parketnummer: 03/700400-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 november 2008
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman mr. H.P. Ruysink, advocaat te Bunde.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 oktober 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [naam slachtoffer] heeft mishandeld, waardoor deze is komen te overlijden.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Zij heeft zich daarbij onder andere gebaseerd op de verklaringen van de verdachte afgelegd bij de politie, de verklaring van diverse getuigen en op de bevindingen bij de lijkschouw en de sectie door dr. A. Maes.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, nu niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat het letsel dat tot de dood van het slachtoffer heeft geleid, is ontstaan door het met kracht slaan en stompen door verdachte. Het slachtoffer is samen met verdachte gevallen en hard op de grond terecht gekomen. Het letsel kan door het vallen zijn ontstaan.
Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij zich alleen heeft kunnen afweren en dat hij de kans niet heeft gehad om het slachtoffer op het hoofd te slaan.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Tijdens een feest op 1 juli 2007 op het terrein van Vinkenslag in Maastricht ontstaat door toedoen van het latere slachtoffer [naam slachtoffer] even voor 21.00 uur een woordenwisseling tussen de verdachte en [naam slachtoffer] over de inleg van geld voor consumptiebonnen1.
Er wordt over en weer gescholden en vervolgens duwt [naam slachtoffer] met beide handen tegen de borst van verdachte. De beide mannen worden door omstanders gescheiden. Vervolgens loopt [naam verdachte] naar [naam slachtoffer] toe en wordt de ruzie door [naam verdachte] voortgezet. De mannen delen rake klappen aan elkaar uit 2en slaan elkaar op het lijf en in het gezicht3. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte op enig moment in deze slagenwisseling de fatale klap/klappen aan het slachtoffer heeft toegebracht.
De ruzie verplaatst zich naar de uitgang van de tent. Verdachte en het slachtoffer komen daar ten val. Het slachtoffer is vervolgens op een stoel gezet. Hij was niet aanspreekbaar waarna een ambulance is gewaarschuwd. Het slachtoffer is op 2 juli 2007 om 03.46 uur overleden4.
Anders dan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat het slachtoffer door de verdachte is geslagen. De rechtbank houdt de verdachte aan zijn verklaringen, afgelegd bij de politie op 1 juli 2007 en 3 juli 2007, inhoudende dat hij het slachtoffer heeft teruggeslagen5.
De vraag die vervolgens door de rechtbank beantwoord dient te worden is of het letsel dat tot de dood van het slachtoffer heeft geleid, is ontstaan door het met kracht slaan en stompen door verdachte.
Blijkens het obductieverslag d.d. 21 januari 2008 van dr. A. Maes, patholoog, is de doodsoorzaak inklemming van de hersenen door ruimte innemende werking onder het schedeldak. Zij heeft daarbij aangegeven dat het op grond van de sectiebevindingen aannemelijk, maar niet zonder meer vast te stellen is dat causaal verband bestaat tussen het geweld tijdens de ruzie en het overlijden van het slachtoffer. Op dit onderdeel kan de neuropatholoog mogelijk uitsluitsel geven6.
Ter terechtzitting heeft de getuige-deskundige aan haar verslag toegevoegd dat het ontbreken van uitwendig letsel het bestaan van inwendig letsel niet kan uitsluiten7.
Uit het neuropathologisch onderzoek d.d. 29 februari 2008 van dr. B. Kubat is gebleken dat de hersenen van verdachte ten tijde van het overlijden gering hersenoedeem (vochtophoping in de hersenen) toonden. Verder werden een subduraal hematoom (bloeding onder het harde hersenvlies) gevonden en aanwijzingen voor axonale beschadiging (beschadiging van zenuwceluitlopers) in de diepere structuren van de grotere hersenen.
Een dergelijke axonale beschadiging treedt volgens dr. Kubat op ten gevolge van een accelaratie/decelaratietrauma en/of impacttrauma bijvoorbeeld ten gevolge van slagen op het hoofd. Het ontstaan van het hematoom wordt volledig verklaard door trauma. Daarnaast waren er tekenen van ernstige inklemming ten gevolge van de bloeding onder het harde hersenvlies in combinatie met hersenoedeem (vochtophoping in de hersenen). Het hersenoedeem was ontstaan door de beschadiging van het hersenweefsel en de druk op het hersenoppervlak door het subdurale hematoom.
Over het gebruik van bloedverdunnende middelen heeft dr. Kubat in haar onderzoek gezegd dat dit vrijwel zeker heeft bijgedragen aan de grootte, maar niet aan het ontstaan van het subduraal hematoom. Verder heeft zij aangegeven dat het gebruik van bloedverdunnende middelen geen invloed heeft gehad op het ontstaan en de mate van de axonale beschadiging8.
Ter terechtzitting heeft de getuige-deskundige Kubat daar desgevraagd aan toegevoegd dat de doodsoorzaak bij het slachtoffer een zeer ernstige ‘inklemming van de hersenen door ruimte innemende werking onder het schedeldak’ is geweest. De twee redenen voor deze inklemming zijn de ruimte innemende werking van de bloeding onder het harde hersenvlies en de vochtophoping (hersenoedeem), die is ontstaan door de combinatie van een recente bloeding onder het harde hersenvlies en de traumatische beschadigingen in de hersenen9.
Door de verdediging is aangevoerd dat het letsel van het slachtoffer door het vallen kan zijn ontstaan, aangezien het slachtoffer samen met verdachte is gevallen en hard op de grond terecht is gekomen. De getuige-deskundige Kubat heeft ter zitting verklaard dat het uitermate onwaarschijnlijk is dat het letsel bij het slachtoffer is ontstaan door een val. De beschadigingen aan de axonen, ontstaan door rek (een rotatoire beweging van het hoofd), hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het overlijden. De rek zal niet ontstaan als gevolg van een val waarbij het hoofd hard op de grond komt10. Het verweer wordt, gelet hierop, verworpen.
Op de vraag van de raadsman of een subduraal hematoom door krachtsinspanning, bijvoorbeeld door het optillen van een zwaar gewicht, kan ontstaan, heeft de getuige-deskundige Kubat ter zitting aangegeven dat een bloeding in het hoofd kan ontstaan door krachtsinspanning, als een bloedvat door ziekte is aangetast. Bij het slachtoffer heeft zij tijdens haar onderzoek geen aanwijzingen gevonden om aan te nemen dat daarvan bij het slachtoffer sprake is geweest11.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer het letsel heeft opgelopen door een of meer klappen van verdachte tijdens de vechtpartij en dat de dood van [naam slachtoffer] op 1 juli 2007 redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend. Naar ervaringsregels kan het uitoefenen van geweld op het hoofd tot ernstig letsel leiden. De omstandigheid dat het slachtoffer leed aan een reeds bestaand trauma en/of bloedverdunnende medicijnen gebruikte kan aan dit oordeel niet afdoen.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat er geen alternatieve oorzaak van geweldsinwerking op het hoofd van het slachtoffer aannemelijk is geworden.
Weliswaar bevinden zich in het dossier getuigenverklaringen met daarin gerelateerd dat er schoppende bewegingen door derden zouden zijn gemaakt in de richting van verdachte en het slachtoffer. Ook verdachte heeft verklaard dat hij tegen het hoofd is geschopt, maar op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat het slachtoffer op enig moment door trappende/schoppende bewegingen van derden is geraakt. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat niet is gebleken dat het letsel van het slachtoffer door trappen of schoppen van derden is veroorzaakt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 juli 2007 in de gemeente Maastricht meermalen opzettelijk
mishandelend een persoon, te weten [naam slachtoffer], met kracht heeft geslagen
en/of gestompt, tengevolge waarvan deze is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Ingeval van een bewezenverklaring van het tenlastegelegde heeft de raadsman in zijn subsidiaire standpunt de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte geen aanleiding heeft gegeven tot ruzie. Het slachtoffer heeft ruzie gemaakt over consumptiebonnen en is begonnen met fysiek geweld.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen weet had van de bloedverdunners die het slachtoffer slikte en het mogelijke gevaar daarvan. Volgens de raadsman staat vast dat het slachtoffer een verhoogde kans had op een subduraal hematoom en dat de gevolgen van zo’n hematoom in ieder geval veel groter zijn bij het gebruik van bloedverdunners. De abnormale afloop van de ‘normale’ vechtpartij kan niet aan verdachte worden verweten.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft tijdens een feest na een woordenwisseling ruzie gekregen met een man, waarbij de verdachte het slachtoffer een of meer klappen heeft gegeven, ten gevolge waarvan inklemming van de hersenen door ruimte innemende werking onder het schedeldak heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer is hierdoor komen te overlijden.
Het betreft een mishandeling met fatale afloop. Voor de nabestaanden heeft dit onnoemelijk leed veroorzaakt. Tevens draagt een feit als het onderhavige bij tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte gelet op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het slachtoffer zelf een belangrijke rol heeft gehad bij het ontstaan van de ruzie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf. De rechtbank ziet aanleiding om mede ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijke op te leggen.
De rechtbank vindt, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij V. (echtgenote van het slachtoffer), [adres bedadeelde partij], vordert een schadevergoeding van € 11.407,78 aan begrafeniskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Zij verzoekt daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor zowel het schadebedrag als voor de wettelijke rente.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal aan de benadeelde partij een bedrag van € 10.710,28 aan schadevergoeding toewijzen, nu is komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. Het bedrag van € 10.710,28 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2007 tot aan de dag van algehele voldoening.
De rechtbank zal een bedrag van € 679,50 ter zake de post ’30 jaar huurgraf kerkhof Oostermaas’ afwijzen, aangezien naar het oordeel van de rechtbank slechts de huurkosten van één graf - en niet voor een dubbel graf, zoals staat vermeld op de nota d.d. 6 juli 2007 van de begraafplaats Oostermaas als bijlage bij de vordering - voor vergoeding in aanmerking komen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7 Het beslag
De in beslag genomen blouse, die op 1 juli 2007 door het slachtoffer werd gedragen, dient terug gegeven te worden aan de rechthebbende, te weten V.[adres V.].
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan V.[adres V.] het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
5 1 Blouse, kleding, kleur: geel;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde
partij (echtgenote van het overleden slachtoffer), [adres benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 10.710,28 (zegge: tienduizend zevenhonderdtien euro achtentwintig) vermeerderd met de wettelijke rente van 28 juli 2007 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij Verhaegen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 188 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan
de benadeelde partij voornoemd vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. E.B.A. Ferwerda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 november 2008.
------------------------------------------------------------------
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 juli 2007 in de gemeente Maastricht, in elk geval in
het arrondissement Maastricht, een of meermalen (telkens) opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), met kracht heeft geslagen
en/of gestompt, tengevolge waarvan deze is overleden.
------------------------------------------------------------------
1 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 21 oktober 2008.
2 Proces-verbaal van verhoor getuige C. d.d. 2 juli 2007, pagina 97.
3 Proces-verbaal van verhoor getuige S. d.d. 3 juli 2007, pagina 139.
4 Proces-verbaal onnatuurlijke dood, pagina 47.
5 Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2007, pagina 36 en proces-verbaal van verhoor d.d. 3 juli 2007, pagina 154.
6 Obductieverslag d.d. 21 januari 2008 van dr. A. Maes, pagina 199.
7 De verklaring van getuige-deskundige dr. A. Maes, afgelegd ter terechtzitting op 21 oktober 2008.
8 Neuropathologisch onderoek d.d. 29 februari 2008 van dr. B. Kubat, pagina 208.
9 De verklaring van getuige-deskundige dr. B. Kubat, afgelegd ter terechtzitting op 21 oktober 2008.
10 De verklaring van getuige-deskundige dr. B. Kubat, afgelegd ter terechtzitting op 21 oktober 2008.
11 De verklaring van getuige-deskundige dr. B. Kubat, afgelegd ter terechtzitting op 21 oktober 2008.