functioneerden, dan zette [Naam verdachte] deze – met instemming van [Naam medeverdachte1] – uit de organisatie.
In elk geval in de tweede bewezen verklaarde periode bediende de criminele organisatie [Naam criminele organisatie] zich voor haar activiteiten van een aantal medewerkers, van wie verdachte er een was, van meerdere locaties (van waaruit dan wel waarin haar activiteiten plaatsvonden), van tientallen GSM’s, van meerdere auto’s (waarbij het kenteken meestal op naam van een derde stond) en maakte zij gebruik van een verhullende wijze van onderlinge communicatie.
Het zogenaamde ‘pandje’ ([Adres1]) fungeerde als het fysieke centrum van de organisatie. Uit (camera-)observatie blijkt van soms tientallen bewegingen per dag bij het pandje, met name op de dagen onmiddellijk voorafgaande aan en op de dag van de inval op 25 juli 2007. Andere belangrijke locaties waren het pand in de [Adres2], waar productieactiviteiten van synthetische drugs plaatsvonden, de gevangenis in Hasselt (waar overleg plaatsvond tussen [Naam medeverdachte1] en [Naam verdachte]) en diverse woon- en of verblijfplaatsen van deelnemers aan de criminele organisatie (op een aantal van deze plaatsen werden onder andere een of meer wapen(s) aangetroffen).
(b) “bruikbaarheid Belgische informatie”
De raadsman heeft aangevoerd dat de resultaten van het afluisteren/opnemen van de gesprekken in de Belgische gevangenis (de zogenaamde OVC-gesprekken) uitgesloten dienen te worden van de bewijsvoering tegen de verdachte, daar de verdediging - samengevat - niet in staat is geweest om te controleren of het afluisteren/opnemen van de gesprekken rechtmatig is geschied.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat uit niets blijkt dat de Belgische justitie op instigatie van de Nederlandse justitiële autoriteiten tot afluisteren en opnemen van de OVC-gesprekken in België is overgegaan.
Voorts is van belang dat de Nederlandse rechter in beginsel niet is gehouden te onderzoeken of gegevens, zoals die zijn verkregen door het afluisteren en opnemen van gesprekken in de Belgische gevangenis, aldaar rechtmatig zijn verkregen. Dat wordt slechts anders indien er sprake is van aanwijzingen die de veronderstelling rechtvaardigen dat deze gegevens door de Belgische autoriteiten zijn verkregen, zonder inachtneming van de wettelijke vereisten.
Door de verdediging zijn geen feiten gesteld op grond waarvan er reden is tot een dergelijke veronderstelling. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de rechtmatigheid van de verkregen informatie te twijfelen.
Het verzoek tot bewijsuitsluiting wordt daarom verworpen.
De rechtbank merkt overigens nog op dat door of namens de verdachte tijdens de regiezitting d.d. 27 februari 2008 geen verzoek is gedaan tot nadere informatie over de rechtmatigheid van het afluisteren en opnemen van de gesprekken in de Belgische gevangenis.
(c) “verstaanbaarheid audio”
Ten aanzien van de OVC-gesprekken voert de raadsman in zijn pleidooi aan, dat de rechtbank zich zelf dient te overtuigen van wat er daadwerkelijk in de OVC-gesprekken is gezegd door deze alsnog bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting als rechter waar te nemen. Als de rechtbank hiertoe niet overgaat, zou bewijsuitsluiting van de (transcripties van de) OVC-gesprekken moeten plaatsvinden. Ter onderbouwing stelt de raadsman dat de door het openbaar ministerie ter beschikking gestelde geluidsopnamen van de afgeluisterde en opgenomen OVC-gesprekken vaak niet (goed) verstaanbaar zijn en bovendien dat zijn cliënt niet in de gelegenheid is geweest om de wat meer gefilterde versie die de raadsman middels tussenkomst van de officier van justitie heeft beluisterd, te beluisteren.
Voor het antwoord op de vraag of de transcripties van de geluidsopnamen tot bewijs mogen meewerken is niet beslissend of de leden van de rechtbank en de verdediging in staat zijn om de inhoud van deze gesprekken zelf goed te verstaan, maar of er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan, dat wat de opsporingsambtenaren als weergave van de OVC-gesprekken hebben verwoord een getrouwe weergave is van hetgeen zij hebben kunnen horen. In dat verband is van belang dat het hier opsporingsambtenaren betreft die veelvuldig opgenomen gesprekken afluisteren, waarbij zij onder andere omstandigheden dan in een rechtszaal, de mogelijkheid hebben om een gesprek(-sfragment) herhaalde/vele malen te beluisteren met het oog op de verstaanbaarheid. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de schriftelijke weergave van de inhoud van de gesprekken. Daarbij is ook van belang dat de opsporingsambtenaren bij de weergave kennelijk met de nodige behoedzaamheid te werk zijn gegaan, zoals blijkt uit vele passages, ten aanzien waarvan in de transcriptie aangegeven is dat ze niet of nauwelijks verstaanbaar waren. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Met betrekking tot de op de [Adres2] aangetroffen en in beslag genomen pil voert de raadsman, samengevat en voor zover relevant, aan dat de ene keer over een witte en de andere keer over een crèmekleurige pil wordt gesproken. Daarnaast is, aldus de raadsman, de ene keer sprake van een pil met de diepdruk in de vorm van een hartje terwijl daarvan op een ander moment geen gewag wordt gemaakt. Ook attendeert de raadsman op de wijze van verpakking van de pil, zulks al dan niet in een gripzakje.
De raadsman trekt daarmee in twijfel of de op de [Adres2] aangetroffen pil wel de pil is die door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) werd onderzocht.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat uit het dossier blijkt dat op genoemde locatie op de vloerbedekking van de overloop op de tweede etage, een pil is aangetroffen. Deze pil is voorzien van het monsternummer G-3.
Uit de “Aanvrage Onderzoek” aan het NFI (pagina 164 van het beslagdossier) blijkt dat de pil met het monsternummer G-3, voor onderzoek naar het NFI is gestuurd en daarbij is voorzien van nummer 368.227. Het NFI heeft vastgesteld dat genoemde pil MDMA bevat.
Het vorenstaande rechtvaardigt de conclusie dat de pil die is aangetroffen in het pand aan de [Adres2] de pil is die door het NFI onder nummer 368.227 werd onderzocht en die MDMA bevat. Het feit dat in het dossier de pil in een (enigszins) afwijkende kleur wordt omschreven alsmede het ontbreken van de vermelding van een diepdruk doet daaraan niet af.
Ook de vermelding in het rapport van het NFI dat de pil in een gripzakje zat, terwijl van een dergelijk zakje geen melding wordt gemaakt op de lijst van in beslag genomen goederen of in het tussentijdse rapport van het NFI, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat er sprake is van een verwisseling van de pil of dat deze pil van een andere plaats afkomstig is dan van de [Adres2]. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
(e) “verschillende monsters”
De raadsman heeft, samengevat en voor zover relevant, betoogd dat van het item E-4-010, NFI-nummer 260.284, slechts één monster is onderzocht. Nu uit de NFI resultaten is gebleken dat er ook pillen zijn aangetroffen die geen stoffen bevatten die in de Opiumwet verboden zijn, zoals een maagtablet en pillen met mCPP, kan niet zomaar worden aangenomen dat de niet door het NFI onderzochte items B, C en D ook MDMA bevatten.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen (pag. 656 t/m 664) blijkt dat er een grote hoeveelheid pillen en poeders is aangetroffen in het pand [Adres1], zulks onder meer in vuilniszakken, een kartonnen doos en twee plastic emmers.
Uit het proces-verbaal blijkt dat in twee witte plastic emmers een hoeveelheid van circa 3.314 gram gedeeltelijk gemalen pillen zat. Van deze hoeveelheid pillen is een monster genomen (E-4-010). Hiervan is door het NFI (nr. 260.284) monster A onderzocht, terwijl de monsters B, C en D niet werden onderzocht.
De aangetroffen hoeveelheid (gedeeltelijk gemalen) pillen hoort, gelet op de plaats waar zij zijn aangetroffen, namelijk in twee emmers, kennelijk bij elkaar. Naar het oordeel van de rechtbank kan alleen al om die reden wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat niet alleen het onderzochte monster(deel) A MDMA bevat, maar dat ook de rest van de (gemalen) pillen in de betreffende emmers MDMA bevatten.
Dat tijdens het onderzoek op geheel andere plaatsen in het pand ook pillen zijn aangetroffen die geen stoffen bevatten die op een van de lijsten van de Opiumwet voorkomen doet daaraan niet af.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
Feit 2 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, onder B, van het bij de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van het bij de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 6:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 7:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet en als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet;
Feit 8 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van het bij de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 9:
a) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl hij het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
b) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl hij het feit begaat met betrekking tot een wapen van categorie II;
Feit 10:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van het bij de Opiumwet gegeven verbod.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 2 primair, 4, 6, 7, 8 primair, 9 en 10 op de tenlastelegging zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren en negen maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij heeft zij rekening gehouden met het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu niet tijdig vernietiging van de geheimhoudersgesprekken heeft plaatsgevonden. De strafvermindering die zij om deze reden toepast bedraagt drie maanden.
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd de verdachte vrij te spreken van het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 8 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 7 heeft de raadsman gevraagd de verdachte vrij te spreken van een deel van de ten laste gelegde periode en van het onderdeel “cocaïne”.
De raadsman acht de door de officier van justitie gevorderde straf veel te hoog en verzoekt de rechtbank derhalve een lagere straf op te leggen.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, mede in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsstraf heeft de rechtbank voorts het volgende laten meewegen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de criminele organisatie zich in de eerste bewezen verklaarde periode heeft bezig gehouden met de handel in verdovende middelen en in de tweede bewezen verklaarde periode met het vervaardigen en aanwezig hebben van en de voorbereiding van de handel in verdovende middelen, terwijl verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden had. Niet is komen vast te staan dat de organisatie deze misdrijven gedurende die hele periodes doorlopend heeft gepleegd. Verdachte en zijn broer [Naam medeverdachte1] vormden het hart van de organisatie, waarbij verdachte in de eerste periode opdrachten van zijn broer uitvoerde, terwijl hij in de tweede bewezen verklaarde periode mede als leider opereerde. In die rol oefende hij de dagelijkse leiding uit, handelde hij binnen ruime marges zelfstandig en maakte hij het mogelijk dat [Naam medeverdachte1] vanuit de gevangenis mede leiding kon geven.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er ten bezware van verdachte rekening mee gehouden dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten ingevolge de Wet wapens en munitie.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu niet tijdig vernietiging van de geheimhoudersgesprekken heeft plaatsgevonden. De strafvermindering die de rechtbank om deze reden toepast bedraagt drie maanden.
Ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en op de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair, 4, 6, 7, 8 primair, 9 en 10 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 4, 6, 7, 8 primair en 10 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ACHT jaren en NEGEN maanden;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen (geregistreerd onder het nummer GC0701-KVI-E), te weten diverse goederen uit het dashboard van de Mercedes-Vito [XXXXXXXX];
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.C.A. Schreinemakers, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth en J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 8 juli 2008, zijnde mr. W.A.P. Hillen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.