ECLI:NL:RBMAA:2008:BG4790

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700293-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met psychotische stoornis door speedgebruik

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 10 november 2008, stond de verdachte terecht voor brandstichting. De verdachte had op 22 april 2008 opzettelijk brand gesticht bij de centrale toegang van een flatgebouw in Hoensbroek, waarbij levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden te duchten was. De verdachte verklaarde dat hij in een psychotische waas verkeerde door het gebruik van speed, wat leidde tot zijn handelen. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de psychotische stoornis, de verdachte toerekeningsvatbaar was, omdat hij wist dat zijn middelengebruik risico's met zich meebracht. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat resulteerde in schade en gevaar voor de bewoners van de flat. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslaving. De rechtbank verklaarde ook de jerrycan, gebruikt bij de brandstichting, verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700293-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 november 2008
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Breda – Huis van Bewaring De Boschpoort, te Breda.
Raadsman mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 oktober 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort en feitelijk weergegeven komt de verdenking erop neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de centrale toegang tot een aantal flatwoningen, waarbij gevaar voor goederen en/of personen kon ontstaan.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De omstandigheid dat verdachte ten tijde van het brandstichten in een psychotische toestand verkeerde, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. Verdachte heeft er zelf vrijwillig voor gekozen om opnieuw speed te gaan gebruiken, terwijl het voor hem voorzienbaar was dat dit tot achterdocht en agressie zou kunnen leiden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht. Verdachte had door de psychotische toestand waarin hij verkeerde geen enkel inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.
In het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat verdachte wel opzettelijk heeft gehandeld, heeft de raadsman gesteld dat niet bewezen kan worden dat er levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gang van zaken op 22 april 2008 acht de rechtbank het volgende van belang.
Op 22 april 2008 komen verbalisanten in opdracht van de meldkamer ter plaatse bij het flatgebouw gelegen aan de Mgr. Nolensstraat 33-43 te Hoensbroek. Zij nemen een brand waar naast de ingang van de flat. Ook ziet verbalisant [naam verbalisant] dat het bellensysteem en de brievenbussen geheel zijn verbrand en dat de gevel bij de ingang van de flat zwart geblakerd is door de brand.
Verdachte wordt op 23 april 2008 aangehouden op verdenking van deze brandstichting. Bij de politie verklaart hij op 24 april 2008 dat hij als gevolg van de wijze waarop op een mailtje van Marjolein naar hem toe was gereageerd bij een vriend van hem en de ruzie die hij daarna ook naar aanleiding van het betreffende mailtje met een vriendin van hem kreeg, kwaad werd en in een waas terecht kwam. Verdachte verklaart dat hij niet meer precies weet wat er toen verder gebeurde. “Opeens stond ik voor de flat (van Marjolein, toevoeging rechtbank) en had ik een aansteker in de hand. Ik heb zelfs nog bij Marjolein aangebeld, maar Marjolein opende de deur niet. Ik heb toen de voordeur van de flat in brand gestoken. (…) met een aansteker en een jerrycan met benzine. (…) Ik heb benzine over de deur gegoten, daarna heb ik deze met behulp van de aansteker aangestoken. Ik zag een grote steekvlam en daarna werd het vuur weer kleiner. Toen ben ik weggerend. Ik weet nog dat mensen mij gezien hebben, ik dacht nog dat het wel goed zou komen.” Op de vraag wat verdachte met dit laatste bedoelt, antwoordt verdachte: “dat die mensen wel de brandweer zouden bellen en dat er dus niet veel kon gebeuren.”
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de stoppen bij hem zijn doorgeslagen, toen Marjolein niet opendeed. Vanaf dat moment tot aan het aansteken van de brand verkeerde hij in een waas. Pas achteraf herinnert hij zich meer details; onder andere herinnert hij zich dat hij een jerrycan benzine is gaan halen bij een tankstation.
De psychiater en psycholoog die verdachte onderzocht hebben, hebben in hun rapporten beschreven dat verdachte ten tijde van de brandstichting aan een psychotische stoornis leed. ,
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat, gezien de geestesgesteldheid van verdachte op het moment van handelen, geen sprake is geweest van opzet.
Een verweer dat geen sprake was van opzet, kan slechts slagen als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is hier geen sprake gelet op de door verdachte kort na de brandstichting bij de politie afgelegde verklaring. Dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een psychotische stoornis kan daaraan niet afdoen. Het verweer faalt om die reden.
Uit het forensisch onderzoek naar aanleiding van de brand blijkt dat de brand plaatsvond in/aan een flatgebouw, waarin twaalf bewoonde woningen zijn gevestigd. Deze woningen zijn bereikbaar via twee trappenhuizen. De trappenhuizen hebben een centrale toegangsdeur en zijn verder geheel gesloten. Aan ieder trappenhuis zijn zes woningen gelegen. Een centrale toegangsdeur en het kozijn rechts naast deze deur en de daarin geplaatste panelen waren door vuur aangetast. Aan de binnenzijde van de centrale toegangsdeur heeft de brand geleid tot rookontwikkeling en heeft de rook zich verzameld in het trappenhuis. Het trappenhuis vormde de enige toegang tot de woningen. De brand bleef beperkt door ingrijpen van de brandweer. Er was gevaar voor uitbreiding van de brand. Bij een uitbreiding van de brand kan in redelijkheid worden aangenomen dat het trappenhuis zich geheel vult met rook, waardoor de vluchtweg voor de bewoners van de woningen is afgesloten.
Er was in deze situatie gemeen gevaar voor personen en/of goederen te duchten.
Op basis van deze forensische bevindingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er door de brandstichting door verdachte levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letstel te duchten was. Ook op dit punt wordt het standpunt van de raadsman verworpen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte;
op 22 april 2008 te Hoensbroek opzettelijk brand heeft gesticht bij de centrale toegang tot de flatwoningen gelegen aan de Monseigneur Nolensstraat (percelen 33 tot en met 43), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de centrale toegangsdeur en/of pui van voornoemde flatwoningen gegoten, en vervolgens die centrale toegangsdeur en/of pui met een brandende aansteker in brand gestoken, ten gevolge waarvan die centrale toegangsdeur en/of pui en het intercomgedeelte en de brievenbussen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aangelegen flatwoningen en de zich in die woningen bevindende goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de aangelegen flatwoningen bevindende personen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van verdachte is door drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, een psychologisch onderzoek verricht. Van dit onderzoek heeft zij een rapport opgemaakt, gedateerd 17 september 2008. Dit rapport vermeldt -zakelijk weergegeven-:
- dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens;
- dat er bij verdachte sprake is van cannabisafhankelijkheid en van afhankelijkheid van speed;
- dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sprake was van een psychotische stoornis, veroorzaakt door het gebruik van speed;
- dat ten tijde van het ten laste gelegde de realiteitstoetsing ernstig was verstoord en dat verdachte absoluut en maximaal beïnvloed werd door de psychotische gedachtengang, waarneming en daarmee samenhangende paranoïde gekleurde angst en boosheid;
- dat verdachte koos voor het middelengebruik wetende welk risico hij liep met het gebruik van speed, omdat hij enkele jaren daarvoor ook achterdochtig werd naar aanleiding van speedgebruik;
- dat verdachte aangegeven heeft dat hij agressieproblematiek heeft als hij speed gebruikt;
- dat verdachte daarom volledig toerekeningsvatbaar geacht kan worden, indien de rechtbank van mening is dat er sprake is van culpa in causa.
Door H.E.M. van Beek, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, is een psychiatrisch onderzoek verricht. Van dit onderzoek heeft hij een rapport opgemaakt, gedateerd 18 september 2008. Dit rapport vermeldt als conclusie -zakelijk weergegeven-:
- dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van amfetamine-afhankelijkheid en misbruik van cannabis;
- dat er bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een psychotische stoornis door amfetamine met wanen;
- dat de ziekelijke stoornis de gedragskeuzes, dan wel gedragingen van verdachte zodanig beïnvloedde dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden;
- dat verdachte wist welke werking speed op hem had en daarom volledig toerekeningsvatbaar te achten is voor het ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging, omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar geacht moet worden ten tijde van het ten laste gelegde feit. Hierbij heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake van culpa in causa is. Verdachte is weliswaar vrijwillig begonnen met het nemen van speed in de maanden voorafgaand aan de brandstichting, maar hij is vervolgens buiten zijn wil om veel speed gaan gebruiken, waardoor hij het ten laste gelegde beging. Bovendien kon verdachte niet voorzien dat hij onder invloed van speed brand zou gaan stichten.
Ter zitting is psycholoog Labrijn als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft de bevindingen en conclusies in haar rapport toegelicht en gehandhaafd.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de psychiater en psycholoog, zoals hierboven weergegeven met inbegrip van de conclusies ten aanzien van de culpa in causa. De rechtbank neemt deze conclusies over. Het bewezen verklaarde kan aan verdachte worden toegerekend, nu hij vanuit het verleden wist dat zijn speedgebruik van invloed was c.q. kon zijn op zijn psychische toestand en hij vrijwillig weer is begonnen met het gebruik van speed, om dit vervolgens (naar eigen zeggen ter zitting) volledig uit de hand te laten lopen.
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat het gebruik van (grote hoeveelheden) speed buiten zijn wil om heeft plaatsgehad. Verdachte wist dat speed effect heeft op iemands psychische toestand en verdachte kan en moet ook hebben geweten dat het gebruik van speed tot riskant gedrag zou kunnen leiden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
4 De strafoplegging
4.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, wanneer zij niet komt tot vrijspraak, dan wel tot ontslag van alle rechtsvervolging, geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan eventueel een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde worden opgelegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een brand gesticht bij de (enige) toegangsdeur tot een zestal flatwoningen. Door zijn handelen heeft verdachte gevaar doen ontstaan voor anderen. Hij heeft niet alleen schade veroorzaakt, maar ook angst en paniek teweeggebracht bij bewoners van de flats. Tekenend hierbij is hoe één van de getuigen beschrijft hoe zij met haar kind langs het vuur moest rennen.
Rekening houdend met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel een passende straf.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat hij geen relevant strafblad heeft.
De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding een groot deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de conclusies van psychiater Van Beek en psycholoog Labrijn. Zij hebben, zakelijk weergegeven, aangegeven dat een ambulante behandeling nodig is door de verslavingszorg in het kader van reclasseringstoezicht bij een voorwaardelijk opgelegde straf. Verdachte heeft aangegeven ook gebruik te willen maken van begeleiding door de reclassering om herhaling van wat er gebeurd is te voorkomen.
De rechtbank zal van de 18 maanden gevangenisstraf een deel, groot 8 maanden, voorwaardelijk opleggen. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Justitiële Verslavingszorg, ook als dat inhoudt het volgen van (ambulante) behandeling voor zijn amfetamineafhankelijkheid en cannabisgebruik.
5 Het beslag
De jerrycan zal verbeurd worden verklaard, nu de rechtbank verdachte zal veroordelen en van oordeel is dat het bewezen verklaarde feit met behulp ervan is begaan of voorbereid.
De in beslag genomen kassabon zal worden teruggegeven aan de rechthebbende.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, Justitiële Verslavingszorg, ook als dat inhoudt het volgen van (ambulante) behandeling voor amfetamineafhankelijkheid en cannabisgebruik;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1 2.00 STK Jerrycan;
- gelast de teruggave aan Retail Operating Company BV, Akerstraat-Noord 57, 6446 XC Brunssum, van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
2 1.00 STK Bon, ROC ESSO.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. W.A.P. Hillen en
mr. P. Kistemaker-van Blaricum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen als griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 november 2008