ECLI:NL:RBMAA:2009:BH5029

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133310 /FT-RK08.802
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende aannemelijkheid van betalingsonmacht

Op 16 september 2008 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de procedure is verzoekster tweemaal opgeroepen, maar heeft zij verstek laten gaan. Het verzoekschrift is uiteindelijk behandeld op 19 februari 2009, waarbij verzoekster en haar beschermingsbewindvoerder, de heer V.L.M.H. Stoffels, zijn gehoord. De rechtbank heeft de schuldenlast van verzoekster beoordeeld aan de hand van een artikel-285 Fw-verklaring, waaruit bleek dat de totale schuldenlast € 9.282,03 bedraagt, met een aanzienlijke vordering van de belastingdienst van € 6.215,26.

De beschermingsbewindvoerder verklaarde echter dat verzoekster in de afgelopen jaren met budgethulp haar overige schulden had afgelost en dat zij momenteel nog slechts € 2.259,00 aan de belastingdienst verschuldigd was. Hij gaf aan dat, als verzoekster haar aflossingen voortzet zoals in het verleden, zij deze schuld binnen een jaar volledig zou kunnen aflossen. De rechtbank heeft het verzoek getoetst aan de criteria van artikel 288 Fw, dat stelt dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.

De rechtbank concludeerde dat, gezien de huidige situatie en de verklaring van de beschermingsbewindvoerder, niet voldoende aannemelijk was dat verzoekster niet in staat zou zijn haar schulden te betalen. Daarom werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat niet was voldaan aan het vereiste van artikel 288 lid 1 aanhef en onder a Fw. De rechtbank oordeelde dat de overige argumenten van verzoekster niet tot een ander oordeel leidden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: 133310/FT-RK 08.802
nummer verklaring: MAA0910800359
uitspraakdatum: 24 februari 2009
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
1. Het verloop van de procedure
1.1. [Naam verzoekster], wonende te [adres], verzoekster, heeft op 16 september 2008 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2. Verzoekster is tweemaal opgeroepen te verschijnen teneinde haar verzoekschrift toe te lichten. De eerste keer is beschermingsbewindvoerder de heer V.L.M.H. Stoffels verschenen. Verzoekster heeft beide keren verstek laten gaan.
1.3. Het verzoekschrift is vervolgens behandeld ter terechtzitting van 19 februari 2009. Daarbij zijn verzoekster en haar beschermingsbewindvoerder gehoord.
2. De beoordeling
2.1. Uit de door de kredietbank op 5 augustus 2008 opgemaakte verklaring als bedoeld in artikel 285 van de Faillissementswet (Fw) (hierna te noemen: artikel-285 Fw-verklaring) blijkt dat de totale schuldenlast € 9.282,03 bedraagt. Opvallend is hierbij de vordering van de belastingdienst ad € 6.215,26. Uit een apart bijgevoegd schrijven van de belastingdienst van 13 mei 2008 blijkt dat hiervan toen nog openstond € 3.867,00 aan hoofdsom en € 288,00 aan kosten.
2.2 Ter terechtzitting heeft beschermingsbewindvoerder de heer Stoffels verklaard dat de in de artikel-285 Fw-verklaring opgenomen schuldenlast niet meer de correcte weergave van de hoogte van de schulden is. Volgens de verklaring van de beschermingsbewindvoerder heeft verzoekster de overige schulden in de afgelopen jaren met zijn budgethulp geheel afgelost en is per heden aan de belastingdienst nog slechts € 2.259,00 verschuldigd. Hij heeft verder laten weten dat als verzoekster voortgaat met aflossen zoals in de afgelopen jaren gebruikelijk was, zij deze schuld over een jaar ook volledig zal hebben terugbetaald.
2.3 De rechtbank dient het verzoek te toetsen aan de criteria genoemd in artikel 288 Fw.
2.4 Conform het bepaalde in artikel 288 lid 1 aanhef en onder a Fw wordt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indoen voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.
2.5 De beschermingsbewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat momenteel slechts één schuld aan de Belastingdienst ad € 2.259,00 resteert ter zake inkomstenbelasting over de jaren 2003 en 2004. De overige schulden zijn met behulp van budgetbeheer in de laatste jaren geheel afgelost. Daarnaast bestaat de verwachting dat verzoekster over één jaar de schuld aan de belastingdienst zal hebben afgelost. Dit blijkt, naast de verklaring van de beschermingsbewindvoerder, uit het feit dat verzoekster sinds 13 mei 2008 op genoemde schuld € 1.896,00 af heeft weten te lossen.
2.6 Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank niet voldoende aannemelijk dat verzoekster niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden.
2.7 Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient derhalve te worden afgewezen, nu niet is voldaan aan het vereiste gesteld in artikel 288 lid 1 aanhef en onder a Fw.
2.8 Al hetgeen verzoekster meer of anders heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
3. De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga, rechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 24 februari 2009 in tegenwoordigheid van M.E.W. Otten, griffier.