RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
vonnis d.d. 8 april 2009
rolno: 4247/08
zaakno: 313722
[eiser],
gevestigd en kantoorhoudend te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: drs. ing. S.M. van Meer (Cumela Advies te Nijkerk),
Ronald Leonardus Marinus Reijntjens,
wonend te 6365 CK Schinnen aan de Stationsstraat 34B,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Menten (Arag Rechtsbijstand te Roermond).
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Eiser heeft bij exploot van dagvaarding van 24 oktober 2008 onder medebetekening van zes, deels meervoudige, producties een vordering ingesteld tegen gedaagde.
Gedaagde heeft een conclusie van antwoord genomen onder bijvoeging van zeven, deels meervoudige, producties.
Eiser heeft vervolgens gerepliceerd onder vermindering van eis, waarna gedaagde heeft gedupliceerd onder overlegging van zes foto’s.
De inhoud van de hiervoor genoemde stukken geldt als hier ingelast.
De uitspraak van het vonnis is hierna bepaald op heden.
HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN:
Eiser vordert bij dagvaarding d.d. 24 oktober 2008 gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag aan hoofdsom van € 1.993,63, te verminderen met een reeds gedane betaling van € 372,57 en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen tot 9 oktober 2008 ad € 18,30 alsmede vanaf 9 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, en de buitengerechtelijke invorderingskosten ad € 178,50, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
Bij conclusie van repliek heeft eiser zijn vordering verminderd met een bedrag van € 224,91 in verband met 3,5 uren te veel in rekening gebrachte werkzaamheden.
Eiser legt aan zijn vordering - kort gezegd - ten grondslag dat hij in opdracht en voor rekening van gedaagde diensten heeft verricht en materialen heeft geleverd. In verband hiermee heeft hij gedaagde een factuur d.d. 22 juli 2008 gezonden ad € 2.993,63 inclusief BTW. Omdat een broer van gedaagde inmiddels € 1.000,-- had voldaan, resteerde wegens hoofdsom het hiervoor genoemde bedrag van € 1.993,63. Gedaagde heeft hierop op 29 augustus 2008 € 372,57 in mindering voldaan. Op het daarna resterende bedrag van
€ 1.621,01 is door gedaagde in de loop van de procedure nog € 224,91 betaald.
Op grond van artikel 6:119 BW maakt eiser aanspraak op € 18,30 wegens wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur tot 9 oktober 2008 en de verdere rente vanaf deze datum tot aan de algehele voldoening.
Omdat hij zich genoodzaakt heeft gezien zijn vordering uit handen te geven, maakt eiser bovendien op grond van artikel 6:96 lid 2 BW (de kantonrechter leest: artikel 6:96 lid 2 sub c BW) aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 178,50.
Gedaagde ontkent niet dat eiser op basis van een (mondelinge) overeenkomst in zijn opdracht en voor zijn rekening werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft geleverd.
Gedaagde betoogt dat in zijn tuin een drainage zou worden gerealiseerd door eiser tegen betaling van € 850,-- inclusief alle benodigde materialen. Deze werkzaamheden zijn vervolgens uitgebreid in die zin dat in de tuin ook een laag korrelmix zou worden aangebracht en dat daarin de drainage zou worden gerealiseerd.
Gedaagde beroept zich er op dat hij omdat eiser de benodigde materialen niet kon leveren, zelf de drainagebuizen heeft moeten aanschaffen en dat de deskundigheid van eiser met betrekking tot het aanleggen van de drainage ernstig tekort is geschoten. Om die reden heeft hij de overeenkomst conform het bepaalde in artikel 7:764 mondeling opgezegd. De gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden heeft hij zelf afgemaakt respectievelijk hersteld.
Uit een van eiser ontvangen kostenoverzicht bleek dat diens totale kosten € 2.993,63 bedroegen. Hierop heeft hij gereageerd en meegedeeld € 372,57 te willen betalen, maar een inhoudelijke reactie van eiser bleef uit.
Vervolgens ontving hij van eiser op 28 juli 2008 een factuur d.d. 22 juli 2008 ad € 1.993,63 inclusief btw. Omdat hij nog op een reactie wachtte, heeft hij hierop niet gereageerd.
Naar aanleiding van een zijdens eiser aan hem toegezonden sommatie heeft hij enerzijds de vordering bestreden en anderzijds € 372,57 betaald.
Ter afwering van de vordering beroept gedaagde beroept zich op het volgende:
eiser heeft geen vier maar drie vrachten korrelmix geleverd, of 51.140 kg. in plaats van 68.160 kg.
Eiser heeft volgens gedaagde 3,5 uur te veel in rekening gebracht voor werkzaamheden met een minigraver.
Waar eiser bij dagvaarding heeft gesteld een half uur te veel te hebben gefactureerd, heeft hij het hiervoor in rekening gebrachte bedrag niet op zijn vordering in mindering gebracht.
Het door eiser voor het leveren van grind, drainzand en metselzand in rekening gebrachte bedrag van € 485,-- is volgens gedaagde exorbitant te noemen; eiser heeft volgens gedaagde voor het geleverde anti-worteldoek te veel in rekening gebracht.
Voorts voert gedaagde aan dat de hoofdsom waarop de gevorderde rente is gebaseerd, niet juist is en dat het niet duidelijk is vanaf welke datum die rente is berekend. Gedaagde concludeert tot afwijzing van de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
In voortgezet debat stelt eiser dat hij met gedaagde de afspraak had gemaakt dat hij in zijn bezit zijnde drainagebuizen zou verwerken en dat gedaagde voor het tekort aan buizen zou zorgdragen. Ook ontkent eiser dat hij ter zake onvoldoende deskundig zou zijn. De wijze waarop de drainage is aangebracht houdt verband met de hoogte waarop het riool onder het maaiveld was geplaatst. Met gedaagde was overeengekomen dat de drainagebuizen op vier plaatsen boven de grond zouden uitsteken. Gedaagde heeft door hem zelf aan de drainage bestede tijd ten onrechte verrekend met de onderhavige factuur aangezien gedaagde hem niet in gebreke heeft gesteld.
Eiser stelt zich verder op het standpunt dat uit de door hem bij dagvaarding ingebrachte producties het bewijs is geleverd dat hij in vier vrachten 68.160 kg. korrelmix aan gedaagde heeft geleverd terwijl uit de door gedaagde overgelegde producties in onvoldoende mate blijkt dat een kleinere hoeveelheid korrelmix zou zijn geleverd.
Ten aanzien van het in rekening gebrachte bedrag voor de levering van grind en zand stelt eiser dat, nu hiervoor geen prijs tussen partijen is overeengekomen, gedaagde hiervoor op grond van artikel 7:752 BW een redelijke prijs verschuldigd is en dat ook een redelijk bedrag is gefactureerd.
Eiser handhaaft het voor het anti-worteldoek in rekening gebracht bedrag. Dat dit doek volgens gedaagde elders goedkoper verkrijgbaar is, doet hieraan volgens eiser niet af.
Tegen deze nadere stellingen brengt gedaagde in dat het niet juist is dat afgesproken zou zijn dat gedaagde zelf materialen zou kopen. Toch heeft hij dit gedaan om vertraging van de werkzaamheden te voorkomen. De kosten hiervan zouden worden verrekend met de factuur van eiser. In tegenstelling tot zijn eerdere verweer, voert gedaagde aan dat eiser twee vrachten korrelmix aan hem heeft geleverd, hetgeen ook zijn weerslag dient te hebben op de transportkosten. Gedaagde voegt hieraan toe dat in de plaats van het bedrag van € 224,91 waarmee eiser zijn vordering heeft verminderd, de vermindering € 257,04 moet bedragen omdat eiser is uitgegaan van 18 in plaats van 17,5 gewerkte uren met de minigraver, waarvan 14 uren ten behoeve van gedaagde.
Omdat eiser geen facturen heeft geproduceerd met betrekking tot de inkoop van zand, grind en dergelijke, handhaaft gedaagde zijn bij conclusie van antwoord gevoerde verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de hierop betrekking hebbende vordering en die ten aanzien van het anti-worteldoek als niet of onvoldoende onderbouwd.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Vast staat dat partijen hebben afgesproken dat eiser de tuin van gedaagde zou voorzien van een laag korrelmix waarin drainage zou worden aangebracht. Gedaagde heeft de drainagebuizen aangeleverd.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen vooraf concrete afspraken gemaakt hebben die zij schriftelijk vastgelegd hebben; een offerte is kennelijk niet aangeboden noch is daarom gevraagd. Voorts erkent gedaagde dat in overleg met eiser later de werkzaamheden zonder concrete prijsafspraken uitgebreid zijn.
Ook al stelt gedaagde dat hij de overeenkomst (buitengerechtelijk) opgezegd heeft, feit blijft dat hij zal moeten betalen voor de door eiser daadwerkelijk en correct geleverde diensten en materialen. Gedaagde zegt trouwens zelf ook bereid te zijn de werkelijk gemaakte kosten te voldoen aan eiser.
De kantonrechter acht op grond van de stukken aannemelijk dat eiser drie vrachten korrelmix aan gedaagde geleverd heeft. De nadere stelling van gedaagde bij dupliek dat slechts twee vrachten geleverd zouden zijn, is volstrekt ongeloofwaardig, nu hij zelf in een brief (productie 2 bij dagvaarding) aangeeft dat er drie vrachten geleverd zijn, waarbij gedaagde zelfs de telkens geleverde hoeveelheid exact meent te kunnen beschrijven. Eiser voert zijnerzijds onvoldoende gemotiveerd verweer tegen de stelling van gedaagde m.b.t. de levering van drie (i.p.v. de gevorderde vier) vrachten.
Voor korrelmix is € 506,94 in rekening gebracht, alsmede € 223,20 wegens vrachtkosten.
De kantonrechter acht bedragen van respectievelijk € 380,21 en € 167,40 aannemelijk en zal het ter zake meer gevorderde, te weten € 182,53 , als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
De vorderingen m.b.t. de (vrachtkosten van de) schotten, dumper/trilplaat, minigraver 1 ton en worteldoek zullen als onvoldoende gemotiveerd weersproken worden toegewezen. Indien gedaagde achteraf meent dat worteldoek via internet goedkoper aangeschaft had kunnen worden, had het op zijn weg gelegen vooraf met eiser af te spreken dat hij zelf worteldoek zou aanschaffen langs de goedkopere weg. Gedaagde maakt op geen enkele manier aannemelijk dat een onredelijke prijs voor worteldoek in rekening is gebracht.
De kantonrechter zal de stelling van gedaagde dat de (eventueel) door hem zelf verrrichte werkzaamheden in mindering zouden moeten worden gebracht op de factuur van eiser als volstrekt onvoldoende onderbouwd afwijzen. Niet valt in te zien dat deze gestelde werkzaamheden in mindering zouden moeten strekken op de daadwerkelijk door eiser verrichte werkzaamheden. Uit niets blijkt dat eiser door gedaagde verrichte werkzaamheden in rekening heeft gebracht als door eiser verricht werk.
Niet gebleken is dat eiser toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn in de uitvoering van de overeenkomst. Van enige ingebrekestelling is ook niet gebleken.
Eiser heeft bij dagvaarding 17,5 uren (graafmachine 8 ton) in rekening gebracht tot een bedrag van € 1.124,55 , terwijl de eerdere factuur van 22 juli 2008 nog sprak over 18 uren (€ 1.156,68). Bij antwoord stelt gedaagde dat er 14 uren gewerkt zijn. Bij repliek vermindert eiser zijn eis en hij vermindert zijn vordering op dat punt tot 14 uren, zijnde een vermindering van eis met € 224,91. De berekening die gedaagde bij dupliek maakt passeert de kantonrechter als geenszins aannemelijk. De kantonrechter gaat uit van de volgende berekening: € 1.124,55 : 17,5 x 3,5 = € 224,91.
Op de restantvordering in hoofdsom ad € 1.621,06 zullen de twee genoemde bedragen ad € 182,53 en € 224,91 in mindering worden gebracht.
De kantonrechter zal toewijzen een bedrag € 1.213,62 als op grond van de stukken enerzijds voldoende onderbouwd en anderzijds onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2008.
Eisende partij heeft omtrent de aan de procedure voorafgegane incasso(pogingen) onvoldoende (gespecificeerd en gemotiveerd) gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan. Daarmee is niet komen vast te staan dat de door eisende partij bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een voorziening geven. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Nader concreet en relevant (tegen)bewijs is door partijen niet aangeboden.
De kantonrechter acht termen aanwezig gedaagde te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van eiser als hierna bepaald.
Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 1.213,62 aan eiser te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2008 tot de dag der voldoening.
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en tot op heden begroot op € 472,80, waaronder begrepen een bedrag van € 200,-- voor salaris gemachtigde van eiser.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het anders of meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. Verjans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.