ECLI:NL:RBMAA:2009:BH4160

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
136580 / HA ZA 09-43
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het plan van toedeling in de herinrichting 'Centraal-Plateau'

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 11 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de toedeling van kavels in het kader van de Landinrichtingswet. Reclamante, die bezwaar had aangetekend tegen de toedeling van kavel 012.313, voerde aan dat deze kavel niet vergelijkbaar was met het inbrengperceel E 1498, dat rechthoekig en goed ontwaterd was. Reclamante stelde dat kavel 012.313 meer hoeken had, last had van afstromend regenwater en schaduwwerking door bomen en hagen. Ze overhandigde een taxatierapport ter onderbouwing van haar bezwaar en stelde dat een alternatieve kavel toebedeeld kon worden die beter zou aansluiten bij de bedrijfsvoering van haar gezin.

De Landinrichtingscommissie en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gaven aan dat de toedeling van kavel 012.313 in overeenstemming was met de regels van de Landinrichtingswet en dat deze kavel meer mogelijkheden bood voor de bedrijfsvoering van reclamante en haar zoon. De rechtbank oordeelde dat de commissie op goede gronden had gehandeld en dat de bezwaren van reclamante ongegrond waren. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de waarde van kavel 012.313, ondanks de beperkingen door de regenstroombaan, binnen de grenzen van de wet bleef.

De rechtbank concludeerde dat reclamante in het ongelijk was gesteld en dat zij de kosten van het geding diende te dragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij landinrichtingsprocedures zorgvuldig om te gaan met de belangen van betrokken partijen, maar ook de noodzaak om de wettelijke kaders te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 11 februari 2009
Zaaknummer: 136580 / HA ZA 09-43
Bezwaarschrift nr. 349
De meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft op een bezwaarschrift tegen het plan van toedeling in de herinrichting "Centraal-Plateau", het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Naam reclamante],
wonende te [woonplaats],
reclamante,
tegen:
DE LANDINRICHTINGSCOMMISSIE IN DE HERINRICHTING
“CENTRAAL-PLATEAU”,
bij welk bezwaar betrokken is:
BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,
gevestigd te 5004 BG Tilburg, Postbus 1287,
belanghebbende.
1. Het verdere verloop van het geding
Door de rechter-commissaris is geen overeenstemming verkregen omtrent het door reclamante op 4 december 2006 ingediende bezwaarschrift. Omdat geschillen zijn blijven bestaan is de zaak door de rechter-commissaris op 21 november 2008 verwezen naar de zitting van de rechtbank van 27 januari 2009.
Van het verhandelde ter zitting van de rechter-commissaris op 5 september 2008 en 21 november 2008 zijn processen-verbaal opgemaakt, waarvan afschriften zijn verzonden naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister), de landinrichtingscommissie (hierna: de commissie), reclamante en belanghebbende (hierna: BBL).
Op de voor de behandeling van het bezwaar vastgestelde zitting van de rechtbank hebben mr. G.H. Blom (pleitnota) en de echtgenoot van reclamante, [de heer ...], namens reclamante (machtiging) de standpunten van reclamante mondeling toegelicht. Tevens is verschenen de zoon van reclamante, [de heer...]. [De heer...] heeft namens BBL de standpunten van BBL mondeling toegelicht.
Op deze zitting heeft de rechtbank voorts gehoord:
- de vertegenwoordiger van de minister (pleitnota);
- vertegenwoordigers van de commissie en de aan de commissie toegevoegde ingenieur van het kadaster of diens plaatsvervanger.
2. Het bezwaar van reclamante
2.1 Reclamante heeft haar bezwaar tegen toedeling van kavel 012.313 gehandhaafd. Reclamante heeft ter onderbouwing van haar bezwaar aangevoerd dat in vergelijking met het inbrengperceel E 1498, welk perceel rechthoekig van vorm en goed ontwaterd is, kavel 012.313 meer hoeken bevat, last heeft van afstromend regenwater vanaf de verharde veldweg (de Maastrichterweg) en last heeft van schaduwwerking door de bomen en hagen naast kavel 012.313. De waarde van kavel 012.313 is verder, gelet op de voornoemde bezwaarpunten, niet vergelijkbaar met de waarde van het inbrengperceel E 1498. Reclamante heeft ter onderbouwing hiervan een taxatierapport van [de heer V.] van 12 januari 2009 overgelegd.
2.2 Reclamante heeft aangevoerd dat in plaats van perceel E 1498 elders een alternatieve kavel kan worden toebedeeld, en wel gelegen aansluitend aan de kavel van de heer [...] aan de Steenstraat, in het blok waar eveneens grond is toebedeeld aan de dochter van reclamante. Een alternatieve kavel, bij de aan de dochter van reclamante toebedeelde grond, kan als vergroting van de huis/veldkavel van die dochter dienen. De door reclamante bedoelde kavel betreft een deel van de aan BBL toebedeelde kavel 043.315RS, welk kaveldeel is gelegen in een helling, doch vanwege de strategische ligging nabij de grond van de dochter van reclamante volgens reclamante geschikt is om als alternatieve kavel te dienen. Reclamante heeft daartoe aangevoerd dat zij (tezamen met haar echtgenoot) en haar zoon één maatschap hebben met één gemeenschappelijke bedrijfsvoering, doch dat op enig moment in de toekomst - na haar overlijden - dit bedrijf zal worden opgesplitst. Reclamante heeft dienaangaande verwezen naar een door haar overgelegd concept van een testament, onder C, punt b. Ingevolge dit concept - kort samengevat - krijgt de dochter perceel E 1498 en de zoon de woning met bedrijfsgebouwen te Elsloo. Gelet hierop dient perceel E 1498 (alvast) bij de bedrijfsgronden van de dochter van reclamante te worden toebedeeld.
2.3 Reclamante heeft tot slot aangevoerd dat de door de commissie aangeboden alternatieve kavel 040.248 een hoek en aan de achterzijde een helling van ca. 10 % bevat waardoor, gelet op het ingebrachte rechthoekige en vlak gelegen perceel, de toedeling niet evenwaardig zal zijn aan de inbreng.
3. Het standpunt van BBL
3.1 De door reclamante gewenste alternatieve kavel maakt deel uit van de aan BBL toebedeelde kavel 043.315RS. Kavel 043.315RS is gelegen in een gebied waar BBL gronden heeft ingebracht en waar BBL naast elkaar gelegen gronden heeft toebedeeld gekregen. Het betreft een groot gebied, terzake waarvan BBL een strategische grondplanning heeft gemaakt. Kavel 043.315RS betreft volgens BBL geen restkavel, welke kavel zou kunnen worden ingezet ter oplossing van het onderhavige bezwaar van reclamante. Zo zijn voor wat betreft voornoemd gebied, waarin kavel 043.315RS is gelegen naast de gronden van Fortis, door BBL met Fortis strategische afspraken gemaakt terzake de ontwikkeling van dat gebied. BBL gaat derhalve niet akkoord met de ruil van een deel van kavel 043.315RS met kavel 012.313, temeer nu voor reclamante een alternatieve kavel aan de Hekerbijtjensweg (kavel 040.248) beschikbaar is.
4. Het standpunt van de commissie en de minister
4.1 Bij de toedeling aan reclamante heeft de commissie rekening gehouden met de omstandigheid dat reclamante samen met haar zoon één bedrijf voert. Kavel 012.313 grenst aan de toedeling van die zoon, waardoor één gebruikskavel ontstaat van ca. 6 hectare. Daarnaast heeft de commissie aangevoerd dat het inbrengperceel E 1498 weliswaar beter qua vorm dan de vorm van kavel 012.313 is, maar dat kavel 012.313 meer mogelijkheden biedt nu die kavel aan drie zijden is ontsloten en grenst aan de toedeling van voornoemde zoon van reclamante. De door reclamante genoemde strook met bomen en hagen is verder ingebracht door de zoon van reclamante. Perceel E 1498 is niet meer beschikbaar, nu dit geconcentreerd is toebedeeld bij de huis/bedrijfskavel van een andere belanghebbende.
4.2 Naar aanleiding van het bezwaar van reclamante, betreffende de regenstroombaan in kavel 012.313, heeft op 30 oktober 2008 een veldbezoek plaatsgevonden, waarvan door ing. [...] een rapport is opgemaakt d.d.19 november 2008. Dit rapport is overgelegd. Ter plaatse is geconstateerd dat vanuit omliggende percelen en vanuit de weg tijdens regenbuien, regenwater afstroomt via kavel 012.313. Het regenwater stroomt af via een strook grond van kavel 012.313 van ca. 6 meter breed en 215 meter lang. Die strook is niet onbewerkbaar, nu er gewassen op worden geteeld, doch de commissie erkent dat die strook beperkingen heeft. Het bezwaar van reclamante is dan ook voor wat betreft het bovenstaande gegrond. Gelet hierop heeft de commissie aan reclamante aangeboden om de waarde van de betreffende strook te compenseren door de waarde van kavel 012.313 met 7000 punten te reduceren. Reclamante heeft dit aanbod niet aanvaard.
4.3 De commissie heeft laatstelijk voorgesteld om een deel van kavel 043.315RS toe te delen aan reclamante en ter compensatie hiervan aan BBL kavel 012.313 (terug) toe te delen. De commissie is van mening dat BBL geen gegronde, dan wel zwaarwegende bezwaren tegen dit ruilvoorstel heeft aangevoerd.
4.4 De minister heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de commissie.
5. Het oordeel
5.1 Voor de toedeling van kavels gelden - onder meer - de volgende uitgangspunten:
Aan iedere eigenaar wordt een recht toebedeeld met betrekking tot onroerende zaken van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als te zijnen aanzien in het blok is opgenomen, althans voor zover het belang van de landinrichting zich hiertegen niet verzet.
Voorts moet de toedeling in overeenstemming zijn met de bepalingen in de Regeling Herverkaveling (regeling van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 oktober 2004 met kenmerk TRCJZ/2004/3819) en met de afwijkende bepalingen op deze regeling voor de herinrichting “Centraal Plateau”, zoals deze bij brief van de commissie van 27 juli 2004 (kenmerk LCCENTR/2004-55092) zijn voorgelegd en waarmee de minister bij brief van 22 november 2004 (TRCJZ/2004/5901) heeft verklaard in te stemmen.
5.2 De rechtbank is van oordeel dat de commissie op goede grond in plaats van perceel E 1498 aan reclamante de eigendom van kavel 012.313 heeft toebedeeld. De rechtbank overweegt hiertoe dat kavel 012.313, met eveneens een agrarische bestemming, grenst aan de toedeling van de zoon van reclamante, waarmee zij één agrarisch bedrijf heeft. In het belang van de bedrijfsvoering ontstaat door de toedeling van kavel 012.313 grenzend aan kavel 012.312 één grote bedrijfskavel nabij de bedrijfsgebouwen van reclamante. De twee extra hoeken in kavel 012.313, in vergelijking met perceel E 1498, maken niet dat, het bovenstaande hiertegen afwegende, kavel 012.313 niet voldoet aan voornoemde uitgangspunten van de landinrichting. Verminderde gewasgroei ten gevolge van bomen en hagen langs de kavelgrens leiden evenmin tot een andere afweging. Voorzover deze verminderde gewasgroei structureel is komt dat tot uitdrukking in de waarde zoals deze bij de eerste of bij de tweede schatting wordt vastgesteld.
5.3 De rechtbank heeft bij het vorenoverwogene in aanmerking genomen dat met de voorgenomen overdracht van kavel 012.313 aan de dochter van reclamante, op enig nog onbepaald moment in de toekomst, geen rekening kan worden gehouden. Of deze overdracht zal plaatsvinden en wanneer deze overdracht zal plaatsvinden is namelijk onzeker. Evenmin kan thans rekening worden gehouden met de beperkte gewasopbrengst op voornoemde strook grond waarover regenwater afstroomt. Hiertoe wordt overwogen dat de commissie ten aanzien van de regenstroombaan in kavel 012.313 heeft geoordeeld dat de waarde van die kavel, gelet op de voornoemde stroombaan naar beneden dient te worden bijgesteld. De commissie heeft daartoe gesteld dat, ingevolge voornoemd veldonderzoek is gebleken dat de gebruiksmogelijkheid, in het bijzonder voor akkerbouw, van kavel 012.313 voor wat betreft de genoemde strook grond van ca. 6 meter breed en 215 meter beperkt is. Gelet op de bevindingen en berekeningen van de commissie naar aanleiding van voornoemd veldonderzoek dient aan de voornoemde strook grond een nulwaarde te worden toegekend, met als gevolg dat de waarde van kavel 012.313 met 7000 punten dient te worden verminderd. Een dergelijke verrekening kan echter eerst plaatsvinden bij de tweede schatting en de lijst der geldelijke regeling. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de waarde van de toedeling, bestaande enkel uit kavel 012.313 na wijziging van de waarde daarvan (in 99.870 punten), gelet op de netto inbreng van reclamante (104.868 punten), in vergelijking met de waarde waarop reclamante ten minste aanspraak kan maken (99.625 punten), binnen de grenzen van artikel 144, lid 1, van de Landinrichtingswet blijft.
5.4 Nu reclamante in het ongelijk is gesteld, dient zij de eigen kosten van het geding te dragen.
6. De beslissing
De rechtbank:
verklaart de bezwaren ongegrond.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, J.J.Ph. Bergmans en R.M.L.M. Magnée, rechters, en uitgesproken ter openbare zitting, in tegenwoordigheid van de griffier.
CM