RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 12 november 2008
Zaaknummer: 130722 / HA ZA 08-633
De meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft op een bezwaarschrift tegen het plan van toedeling in de herinrichting "Centraal-Plateau", het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Naam reclamante],
wonende te [adres],
reclamante,
DE LANDINRICHTINGSCOMMISSIE IN DE HERINRICHTING
“CENTRAAL-PLATEAU”,
bij welk bezwaar betrokken is:
de Maatschap [...],
gevestigd te [adres],
belanghebbende.
1. Het verdere verloop van het geding
Door de rechter-commissaris is geen overeenstemming verkregen omtrent de door reclamante ingediende bezwaren. Omdat geschillen zijn blijven bestaan is de zaak door de rechter-commissaris op 6 mei 2008 verwezen naar de zitting van de rechtbank van 24 oktober 2008. Van het verhandelde ter zitting van de rechter-commissaris is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift is verzonden naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister), de landinrichtingscommissie (hierna: de commissie), reclamante en belanghebbende.
Op de voor de behandeling van de bezwaren vastgestelde zitting van de rechtbank heeft [...] namens reclamante de standpunten van reclamante mondeling toegelicht.
Op deze zitting heeft de rechtbank voorts gehoord:
- de vertegenwoordiger van de minister;
- vertegenwoordigers van de commissie en de aan de commissie toegevoegde ingenieur van het kadaster;
- [..belanghebbende], bijgestaan door mr. ing. [...], namens belanghebbende.
2. De bezwaren van reclamante
2.1 Reclamante heeft het huisperceel SCH02 B 1883 te Walem (verder: het inbrengperceel) ingebracht. Aan reclamante is door de commissie kavel 037.241 toebedeeld. Die kavel is blijkens het (ontwerp)plan van toedeling gelegen op dezelfde locatie als het inbrengperceel van reclamant, doch de vorm van genoemde kavel is ten opzichte van de inbreng gewijzigd. De inbreng / toedeling van reclamante - voor zover thans van belang - grenst zowel ten Oosten als ten Zuiden aan de inbreng / toedeling van belanghebbende.
Op de zitting van 24 oktober 2008 heeft reclamante de rechtbank meegedeeld dat zij het tweede bezwaar handhaaft en de overige bezwaren intrekt.
2.2 Reclamante voert ter onderbouwing van haar tweede bezwaar - kort samengevat en voor zover thans van belang - aan dat zij het inbrengperceel (terug) toebedeeld wenst te krijgen, met dien verstande dat de commissie de smalle strook in de Zuidwesthoek van haar perceel (ook wel ‘uitstulping’ genoemd) niet meer hoeft toe te delen. De ‘uitstulping’ van ongeveer 10 meter breed kan worden toebedeeld aan belanghebbende, zodat het vee van belanghebbende vanaf de bedrijfskavel, welke ten Oosten grenst aan het inbrengperceel van reclamante, naar de Kleineweg kan oversteken. De genoemde strook dient verder aan de Westzijde van kavel 037.241 te worden gecompenseerd.
De commissie heeft niet volstaan met de bovenstaande wijziging, doch zij heeft de Zuidgrens van het inbrengperceel beduidend verder in Noordelijke richting ‘verlegd’. Reclamante verwijst daartoe naar de kadastrale kaart: “Centraal Plateau Inbreng - Toedeling”; de Zuidgrens van kavel 037.241.
Reclamante benadrukt dat het inbrengperceel het huisperceel is, welk perceel haars inziens in beginsel ongewijzigd dient te worden (terug) toebedeeld. Een inbreuk op de huidige (eigendoms)situatie en kadastrale grenzen kan volgens reclamante alleen door de beugel indien een dergelijke inbreuk in het kader van de herinrichting noodzakelijk is. Reclamante voert aan dat door de verschuiving van de Zuidgrens in Noordelijke richting het uitzicht van reclamante, alsmede de landschappelijke waarde van de inbreng, verdwijnt. De toedeling door de commissie is volgens reclamante, gelet op het bovenstaande, in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
3. Het standpunt van belanghebbende
3.1 Belanghebbende deelt - kort samengevat en voor zover thans van belang - mee dat in het kader van haar bedrijfsvoering, noodzakelijk is dat vanaf haar bedrijfskavel 037.217HP met bedrijfsgebouw / stal, het vee eenvoudig (via kavel 037.248) kan geraken tot het weiland van belanghebbende gelegen aan de westzijde van de Kleineweg. Kavel 037.248 kan met een doorgang voor het vee en landbouwmachines worden ingericht. Belanghebbende gaat niet akkoord met de door reclamante voorgestelde toedeling. Het door belanghebbende geplande koeienpad zou ingevolge dat voorstel niet meer naast de Zuidgrens van kavel 037.241 met kavel 037.248 komen te liggen, maar in meer Zuidelijke richting, waardoor vanaf de bedrijfsstal tot de Kleineweg een langer koeienpad zou moeten worden aangelegd, in bovendien een hellend terrein. Een pad gelegen in een helling kan verder moeilijk worden gebruikt voor landbouwvoertuigen.
4. Het standpunt van de commissie en de minister
4.1 De commissie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tweede bezwaar van reclamante ongegrond is. De commissie stelt daartoe - kort samengevat en voor zover thans van belang - dat overeenkomstig de doelstelling van het landinrichtingsplan de vorm van de kavel van reclamante is aangepast / verbeterd, waarbij de aangepaste kavel bovendien volledig is gelegen in vlak gebied. Daarbij is rekening gehouden met de belangen van de eigenaar (belanghebbende) van de kavels, welke direct grenzen aan de kavel van reclamante. Artikel 18 van de Regeling Herverkaveling verzet zich verder niet tegen de verandering van de kavelvorm van een huiskavel. In de onderhavige zaak kan de toedeling een vergelijking met de inbreng doorstaan. Reclamante heeft verder geen (zwaarwegend) belang genoemd op grond waarvan de toedeling onredelijk zou zijn. Voor wat betreft de inbreng van reclamante in vergelijking tot de toedeling is sprake van een sluitende “boekhouding”, met dien verstand dat reclamante gelijk iedere eigenaar in de herinrichting is gekort ten behoeve van de realisering van doelen van openbaar nut.
4.2 De minister heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de commissie.
5.1 De rechtbank overweegt allereerst dat de toedeling moet voldoen aan de toedelingsnormen van de Landinrichtingswet, alsmede dat de toedeling in overeenstemming moet zijn met de bepalingen in de Regeling Herverkaveling (regeling van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 oktober 2004 met kenmerk TRCJZ/2004/3819) en met de afwijkende bepalingen op deze regeling voor de herinrichting “Centraal Plateau”, zoals deze bij brief van de commissie van 27 juli 2004 (kenmerk LCCENTR/2004-55092) zijn voorgelegd en waarmee de minister van bij brief van 22 november 2004 (TRCJZ/2004/5901) heeft verklaard in te stemmen.
5.2 Ingevolge het evenredigheidsbeginsel dienen verder de nadelige gevolgen van het plan van toedeling niet onevenredig te zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Zo dient de rechtbank voor wat betreft de verhouding van de inbreng en toedeling, zowel per rechthebbende, als in onderling verband tussen verschillende rechthebbenden, de belangen af te wegen.
5.3 De rechtbank overweegt dat voor wat betreft de verbetering van de vorm van het inbrengperceel van reclamante de commissie in het kader van de herinrichting had kunnen volstaan met het niet meer toedelen van de genoemde, in de Zuidwesthoek van het inbrengperceel uitstekende strook grond (de ‘uitstulping’ van het inbrengperceel) en met het compenseren van die strook grond aan de Westzijde van het inbrengperceel.
5.4 Bij de bovenstaande belangenafweging dient het belang van belanghebbende te worden meegewogen, nu het bedrijfsperceel en weiland van belanghebbende grenzen aan het inbrengperceel van reclamante. Bezien dient te worden of de (voorgestelde) toedeling van reclamante, welke qua vorm anders is dan het inbrengperceel, waardoor ook de toedeling van belanghebbende qua vorm anders is dan de inbreng ter plaatse, geen onevenredig nadeel voor belanghebbende inhoudt.
5.5 De commissie heeft dan ook terecht bij het ontwerpplan van toedeling het belang van belanghebbende (een goede vorm van de bedrijfskavel) meegewogen.
5.6 De rechtbank overweegt vervolgens dat de door de commissie in het geding gebrachte kadastrale kaarten, terzake de inbreng en de toedeling, onvoldoende aantonen waarom, om zowel aan het genoemde belang van reclamante als aan het bovenstaande belang van belanghebbende te kunnen tegemoet komen, niet met de door reclamante voorgestelde aanpassing van haar inbreng had kunnen worden volstaan. Ingevolge het voorstel van reclamante zou belanghebbende immers vanaf haar bedrijfskavel een koeienpad kunnen aanleggen, aldus dat het vee vanuit het bedrijfsgebouw rechtstreeks via eigen grond kan oversteken naar het weiland ten Westen van de Kleineweg. Thans zou - naar de rechtbank begrijpt - het koeienpad zeer ongunstig zijn gelegen: meer ten Zuiden van het weiland van belanghebbende. Belanghebbende heeft echter aangevoerd dat, wil zij de bedrijfskavel efficiënt kunnen inrichten, de toedeling ingevolge het ontwerpplan van toedeling dient te worden gehandhaafd, hetgeen door reclamante is weersproken.
5.7 De rechtbank acht zich gelet op al het vorenoverwogene, voor wat betreft de situatie ter plaatse, onvoldoende voorgelicht. Het onderzoek is niet volledig gebleken. Gelet op de gerezen vragen terzake het inbrengperceel SCH02 B 1883 te Walem en de toedeling van kavel 037.241 en de aangrenzende kavels 037.217HP en 037.248, waarbij laatstgenoemde kavel door belanghebbende - naar zij stelt - dient te worden ingericht met een koeienpad dat tevens geschikt is om te worden bereden met landbouwvoertuigen, is een gerechtelijke plaatsopneming wenselijk. Hiertoe zal het onderzoek ter zitting worden heropend.
5.8 In afwachting van bovenstaande gerechtelijke plaatsopneming zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
heropent het onderzoek te zitting;
gelast een gerechtelijke plaatsopneming van het inbrengperceel SCH02 B 1883 te Walem en de hieraan ten Oosten en Zuiden grenzende percelen van belanghebbende, teneinde de (noodzakelijke) vorm van die percelen te kunnen opnemen;
gelast reclamante in persoon en de commissie en belanghebbende rechtsgeldig vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en gemachtigd om een regeling te treffen, desgewenst vergezeld van hun raadslieden / adviseurs, aldaar te verschijnen teneinde inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat deze gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging zullen plaatsvinden op 18 december 2008 om 10.00 uur bij het inbrengperceel gelegen te Walem nummer 63, gemeente Valkenburg aan de Geul;
bepaalt voorts dat alle voor een goed verloop van de plaatsopneming en bezichtiging dienstige bescheiden uiterlijk acht dagen vóór de datum van de gerechtelijke plaatsopneming ter griffie van deze rechtbank dienen te worden gedeponeerd en aan de wederpartij ter hand dienen te worden gesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, J.F.W. Huinen en R.M.L.M. Magnée, rechters, en uitgesproken ter openbare zitting, in tegenwoordigheid van de griffier.
CM