ECLI:NL:RBMAA:2009:BI4690

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07 / 2192 t/m AWB 07 / 2199
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.N.F. Sleddens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsplichtige dienstbetrekking tussen vennootschap en directeur/grootaandeelhouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 11 mei 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een onderneming die meteorologische diensten verleent, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door R.P.G. van der Giessen en M.P.C. Zeelen, betwistte de besluiten van verweerder die stelden dat Zeelen in een verzekeringsplichtige dienstbetrekking stond. De rechtbank onderzocht of er sprake was van een gezagsverhouding tussen de vennootschap en de directeur/grootaandeelhouder Zeelen, die 45% van de aandelen bezat, tegenover Van der Giessen, die 55% bezat. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de juridische verhoudingen, er voldoende materiële aanwijzingen waren dat er sprake was van gezamenlijk ondernemerschap en dat er geen gezagsverhouding bestond. De rechtbank oordeelde dat de bestreden besluiten vernietigd moesten worden en dat de verplichting tot premiebetaling verviel. Tevens werd verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure, vastgesteld op € 644,00. De uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van de gezagsverhouding in het kader van werknemersverzekeringen en de relevante feiten en omstandigheden die daarbij een rol spelen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummers: AWB 07 / 2192, AWB 07 / 2193, AWB 07 / 2194, AWB 07 / 2195, AWB 07 / 2196, AWB 07 / 2197, AWB 07 / 2198 en AWB 07 / 2199
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geding tussen
[eiseres].,
gevestigd te Bunde, gemeente Meerssen, eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vestiging Amsterdam,
verweerder.
Data bestreden besluiten: 2 november 2007
Kenmerk: BBK/H.P.565.222/223.55 026-147.018.37-01-01
1. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de in de aanhef van deze uitspraak vermelde besluiten.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 10 maart 2009. Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door R.P.G. van der Giessen en bijgestaan door haar gemachtigden M.C. van der Giessen, advocaat te Woerden en H.G.M. van Riel. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door H. Segers, werkzaam bij de verweerder.
2. Overwegingen
[eiseres] (hierna: eiseres) is een onderneming die zich onder andere bezighoudt met het verstrekken van meteorologische verwachtingen aan derden, waaronder de regionale televisie en radio en diverse regionale dagbladen. De onderneming is ten tijde in geding, in de periode 2002 tot en met 2005, voor 45 procent in handen van M.P.C. Zeelen Beheer BV en voor 55 procent in handen van R.P.H. van der Giesen Beheer BV en wordt bestuurd door de heer Van der Giessen (hierna: Van der Giessen) en de heer Zeelen (hierna: Zeelen). Beiden zijn directeur. Per 1 januari 2006 is de aandelenverhouding tussen M.P.C. Zeelen beheer BV en R.P.H. van der Giesen beheer BV gewijzigd in een gelijke verhouding (beide 50 procent).
Op 21 maart 2007 heeft de belastingdienst gerapporteerd naar aanleiding van een boekenonderzoek dat zij heeft uitgevoerd bij eiseres. Naar aanleiding van dit rapport heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres niet volledig aan de verplichtingen voor loonopgave heeft voldaan en heeft zoals aangekondigd bij brief van 11 april 2007 aan eiseres op 13 juli 2007 correctienota’s en op 20 juli 2007 boetenota’s opgelegd over de jaren 2002 tot en met 2005. Aan deze besluiten ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat Zeelen verzekeringsplichtig in het kader van de Ziektewet (hierna: ZW), de Werkeloosheidswet (hierna: WW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) was in de jaren 2002 tot en met 2005. In deze jaren zijn geen premies voor de werknemersverzekeringen betaald. Zeelen dient op grond van artikel 3 van de ZW, de WW en de WAO aangemerkt te worden als werkzaam in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot eiseres.
Op 9 augustus 2007 heeft eiseres tegen voornoemde correctie- en boetenota’s bezwaarschriften ingediend. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de correctienota’s van 13 juli 2007 en de boetenota’s van 20 juli 2007 gehandhaafd. Volgens verweerder staat Zeelen in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot de onderneming. De daartoe van belang zijnde gezagsverhouding blijkt uit het feit dat Zeelen, gelet op het feit dat hij 45 procent van de aandelen bezit, geen doorslaggevende stem heeft in de aandeelhoudersvergadering. Hij kan tegen zijn wil door de aandeelhoudersvergadering worden ontslagen.
Eiseres kan zich niet verenigen met deze besluiten en voert in beroep - kort samengevat - aan dat Zeelen niet werkzaam is in een privaatrechtelijke dienstbetrekking, nu er geen sprake is van een gezagsverhouding. Ten eerste kan Zeelen niet tegen zijn wil worden ontslagen nu in een overkoepelende akte tussen R.P.H. Van der Giessen Beheer BV en M.P.C. Zeelen Beheer BV van 28 mei 2002 is vastgelegd dat voor besluiten met betrekking tot het ontslag van werknemers unanieme goedkeuring is vereist. Bovendien wordt eiseres door Zeelen en Van der Giessen gezamenlijk gedreven op basis van nevengeschiktheid en is er geen sprake van gezagsuitoefening jegens Zeelen.
Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat de bestreden besluiten genomen zijn in strijd met het vertrouwensbeginsel. Verweerder had immers al eerder kunnen vaststellen dat er sprake was van een scheve aandelenverhouding.
De centrale vraag in dit geschil is of directeur/aandeelhouder Zeelen, die middels zijn persoonlijke vennootschap 45 procent van de aandelen van eiseres bezit, in relatie tot de grotere aandeelhouder en mededirecteur Van der Giessen die met zijn persoonlijke vennootschap 55 procent van de aandelen van eiseres bezit, in een privaatrechtelijke dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de sociale werknemersverzekeringswetten bij eiseres werkzaam is geweest en aldus verplicht verzekerd was ingevolge voornoemde wetten. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 3 van de WW, de ZW en de WAO is een werknemer een natuurlijke persoon, jonger dan 65 jaar, die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat.
Gesteld, noch gebleken is dat Zeelen een publiekrechtelijke dienstbetrekking heeft gehad. Van een privaatrechtelijke dienstbetrekking is sprake indien een betrokkene gehouden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, de werkgever gehouden is loon te betalen en tussen betrokkene en de werkgever sprake is van een gezagsverhouding.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de eerste twee vereisten voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking, het persoonlijk verrichten van arbeid en het ontvangen van loon is voldaan. De beantwoording van de vraag of er in onderhavig geval sprake is van een verzekeringsplichtige dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de WW, de ZW en de WAO tussen de vennootschap ten behoeve waarvan de werkzaamheden worden verricht en de directeur/aandeelhouder, en in het bijzonder de vraag of sprake is van een gezagsverhouding, is gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep afhankelijk van alle relevante feiten en omstandigheden van het bijzondere geval. Bij die beoordeling komt enerzijds betekenis toe aan de juridische vormgeving van de rechtsverhouding, zoals deze naar voren komt uit de statuten van de betrokken vennootschap. Daarbij kan een belangrijke indicatie vóór het bestaan van een gezagsverhouding vormen het feit dat een bepaalde (rechts)persoon vanwege de eigendomsverhoudingen van de aandelen een overheersende invloed kan uitoefenen, die onder meer tot uitdrukking kan komen in de bevoegdheid om de (middellijk) betrokken natuurlijke persoon te ontslaan dan wel anderszins van zijn taak te ontheffen.
Anderzijds kan van belang blijken te zijn dat uit alle feiten en omstandigheden overigens voldoende materiële indicaties naar voren komen van het gezamenlijk drijven van een onderneming, ook in situaties waarin niet alle betrokkenen volledig of nagenoeg volledig gelijk participeren in het aandelenkapitaal.
Ten eerste is in dit geval de vraag aan de orde of Zeelen in verband met zijn minderheidsbelang in de AVA kon worden geconfronteerd met gezagsuitoefening in de vorm van schorsing dan wel ontslag.
Volgens eiseres is dit niet het geval. Door middel van de overkoepelende akte hebben Van der Giessen en Zeelen immers teweeg willen brengen dat voor ontslagbesluiten unanieme meerderheid was vereist. Voor zover deze overeenkomst in strijd met de wet dient te worden geacht, moet dan in ieder geval worden uitgegaan van hetgeen Van der Giessen en Zeelen met de overeenkomst wilden bereiken, namelijk dat Zeelen niet tegen zijn zin kon worden ontslagen en dient de overeenkomst te worden geconverteerd naar een stemverhouding van tweederde meerderheid van stemmen.
Artikel 2:230 van het BW bepaalt dat besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, tenzij de statuten een grotere meerderheid voorschrijven. In casu is dat laatste, blijkens artikel 25 van de statuten, niet het geval. De rechtbank stelt derhalve vast dat de R.P.H. Van der Giessen Beheer BV en M.P.C. Zeelen Beheer BV gesloten stemovereenkomst in de overkoepelende akte van 28 mei 2002 in strijd is met de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en stelt - daargelaten de vraag of vervolgens dient te worden teruggegrepen op de statuten of dat dient te worden uitgegaan van een tweederde meerderheid -, vast dat de stemovereenkomst onverlet laat dat de aandeelhouders hun stem in de AVA op grond van de statutaire bepalingen rechtsgeldig kunnen uitbrengen in afwijking van de stemovereenkomst. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd met betrekking tot de contractuele goede trouw ten aanzien van de uitleg van de stemovereenkomst doet hieraan niet af.
Feitelijk zou het derhalve mogelijk zijn voor Van der Giessen om Zeelen tegen zijn wil te ontslaan. Evenwel behoeft dit niet van doorslaggevende betekenis te zijn voor de vaststelling van een gezagsverhouding in de zin van artikel 3 van de eerder genoemde werknemersverzekeringswetten.
Daartoe is ook van belang of in het onderhavige geval sprake is van als zeer bijzonder te kwalificeren feiten en omstandigheden op grond waarvan het redelijkerwijs niet aannemelijk is te achten dat gezagsuitoefening kon plaatsvinden en dat er sprake is van het gezamenlijk drijven van de onderneming.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat in het onderhavige geval sprake was van zodanige materiele indicaties. In dit verband overweegt de rechtbank het volgende.
De heer Van der Giessen en de heer Zeelen zijn ieder werkzaam in de functie van meteoroloog en zijn tevens directeur van de onderneming. Daarnaast zijn er slechts twee personen in dienst in de functie van presentatoren. Van der Giessen en Zeelen maken afwisselend (conform een in onderling overleg vastgesteld rooster) de meteorologische voorspellingen en doen dit volledig onafhankelijk van elkaar. Het voortbestaan van onderneming is volledig afhankelijk van de voorspellingen van Van der Giessen en Zeelen. Bij uitval van één van de twee, kan het bedrijf zonder vervanging door een van buiten aangetrokken meteoroloog niet draaiende worden gehouden.
Met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden, gebeurt dit op gelijkwaardige basis, waarbij er geen sprake is van het geven van aanwijzingen. Van der Giessen en Zeelen doen hetzelfde werk, onafhankelijk van elkaar. Van der Giessen werkt vanuit zijn kantoor in Bunde. Zeelen heeft zijn werkplek in Kessel.
Beide directeuren houden zich gelijkelijk bezig met de bedrijfsvoering. Alle beslissingen met betrekking tot aankopen en andere financiële beslissingen worden gezamenlijk gemaakt.
Samenvattend komt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres een zeer kleinschalige onderneming is, die feitelijk slechts staat op twee poten, namelijk de twee meteorologen. De kleinschaligheid en het feit dat Van der Giessen en Zeelen beide van essentieel belang zijn voor het voortbestaan van de onderneming, maakt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er sprake is van een feitelijke gezagsverhouding tussen Zeelen en de onderneming. De rechtbank acht tevens van belang dat Van der Giessen per 1 januari 2006 zonder protest heeft meegewerkt aan een snelle wijziging van de aandelenverhouding.
In onderhavige situatie is de rechtbank van oordeel dat de genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien voldoende materiële indicaties opleveren om aan te nemen dat sprake is van het gezamenlijk drijven van een onderneming en dat er geen sprake is van een gezagsverhouding.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat Zeelen in de periode 2002 tot en met 2005 niet in privaatrechtelijke dienstbetrekking stond tot eiseres. Hetgeen leidt tot de slotsom dat de beroepen gegrond zijn. De bestreden besluiten komen voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaken te voorzien, nu nog slechts één beslissing mogelijk is en herroept tevens de primaire besluiten van 13 juli 2007 en 20 juli 2007, waardoor de verplichting tot premiebetaling komt te vervallen.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Het bedrag van de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbij¬stand wordt daarbij vastgesteld overeenkomstig het tarief, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank kent ter zake twee punten met elk een waarde van € 322,-- toe voor de indie¬ning van het gelijkluidend beroepschrift in alle zaken en het bijwonen van de zitting en bepaalt het gewicht van de zaken, gelet op de aard en de inhoud van het geschil, op gemiddeld (wegingsfactor 1). Het te ver¬goeden bedrag voor verleende rechtsbijstand bedraagt derhalve 2 x € 322,-- x 1 = € 644,--.
Op grond van de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
1.verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten;
2.herroept de primaire besluiten van 13 juli 2007 en 20 juli 2007;
3.bepaalt dat aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 wordt vergoed door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
4.veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,00 wegens de kosten van rechtsbijstand, te vergoeden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres.
Aldus gedaan door J.N.F. Sleddens in tegenwoordigheid van S.M.Y. Meijers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2009
w.g. S.M.Y. Meijers w.g. J. Sleddens
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 11 mei 2009
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.