ECLI:NL:RBMAA:2009:BH9138

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09 / 206
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W.C.M. Frings
  • P.J.M. Bruijnzeels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om geheimhouding van informatie in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, het Centraal Administratie Kantoor (CAK), dat zijn bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond had verklaard. Dit eerdere besluit betrof de afwijzing van een aanvraag voor compensatie van het eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet. Verweerder had in het kader van deze procedure een accountantsrapportage over VEKTIS c.v. ingediend en verzocht om geheimhouding van deze informatie, stellende dat het rapport vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatte.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de informatie waar om geheimhouding werd verzocht, niet kan worden aangemerkt als bedrijfsgegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat er geen gewichtige redenen aanwezig waren die de verzochte beperkte kennisneming rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het rapport voor openbaarmaking vatbaar was en dat er een verplichting bestond om het verzoek om informatie in te willigen. De rechtbank heeft het verzoek om geheimhouding dan ook afgewezen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat er geen zelfstandig hoger beroep openstaat tegen deze uitspraak, maar dat hoger beroep alleen tegelijk met de einduitspraak in de hoofdzaak kan worden ingesteld. De uitspraak is van belang voor de toepassing van de Wob en de bescherming van bedrijfsinformatie in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: 09 / 206
Beslissing van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
in het geding tussen
[eiser],
wonende te Brunssum, eiser,
en
Centraal Administratie Kantoor (CAK),
verweerder.
Datum bestreden besluit: 6 januari 2009
Kenmerk: CER 2008 2402210
1. Overwegingen
Bij brief van 7 februari 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze beslissing genoemde besluit. Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 november 2008 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser voor de compensatie eigen risico op grond van artikel 118a van de Zorgverzekeringswet afgewezen.
Bij brief van 10 maart 2009 heeft verweerder een accountantsrapportage betreffende VEKTIS c.v. aan de rechtbank doen toekomen. Onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft verweerder verzocht dit rapport niet aan eiser door te zenden. Volgens verweerder bestaan er gewichtige redenen die ertoe strekken dat genoemd rapport niet kenbaar wordt gemaakt aan eiser, welke zijn gelegen in het feit dat het rapport vertrouwelijke en gevoelige bedrijfsinformatie behelst over een niet bij de beroepsprocedure betrokken derde, VEKTIS c.v..
Naar aanleiding van het verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Awb overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de rechtbank mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
In gevolge het tweede lid van genoemde bepaling zijn gewichtige redenen voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
Ingevolge artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de rechtbank of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
De rechtbank ziet aanleiding in dit geval eerst over te gaan tot de beoordeling van de vraag of ingevolge de Wob de verplichting zou bestaan de informatie ten aanzien waarvan om geheimhouding wordt verzocht openbaar te maken.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wob is deze wet van toepassing op de volgende bestuursorganen:
a. Onze Ministers;
b. de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie;
c. bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van de onder a en b genoemde organen werkzaam zijn;
d. andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
De informatie ten aanzien waarvan om geheimhouding wordt verzocht betreft VEKTIS c.v.. VEKTIS c.v. is een informatiecentrum voor zorgverzekeraars. VEKTIS c.v. is geen bestuursorgaan en maakt evenmin deel uit van de overheid. Het moet daarom worden aangemerkt als een derde, die bedrijfs- en fabricagegegevens vertrouwelijk aan de overheid kan meedelen en die in dat geval de bescherming toekomt die artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob beoogt te verlenen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 29 april 2008 (BD0771)) dient artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief te worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt.
Na kennis te hebben genomen van genoemd rapport ten aanzien waarvan om geheimhouding wordt verzocht, is de rechtbank van oordeel dat dat rapport geen gegevens bevat die zijn aan te merken als bedrijfsgegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Nu ook overigens niet is gebleken dat het verstrekken van genoemde informatie op enige andere in de Wob genoemde grond achterwege dient te blijven, leidt het vorenstaande tot de conclusie dat het rapport voor openbaarmaking vatbaar is en derhalve ingevolge de Wob de verplichting zou bestaan het verzoek om informatie in te willigen. Ingevolge artikel 8:29, tweede lid, van de Awb, is in dit geval geen gewichtige reden aanwezig die de verzochte beperkte kennisneming rechtvaardigt. Reeds gelet hierop kan het feit dat uit het rapport blijkt dat de daarin neergelegde gegevens uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door de daarin genoemde partijen en VEKTIS c.v. er derhalve vanuit mocht gaan dat die gegevens ook als zodanig zouden worden behandeld niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank beslist daarom als volgt.
2. Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Aldus gedaan op 27 maart 2009 door P.J.M. Bruijnzeels in tegenwoordigheid van
A.W.C.M. Frings als griffier.
w.g. A. Frings w.g. P.J.M. Bruijnzeels
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 27 maart 2009
Tegen deze beslissing staat geen zelfstandig hoger beroep open. Hiertegen kan alleen tegelijk met de einduitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.