ECLI:NL:RBMAA:2009:BH5029
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende aannemelijkheid van betalingsonmacht
Op 16 september 2008 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de procedure is verzoekster tweemaal opgeroepen, maar heeft zij verstek laten gaan. Het verzoekschrift is uiteindelijk behandeld op 19 februari 2009, waarbij verzoekster en haar beschermingsbewindvoerder, de heer V.L.M.H. Stoffels, zijn gehoord. De rechtbank heeft de schuldenlast van verzoekster beoordeeld aan de hand van een artikel-285 Fw-verklaring, waaruit bleek dat de totale schuldenlast € 9.282,03 bedraagt, met een aanzienlijke vordering van de belastingdienst van € 6.215,26.
De beschermingsbewindvoerder verklaarde echter dat verzoekster in de afgelopen jaren met budgethulp haar overige schulden had afgelost en dat zij momenteel nog slechts € 2.259,00 aan de belastingdienst verschuldigd was. Hij gaf aan dat, als verzoekster haar aflossingen voortzet zoals in het verleden, zij deze schuld binnen een jaar volledig zou kunnen aflossen. De rechtbank heeft het verzoek getoetst aan de criteria van artikel 288 Fw, dat stelt dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.
De rechtbank concludeerde dat, gezien de huidige situatie en de verklaring van de beschermingsbewindvoerder, niet voldoende aannemelijk was dat verzoekster niet in staat zou zijn haar schulden te betalen. Daarom werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat niet was voldaan aan het vereiste van artikel 288 lid 1 aanhef en onder a Fw. De rechtbank oordeelde dat de overige argumenten van verzoekster niet tot een ander oordeel leidden.