ECLI:NL:RBMAA:2008:BG6704

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133428/FT-RK 08.810 en 133431/FT-RK 08.811
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering na onterecht aangaan van schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 2 december 2008 uitspraak gedaan over de afwijzing van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Verzoekers, een echtpaar, dienden op 19 september 2008 een verzoekschrift in, waarin zij vroegen om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De totale schuldenlast van de verzoekers bedroeg € 45.670,09, met aanzienlijke vorderingen van verschillende kredietverstrekkers en postorderbedrijven. Tijdens de zitting op 27 november 2008 verklaarden de verzoekers dat hun schulden waren ontstaan door ondoordacht gebruik van krediet, waaronder het gebruik van een creditcard door de moeder van de man en het afsluiten van nieuwe kredietovereenkomsten ondanks hun financiële problemen.

De rechtbank beoordeelde de verzoeken aan de hand van de criteria uit de Faillissementswet, met name artikel 288, dat de goede trouw van de schuldenaar evalueert. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verzoekers niet te goeder trouw waren geweest in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek, omdat zij bewust nieuwe schulden hadden gemaakt en onvoldoende inspanningen hadden geleverd om hun schulden af te lossen. De vrouw had medische en psychische problemen, maar had geen adequate stappen ondernomen om hulp te zoeken of haar situatie te verbeteren. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij in staat waren om hun schulden te voldoen of dat zij de omstandigheden die tot hun schulden hadden geleid, onder controle hadden gekregen.

Uiteindelijk wees de rechtbank de verzoeken af, omdat de verzoekers niet voldeden aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. W.E. Elzinga, in aanwezigheid van griffier N.W.M. Clement.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummers : 133428/FT-RK 08.810 en 133431/FT-RK 08.811
nummer verklaring : HRL0910800162
uitspraakdatum : 2 december 2008
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
1. Het verloop van de procedure
[Namen, adressen en woonplaats van verzoekers], verzoekers, hebben op
19 september 2008 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
2. De beoordeling
2.1. De verzoekschriften zijn behandeld ter terechtzitting van 27 november 2008. Daarbij zijn verzoekers gehoord.
2.2. Uit de door de kredietbank opgemaakte verklaring als bedoeld in artikel 285 van de
Faillissementswet (Fw) blijkt dat de totale schuldenlast € 45.670,09 bedraagt. Opvallend zijn hierbij de vorderingen van:
Defam Plus BV € 13.849,12
Postorderbedrijven:
Wehkamp BV € 634,33
Neckermann € 1.798,62
Otto BV € 495,28
Best of shopping € 112,58
Bon prix € 111,95
PABO € 174,89
Telefonie:
T-Mobile NL BV € 531,70
Debitel € 3.042,70
Tele2 NL BV € 892,28
Vodafone € 1.540,36
KPN telecom € 276,21
2.3. Verzoekers hebben ter terechtzitting met betrekking tot het ontstaan van de schulden verklaard dat zij, nadat er grote schulden waren ontstaan doordat de moeder van de man omstreeks 2001 de creditcard van verzoekers en hun kredietruimte zou hebben gebruikt, bewust op krediet bij postorderbedrijven hebben gekocht om “toch cadeaus te kunnen kopen voor de feestdagen” hoewel zij wisten dat ze geen geld hadden voor aflossing van de daaruit voortvloeiende schulden. Ook hebben ze telkens opnieuw mobiele telefooncontracten afgesloten nadat de vorige wegens wanbetaling waren afgesloten.
2.4. Ten aanzien van hun pogingen om zelf te proberen hun schulden af te lossen, hebben verzoekers verklaard dat de man altijd fulltime heeft gewerkt als glazenwasser. De vrouw is gestopt met werken nadat haar dochter, die nu 12 jaar is, geboren was. Ze verklaart dat ze graag zou willen werken, maar dat ze medische en psychische problemen heeft waardoor dit niet zou kunnen. Ze stelt te leiden aan diabetes waarvoor ze pillen moet slikken en aan straat- en pleinvrees. Ze geeft daarbij aan dat haar huisarts haar al een aantal keren heeft geadviseerd om psychologische hulp te zoeken. Dit heeft ze tot op heden niet gedaan. Ook heeft ze begeleiding van het maatschappelijk werk stopgezet, omdat ze “die gesprekken niet meer zag zitten”. Ze heeft tot op heden ook niet overwogen om door middel van vrijwilligerswerk de weg terug naar reguliere arbeid te zoeken. De man verklaart ter terechtzitting dat hij erop tegen is dat zijn vrouw zou werken zonder daarvoor betaald te worden.
2.5. De rechtbank dient de verzoeken te toetsen aan de criteria genoemd in artikel 288 Fw.
2.6. Bij de beoordeling van het in artikel 288 lid 1, aanhef en sub b bedoelde te goeder trouw zijn van de schuldenaar wordt een gedragsmaatstaf gehanteerd, waarbij de rechter met alle omstandigheden van het geval rekening kan houden. Daarbij spelen (onder meer) een rol de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de schuldenaar een verwijt kan worden gemaakt dat de schulden zijn ontstaan of onbetaald gelaten en het gedrag van de schuldenaar voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen.
2.7. De rechtbank is van oordeel dat verzoekers ten aanzien van het ontstaan van een substantieel deel van de schuldenlast in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend niet te goeder trouw zijn geweest. Zij grondt haar oordeel op de omstandigheid dat er bewust aanzienlijke nieuwe schulden zijn gemaakt nadat de creditcard en de debetfaciliteiten door de moeder van verzoeker zijn gebruikt voor allerlei aankopen. Deze schulden zijn volgens verzoekers in 2005 omgezet in een lening bij Defam Plus BV. In de jaren daarna, vooral in 2005 en 2006, zijn er allerlei nieuwe schulden ontstaan door aankopen bij verschillende postorderbedrijven voor in totaal € 3.318,65 en door bij diverse telefoon-maatschappijen mobiele telefoonabonnementen af te sluiten voor in totaal € 6.283,25. Deze beide schuldengroepen bedragen tezamen meer dan 21% van de huidige schuldenlast.
2.8. De rechtbank is voorts van oordeel dat verzoekers kan worden verweten dat zij zich onvoldoende hebben ingespannen om de schulden alsnog te betalen. Verzoekster heeft immers het advies van de huisarts om psychologische hulp voor haar straatvrees te zoeken genegeerd en de begeleiding van het maatschappelijk werk gestaakt voordat zij betaald werk heeft gevonden of zelfs maar heeft gezocht. Dit leidt ertoe dat verzoekster ook ten aanzien van het onbetaald laten van de schulden niet te goeder trouw kan worden geacht. Door tot op heden niets aan haar problemen te doen, heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat ze bereid is om alles in het werk te stellen om de schulden te verminderen. Bovendien heeft verzoekster niet door het overleggen van (keurings)rapporten aannemelijk gemaakt dat zij inderdaad in het geheel niet in staat zou zijn (betaald) werk te verrichten.
2.9. Om de hiervoor onder 2.7 en 2.8 vermelde redenen is evenmin aannemelijk dat verzoekers de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan van de schulden of het onbetaald laten daarvan, nu onder controle hebben gekregen. Er kan dus ook geen toelating op grond van artikel 288 lid 3 Fw plaatsvinden.
2.10. Al hetgeen verzoekers meer of anders hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
3. De beslissing
De rechtbank wijst de verzoeken af.
Dit vonnis is gewezen door mr W.E. Elzinga, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2008 in tegenwoordigheid van N.W.M. Clement, griffier.