ECLI:NL:RBMAA:2008:BG9873

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
285445 WM VERZ 08-779
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn bij behandeling van beroep ex artikel 9 WAHV

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 2 oktober 2008, betreft het een beroep tegen een beslissing van de Officier van Justitie met betrekking tot een verkeersboete. De betrokkene had tijdig beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie, maar verscheen niet op de mondelinge behandeling op 18 september 2008. De zaak draait om de vraag of er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De betrokkene stelde dat de termijn van behandeling door de Kantonrechter te lang was, aangezien er meer dan twaalf maanden verstreken waren tussen de ontvangstbevestiging van het beroep en de oproeping voor de zitting.

De Kantonrechter, mr. R.H.J. Otto, oordeelde dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De Kantonrechter baseerde zich op eerdere jurisprudentie, waarin werd vastgesteld dat een termijn van twaalf maanden tussen de ontvangstbevestiging en de oproeping niet als onredelijk wordt beschouwd. De Kantonrechter benadrukte dat, in geval van overschrijding van de redelijke termijn, niet automatisch tot gegrondverklaring of niet-ontvankelijkheid wordt overgegaan, maar dat eerder matiging van de opgelegde boete aan de orde kan zijn.

Uiteindelijk verklaarde de Kantonrechter het beroep ongegrond, handhaafde de beschikking van de Officier van Justitie en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige behandeling van beroepszaken en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen, maar bevestigt ook dat niet elke termijnoverschrijding automatisch leidt tot een negatieve uitkomst voor de overheid.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
CJIB-nr : [nummer]
Zaaknr : 285445 \ WM VERZ 08-779
Beslissing op een beroep ex artikel 9 Wet Administratiefrechtelijke Handhaving
Verkeersvoorschriften (WAHV)
Beslissing op het beroep van:
[betrokkene],
[adres].
Betrokkene heeft tijdig beroep ingesteld tegen een beslissing van de Officier van Justitie met bovenvermeld CJIB-nummer.
Binnen de in artikel 11 lid 3 van de Wet Admini¬stratieve Handhaving Verkeersvoorschriften voorgeschreven termijn is zekerheid gesteld voor de betaling van de door de Officier van Justitie opgelegde sanctie.
Betrokkene dient derhalve in het beroep te worden ontvangen.
Ter mondelinge behandeling van 18 september 2008 is betrokkene, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Namens het Openbaar Ministerie is mevr. L. Boereboom verschenen.
Betrokkene kan zich niet verenigen met het feit dat een administratieve beschikking is opgelegd ter zake de gedraging “overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 9 km/h”, verricht op 13 februari 2007 te Maastricht.
Mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te 6099 CS Beegden, aan de Duinenberg 6, heeft namens betrokkene aangevoerd dat sprake is van overtreding van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling bij de Kantonrechter. Mr. Meerts heeft ter onderbouwing van zijn beroep een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden overgelegd van 24 juni 2008, WAHV 108.003.620, waarin het Hof oordeelt dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn wanneer betrokkene niets vernomen heeft van de zijde van justitie bij verloop van een periode van bijna een jaar vanaf het moment van de ontvangstbevestiging van het beroep door de Kantonrechter tot aan de oproeping voor de zitting.
Mr. Meerts heeft namens betrokkene verzocht in het kader van beroepsmatig verleende rechtshulp een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Het Openbaar Ministerie acht het namens betrokkene gevoerde verweer ongegrond.
In het onderhavige geval heeft betrokkene beroep ingesteld op 10 augustus 2007. Bij schrijven van 16 augustus 2007 is een ontvangstbevestiging van het beroep aan betrokkene verstuurd. Bij schrijven van 23 juli 2008 is aan betrokkene een oproeping voor de zitting bij de Kantonrechter verstuurd. De Kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de eerder door de Kantonrechter te Maastricht (283167 WM VERZ 08-655) gehanteerde termijn van 12 maanden tussen de ontvangstbevestiging van het beroep en de oproeping voor de zitting bij de kantonrechter niet overschreden is.
De Kantonrechter hecht er aan op deze plek te benadrukken dat, in navolging van de Hoge Raad, 17 juni 2008, LJN: BD2578, in geval van overschrijding van de redelijke termijn als sanctionering niet zonder meer gegrondverklaring of niet-ontvankelijkheid zal worden uitgesproken, maar dat eerder matiging van de opgelegde boete in de rede ligt.
Een en ander brengt met zich dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard en de proceskostenvergoeding moet worden afgewezen.
BESLISSING:
Verklaart het beroep ongegrond.
Handhaaft de beschikking van de Officier van Justitie.
Wijst de proceskostenvergoeding af.
Aldus gegeven door mr R.H.J. Otto, Kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar op donderdag 2 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de Griffier.