ECLI:NL:RBMAA:2009:BH3281

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 1238
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.N.F. Sleddens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor infocentrum in Natuur- en Landschapspark Roode Beek

Op 19 december 2007 verleende de gemeente Onderbanken een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een infocentrum/paviljoen in het Natuur- en Landschapspark Roode Beek/Rode Bach. Eiser, wonend te Schinveld, maakte bezwaar tegen dit besluit. In de beslissing op bezwaar verklaarde verweerder het bezwaarschrift gegrond, maar handhaafde het primaire besluit na verbetering van de motivering. De wettelijke grondslag werd gewijzigd van artikel 19, tweede lid WRO naar artikel 19, eerste lid WRO.

Eiser stelde in beroep dat de bouwvergunning vernietigd moest worden, omdat deze in strijd zou zijn met de wet en gemeentelijk beleid. De rechtbank moest beoordelen of eiser als belanghebbende kon worden aangemerkt. De afstand van 380 meter tussen de woning van eiser en de bebouwing, evenals het zicht op het gebouw, waren bepalend voor deze beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de afstand te groot was om eiser als belanghebbende te beschouwen, ondanks het zicht op het gebouw.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit. Eiser werd alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde dat verweerder in de kosten van de procedure moest worden veroordeeld, en bepaalde dat het door eiser betaalde griffierecht vergoed moest worden door de gemeente Onderbanken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.N.F. Sleddens op 5 februari 2009.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 08 / 1238
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geding tussen
[eiser],
wonend te Schinveld, gemeente Onderbanken, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Onderbanken,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 3 juli 2008
Kenmerk: 2008/ 1607
1. Procesverloop
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 3 juli 2008 heeft verweerder een door eiser ingediend bezwaarschrift van 8 januari 2008 tegen een door verweerder genomen besluit van 19 december 2007 ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit is door eiser beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Tevens heeft eiser zich bij brief van 8 januari 2008 tot de rechtbank gewend met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 8:81 van de Awb. Bij uitspraak van 15 augustus 2008, (procedurenummer AWB 08/1239) is dit verzoek afgewezen.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan eiser gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb heeft de rechtbank de vergunninghouder, de gemeente Onderbanken, in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. De gemeente Onderbanken heeft daarvan gebruik gemaakt.
Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 22 januari 2009, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde dhr. E.C.M. Theunissen.
Verweerder en vergunninghouder hebben zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. I.E.H.E. Teunissen-Gerards, drs. W.H.J.M. Klaukien-Smeets en mr. J.J.Pieters-Janssen, allen werkzaam bij verweerders gemeente.
2. Overwegingen
Op 19 december 2007 heeft verweerder aan de gemeente Onderbanken met toepassing van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een infocentrum/paviljoen ten behoeve van het Natuur- en Landschapspark Roode Beek/Rode Bach aan [adres] te Schinveld.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In zijn beslissing op bezwaar heeft verweerder het bezwaarschrift gegrond verklaard, maar het primaire besluit onder verbetering van de motivering gehandhaafd. Verweerder heeft onder meer de wettelijke grondslag gewijzigd van artikel 19, tweede lid WRO in artikel 19, eerste lid, WRO.
Eiser heeft in beroep - kort samengevat - naar voren gebracht dat de verleende bouwvergunning volgens hem voor vernietiging in aanmerking komt, nu deze op tal van punten in strijd moet worden geacht met de wet, het gemeentelijk en provinciaal beleid en algemene rechtsbeginselen. Voorts heeft eiser foto’s in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij enig zicht heeft op de gerealiseerde bebouwing. Tussen de woning en het infocentrum ligt een (zand)weg en staat een rij bomen. In de voorlopige voorzieningsprocedure is aan de orde gekomen dat eiser op ongeveer 380 meter van de bebouwing woont.
De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of verweerder in de beslissing op bezwaar eiser terecht heeft aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid Awb kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat om als belanghebbende in de zin van de wet te kunnen worden aangemerkt bepalend is of men in de nabijheid van het betreffende perceel woonachtig is of zicht heeft op dat perceel. De rechtbank merkt in dit verband op dat zowel het afstandscriterium als het zichtcriterium relatief zijn. Er is geen bepaalde afstand die de absolute grens vormt voor de kwalificatie van belanghebbende en iemand met zicht is niet altijd een belanghebbende. Het is een combinatie van zicht en afstand die maakt of iemand belanghebbende is, waarbij de mate van ruimtelijke uitstraling van werken en/of werkzaamheden waar de vergunning op ziet en de aard van de omgeving relevant zijn.
De vraag of het belang van eiser rechtstreeks is betrokken bij het besluit van verweerder, wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord. Daartoe is redengevend dat de afstand van de woning van eiser tot de gerealiseerde bebouwing ongeveer 380 meter bedraagt.
Dat eiser zicht heeft op het gebouw maakt nog niet dat hij belanghebbende is. Daar komt bij dat het zicht vanwege de rij bomen in ieder geval in de periode dat de bomen blad dragen zeer beperkt moet worden geacht. De afstand van 380 meter is, gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling, te groot om belanghebbendheid aan te nemen. Ook het feit dat het gebouw een rode kleur heeft, is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de forse afstand minder van belang. Bovendien is niet gebleken dat eiser zich met zijn belang in voldoende mate van anderen onderscheid. Het karakter van het landschap in combinatie met de overige bebouwing resulteert er immers in dat een groot deel van bewoners van de woningen gelegen naast die van eiser zicht heeft op het te bebouwen perceel.
Verweerder heeft eiser dan ook ten onrechte ontvangen in zijn bezwaren. Om deze reden dient het beroep van eiser gegrond te worden verklaard en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. De rechtbank ziet daarbij geen beletsel om, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, zelf in de zaak te voorzien door eiser alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn bezwaar en deze uitspraak in de plaats te stellen van het bestreden besluit.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de kosten, die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Het bedrag van de reiskosten van eiser wegens het bijwonen van de zitting wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 door de rechtbank vastgesteld op € 14,10, zijnde de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse.
Op grond van de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
1.verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
2.verklaart eiser alsnog niet-ontvankelijk in zijn bezwaar;
3.bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
4.bepaalt dat aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 wordt vergoed door de gemeente Onderbanken;
5.veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op € 14,10 wegens reiskosten, te vergoeden door de gemeente Onderbanken aan eiser.
Aldus gedaan door mr. J.N.F. Sleddens in tegenwoordigheid van mr. D.H.J. Laeven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2009 door mr. Sleddens voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
Verzonden op: 5 februari 2009