ECLI:NL:RBMAA:2008:BH4181

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130719 / HA ZA 08-630
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het plan van toedeling in de herinrichting 'Centraal-Plateau'

In deze zaak heeft reclamante bezwaar gemaakt tegen de toedeling van kavel 062.134 in het kader van de herinrichting 'Centraal-Plateau'. De rechtbank heeft op 12 november 2008 uitspraak gedaan in deze kwestie. Reclamante, die percelen had ingebracht aan de Watervalderbeek, was van mening dat de toedeling niet in verhouding stond tot de ingebrachte percelen, met name vanwege het ontbreken van stromend water, de lagere grondkwaliteit en het verlies van beheerssubsidie. De commissie heeft echter betoogd dat de toedeling in overeenstemming was met de doelstellingen van het landinrichtingsplan en dat de toebedeelde kavel goed ontsloten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de commissie de ingebrachte percelen op goede gronden aan Bureau Beheer Landbouwgronden heeft toebedeeld, ten behoeve van de realisatie van 'Nieuwe Natuur'. De rechtbank oordeelde dat de nadelen die reclamante ondervond niet voldoende zwaarwegend waren om de toedeling als onevenredig te beschouwen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bezwaar van reclamante ongegrond verklaard, waarbij reclamante de kosten van het geding diende te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 12 november 2008
Zaaknummer: 130719 / HA ZA 08-630
Bezwaarschrift nr.: 17
De meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft op een bezwaarschrift tegen het plan van toedeling in de herinrichting "Centraal-Plateau", het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Naam reclamante]
wonende te [woonplaats],
reclamante,
tegen:
DE LANDINRICHTINGSCOMMISSIE IN DE HERINRICHTING
“CENTRAAL-PLATEAU”.
1. Het verdere verloop van het geding
Door de rechter-commissaris is geen (volledige) overeenstemming verkregen omtrent het door reclamante ingediende bezwaar. Omdat geschillen zijn blijven bestaan is de zaak door de rechter-commissaris op 6 mei 2008 verwezen naar de zitting van de rechtbank van 24 oktober 2008.
Van het verhandelde ter zitting van de rechter-commissaris is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift is verzonden naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister), de landinrichtingscommissie (hierna: de commissie) en reclamante.
Op de voor de behandeling van het bezwaar vastgestelde zitting van de rechtbank heeft [ir....] (machtiging) namens reclamante de standpunten van reclamante mondeling toegelicht (pleitnota). Op deze zitting heeft de rechtbank voorts gehoord:
- de vertegenwoordiger van de minister (pleitnota);
- vertegenwoordigers van de commissie en de aan de commissie toegevoegde ingenieur van het kadaster.
2. Het bezwaar van reclamante
2.1 Reclamante heeft aan de Watervalderbeek geconcentreerd vier veldpercelen ingebracht, aan de weg Waterval geconcentreerd vijf percelen en verder één solitair gelegen perceel. Reclamante krijgt ingevolge het (ontwerp)plan van toedeling aan de weg Waterval één grote kavel 062.134 toebedeeld (overbedeling 0,3%).
2.2 Reclamante heeft tegen de toedeling bezwaar gemaakt, welk bezwaar zij grotendeels handhaaft. Blijkens het voornoemde proces-verbaal van de rechter-commissaris is enkel het bezwaar van reclamante voor wat betreft de ontsluiting van kavel 062.134 opgelost, door verschuiving van de zuidoostelijke grens van die kavel aan de Hoolstraat, waarbij de inrit van 4.5 meter naar 6 meter is verbreed.
Reclamante voert aan dat de toedeling de vergelijking met de inbreng niet kan doorstaan, alsmede dat de commissie ten onrechte niet tegemoet is gekomen aan haar wens om de inbreng geconcentreerd aan de Watervalderbeek toebedeeld te krijgen. Reclamante heeft aldaar een aantal percelen ingebracht met een goede kwaliteit grond. Reclamante is van mening - kort samengevat en voor zover thans van belang - dat de toedeling de vergelijking met de inbreng niet kan doorstaan gelet op:
I. het ontbreken van stromend vers water op kavel 062.134;
II. het verschil in grondkwaliteit;
III. het verlies van (een deel van) de beheerssubsidie ingevolge de Subsidieregeling
Agrarisch Natuurbeheer (verder: de SAN-regeling).
Zo heeft de commissie weliswaar aangeboden om een drinkpoel op kavel 062.134 aan te leggen, doch stromend water is van betere kwaliteit en derhalve gezonder voor het vee van reclamante. Daarnaast is de grondkwaliteit van kavel 062.134 (variërend van 440 tot 475 punten) beduidend minder dan de grondkwaliteit van de inbrengpercelen aan de Watervalderbeek (met grotendeels 545 punten). De toebedeelde grond ligt bovendien in een helling en bevat plaatselijk meer stenen. Voor wat betreft punt III voert reclamante verder aan dat, terwijl op de inbrengpercelen de genoemde subsidieregeling van toepassing is (bont weiland), niet zeker is dat de toedeling eveneens (volledig) valt onder die subsidieregeling. Slechts een deel van kavel 062.134 (ca. 1.31 ha) is aangemerkt als ‘Beheersgebied’ en reclamante verwacht dan ook dat zij minder subsidie zal gaan ontvangen.
Bovenstaande nadelen brengen volgens reclamante, voor wat betreft haar bedrijfsvoering, financieel nadeel met zich. Reclamante acht onzeker dat een dergelijk nadeel voldoende zal worden gecompenseerd.
2.3 Reclamante is tot slot van mening dat voor wat betreft de geplande realisatie van ‘Nieuwe Natuur’ aan de Watervalderbeek de agrarische belangen van reclamante bij handhaving van de inbrengpercelen aldaar dienen te prevaleren
3. Het standpunt van de commissie en de minister
3.1 De commissie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar ongegrond is. De commissie heeft daartoe - kort samengevat en voor zover thans van belang - aangevoerd dat zij overeenkomstig de doelstelling van het landinrichtingsplan de drie groepen door reclamante ingebrachte veldpercelen geconcentreerd tot één grote kavel 062.134, met een betere kavelvorm, heeft toebedeel aan de weg Waterval, alwaar reclamante het grootste veldperceel heeft ingebracht. De commissie benadrukt daarbij dat kavel 062.134 goed is ontsloten op de openbare weg en dat de inbreng aan de Watervalderbeek en het solitair gelegen perceel C 1912 daarentegen niet direct (eventueel door middel van een recht van erfdienstbaarheid) zijn ontsloten aan de openbare weg.
3.2 De commissie voert verder aan dat zij bij de toedeling rekening heeft gehouden met de agrarische activiteiten van reclamante. De wens van reclamante om de inbrengpercelen geconcentreerd aan de Watervalderbeek toegedeeld te krijgen, heeft de commissie niet kunnen inwilligen, nu ingevolge de doelstelling van het landinrichtingsplan aan de Watervalderbeek ‘Nieuwe Natuur’ dient te worden gerealiseerd. De inbrengpercelen van reclamante aan de Watervalderbeek zijn toebedeeld aan Bureau Beheer Landbouwgronden.
3.3 Terzake punt I van het bezwaar van reclamante voert de commissie aan dat de omstandigheid dat kavel 062.134 niet beschikt over een (natuurlijke) drinkwatervoorziening, niet een onoverkomelijk nadeel is, temeer nu de commissie bereid is om op die kavel een drinkpoel te realiseren.
Terzake punt II voert de commissie aan dat weliswaar sprake is van een kwaliteitsverschil van de ingebrachte grond in vergelijking met kavel 062.134, doch dat dit verschil binnen de norm van twee schattingsklassen blijft. Voor wat betreft de omstandigheid dat kavel 062.134 (deels) is gelegen in een helling voert de commissie aan dat het door reclamante ingebrachte perceel C 1912, welk perceel door reclamante wordt aangewend voor akkerbouw, eveneens is gelegen in een helling.
Voor wat betreft punt III voert de commissie aan dat beheersubsidie wordt verleend om nadeel (schade) te compenseren, welk nadeel de grondgebruiker lijdt als gevolg van een aangepaste bedrijfsvoering tengevolge van het feit dat zijn grond in een beheersgebied met specifiek verplicht agrarisch gebruik valt. Indien de grondgebruiker gronden krijgt toebedeeld die niet in een dergelijk beheersgebied liggen, kan hij die gronden optimaal gaan exploiteren en lijdt hij derhalve geen schade voor wat betreft het voortbrengend vermogen van de grond. In het licht van het vorenstaande zal reclamante voor wat betreft een groot deel van de toedeling een dergelijke beheerssubsidie niet meer behoeven te ontvangen. Het al dan niet kunnen verkrijgen van een beheerssubsidie is bovendien een aspect waarmee de commissie bij het opmaken van het plan van toedeling geen rekening behoeft te houden.
3.4 De commissie deelt tot slot mee dat voor zover reclamante meent dat zij tengevolge van de toedeling schade lijdt, zij om een vergoeding van de schade kan verzoeken in de vaststellingsprocedure van de lijst der geldelijke regelingen.
3.5 De minister heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de commissie.
4. Het oordeel
4.1 De rechtbank overweegt allereerst dat voor de toedeling van kavels - onder meer - geldt dat aan iedere eigenaar een recht wordt toebedeeld met betrekking tot onroerende zaken van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als te zijnen aanzien in het blok is opgenomen, althans voor zover het belang van de landinrichting zich hiertegen niet verzet. Elke kavel moet bovendien - voor zover thans van belang - zo worden gevormd dat deze uitweg heeft op een openbare land- of waterweg en zo mogelijk daar aan belendt.
Voorts moet de toedeling in overeenstemming zijn met de bepalingen in de Regeling Herverkaveling (regeling van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 oktober 2004 met kenmerk TRCJZ/2004/3819) en met de afwijkende bepalingen op deze regeling voor de herinrichting “Centraal Plateau”, zoals deze bij brief van de commissie van 27 juli 2004 (kenmerk LCCENTR/2004-55092) zijn voorgelegd en waarmee de minister van bij brief van 22 november 2004 (TRCJZ/2004/5901) heeft verklaard in te stemmen.
4.2 De rechtbank overweegt vervolgens dat in de onderhavige zaak, voor wat betreft de toedeling in vergelijking tot de inbreng van reclamante, sprake is van een kavelconcentratie, waarbij de toedeling (kavel 062.134) direct is gelegen aan de openbare weg Waterval en waarbij op verzoek van reclamante door de commissie is zorggedragen voor een verbeterde ontsluiting van die kavel op de Hoolstraat. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat reclamante ter plaatse van kavel 062.134 ook percelen heeft ingebracht. Tevens is er voor wat betreft de toedeling aan reclamante in vergelijking tot de inbreng sprake van een betere kavelvorm.
4.3 Voor wat betreft het niet aan reclamante geconcentreerd toedelen van de inbrengpercelen aan de Watervalderbeek, overweegt de rechtbank dat gelet op de doelstelling van het landinrichtingsplan terzake de realisatie van ‘Nieuwe Natuur’ aan de Watervalderbeek de commissie de inbreng van reclamante aldaar op goede grond heeft kunnen toebedelen aan Bureau Beheer Landbouwgronden, ten behoeve van Staatsbosbeheer. Gesteld noch gebleken is verder dat Bureau Beheer Landbouwgronden bezwaar zou hebben gemaakt tegen de toedeling ter plaatse. Mede gelet op hetgeen onder 4.2 is overwogen weegt de wens van reclamante voor wat betreft een geconcentreerde toedeling aan de Watervalderbeek niet op tegen het belang van de realisatie van nieuwe natuur.
4.4 De door reclamante gestelde nadelen terzake de toedeling maken verder niet dat de toedeling de vergelijking met de inbreng niet zou kunnen doorstaan. Reclamante heeft weliswaar aangevoerd dat de grondkwaliteit van de toedeling in vergelijking tot de inbreng aan de Watervalderbeek minder is, doch zij heeft daarbij niet betwist dat die slechtere kwaliteit maximaal twee schattingsklasse afwijkt van de ingebrachte grond. De commissie heeft gelet op het bepaalde in artikel 20 van de Regeling Herverkaveling de ingebrachte grond kunnen uitruilen tegen de toe te delen grond / kavel 062.134. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de commissie voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat kavel 062.134, nadat door de commissie in het plan van toedeling de ontsluiting van deze kavel na daarover met reclamant overeenstemming te hebben bereikt is aangepast, door reclamante, gelet op de (agrarische) bedrijfsvoering van reclamante doelmatig door reclamante kan worden gebruikt. De toedeling ligt verder in vergelijking met de inbreng - gemiddeld gezien - niet in een gebied met een hoger hellingspercentage.
4.5 De omstandigheden dat reclamante door het ontbreken van stromend water op kavel 062.134 en het verlies van (een deel van) de beheerssubsidie (financieel), nadeel zou ondervinden, maken evenmin dat de toedeling in vergelijking met de inbreng onevenredig is. Daartoe is het gestelde nadeel onvoldoende zwaarwegend, temeer nu de commissie heeft toegezegd dat, indien reclamante dat wenst, kavel 062.134 zal worden ingericht met een drinkpoel, alsmede nu de commissie in het kader van de landinrichting en de uitruilbaarheid van gronden geen rekening behoeft te houden met de ligging van gronden in een zogenaamd beheersgebied.
4.6 Gelet op al het vorenoverwogene is het bezwaar van reclamante ongegrond.
4.7 Reclamante dient als de in het ongelijk gestelde partij de eigen kosten van dit geding te dragen.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, J.F.W. Huinen en R.M.L.M. Magnée, rechters, en uitgesproken ter openbare zitting, in tegenwoordigheid van de griffier.
CM