ECLI:NL:RBMAA:2009:BI8579

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
318610 EJ VERZ 08-5510
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Oosterman-Meulenbeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst leerkracht na herhaalde schorsingen door werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 19 februari 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een leerkracht, hierna aangeduid als [verzoeker], met de stichting Innovo, de verwerende partij. [verzoeker] was sinds 1974 in dienst bij de rechtsvoorgangster van Innovo en had te maken met herhaalde schorsingen en een verstoorde arbeidsrelatie. De Commissie van Beroep had eerder de schorsingen van [verzoeker] gegrond verklaard, maar Innovo bleef hem schorsen en diende uiteindelijk een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. Na een evaluatie van de situatie, waarbij Innovo haar eigen rol in de ontstane situatie erkende, werd besloten om [verzoeker] een kans op rehabilitatie te bieden. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de arbeidsrelatie onherstelbaar verstoord was en dat [verzoeker] geen vertrouwen meer had in Innovo. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst per 16 maart 2009 te ontbinden, met toekenning van een vergoeding van € 163.000,00 bruto en € 25.000,00 voor immateriële schade aan [verzoeker]. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de werkgever in het creëren van een werkklimaat waarin vertrouwen en samenwerking mogelijk zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr: 318610 EJ VERZ 08-5510
typ: LD
coll:
beschikking van de kantonrechter d.d. 19 februari 2009
inzake
[Verzoeker],
wonende te [adres],
verzoekende partij, verder te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. J.J.W. van Mens,
contra:
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting INNOVO, Stichting voor Katholiek Onderwijs,
gevestigd te [adres],
verwerende partij, verder te noemen: Innovo,
gemachtigde: mr. J.H.Th. Frissen.
1. Het verloop van de procedure:
[verzoeker] heeft op 19 december 2008 een verzoekschrift ex artikel 7:685 BW ingediend en daarbij producties overgelegd.
Innovo heeft op 16 januari 2009 een verweerschrift met producties ingediend.
De inhoud daarvan, alsmede de inhoud van de overige stukken, waaronder de aantekeningen van de mondelinge behandeling op woensdag 4 februari 2009 en de nog op 6 februari 2009 ([verzoeker]) en op 10 februari 2009 (Innovo) bij brief gedane uitlatingen, dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2. De feiten:
2.1 [verzoeker], geboren op 14 april 1952, is op 1 augustus 1974 als groepsleerkracht in dienst getreden bij de stichting Ambiorix, de rechtsvoorgangster van Innovo.
Onder Innovo vallen 55 reguliere basisscholen in Zuid-Limburg waarop 12.000 leerlingen onderwijs volgen. De stichting telt 1300 medewerkers. Het door [verzoeker] genoten salaris be-draagt € 3.204,00 bruto per maand exclusief € 28,61 uitlooptoeslag, 8% vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering van 6,3%
2.2 [verzoeker] heeft in januari 2001 vrijwillig meegedaan aan video-opnames van zijn lesgeven. Naar aanleiding daarvan heeft de toenmalige directie in de persoon van de heer [directie] [verzoeker] op 9 maart 2001 medegedeeld dat hij niet meer tot zijn klas werd toegelaten en dat de directie voornemens was hem te schorsen. [verzoeker] heeft zich toen op aanraden van de direc-tie ziek gemeld. Ambiorix heeft in een brief aan de ouders van de scholieren meegedeeld dat [verzoeker] via een outplacementprocedure uit het onderwijs zou stappen. [verzoeker] heeft tegen die brief bezwaar gemaakt. Omdat Ambiorix inmiddels een nieuwe docent in zijn plaats had benoemd, heeft [verzoeker] wel meegewerkt aan het outplacementtraject. Toen dit traject niets opleverde is besloten tot herplaatsing per mei 2002 op een andere basisschool. Dit nadat partijen tijdens een gesprek op 3 september 2002 over en weer het vertrouwen in elkaar had-den uitgesproken. In het schooljaar 2002/2003 en het eerste deel van het schooljaar 2003/2004 deden zich geen bijzonderheden voor. Op 13 januari 2004 is [verzoeker] na een ge-sprek met eerder genoemde [directie] op non-actief gesteld en geschorst. Het door [verzoeker] te-gen de schorsing bij de Commissie van Beroep voor het Katholiek Primair Onderwijs in Zuid-Nederland ingediende beroep is door die Commissie op 4 juni 2004 gegrond verklaard. Partijen zijn daarna in een ‘rehabilitatieconvenant’ d.d. 19 oktober 2004 overeengekomen dat [verzoeker] op een andere basisschool van Ambiorix tewerk zou worden gesteld. Dat is gebeurd, zij het part-time. Na de zomer van 2005 werd [verzoeker] benoemd op twee andere basisscholen, hetgeen tezamen weer een full-time werkverband omvatte. Tot 2 april 2008 deden zich geen bijzonderheden voor. Op die dag werd [verzoeker] door Ambiorix, inmiddels opgegaan in Inno-vo, echter wederom geschorst. De Commissie van Beroep heeft het door [verzoeker] daartegen ingediende beroep bij besluit van 13 mei 2008 gegrond verklaard na onder meer te hebben overwogen: 'aan de onderliggende schorsing kunnen de gestelde ongewenste intimiteiten niet ten grondslag gelegd worden. In de eerste plaats zijn deze feiten niet voor [verzoeker] op kenbare wijze, in de schriftelijke bevestiging van de schorsing opgenomen, maar bovendien zou dat ook niet aangaan, omdat Innovo, na kennisneming van de klacht, geen enkele onder-zoeksactiviteit naar de klacht heeft verricht. Als deze klacht als grondslag voor de schorsing wordt geëcarteerd resteert het gestelde over het functioneren over een reeks van jaren. Daaromtrent moet echter worden overwogen dat onvoldoende functioneren vóór oktober 2004, alleen al gelet op de rehabilitatie, geen rol kan spelen en met betrekking tot de periode daarna geldt, dat geen enkel voor [verzoeker] negatief functioneringsgesprek of beoordelingsge-sprek is gehouden, althans daarvan is niet gebleken. Daarmee is, wat er ook zij van de over-gelegde verklaringen, het onvoldoende functioneren niet deugdelijk en behoorlijk vastge-steld. Innovo zal [verzoeker] na overleg naar vermogen dienen te rehabiliteren'.
Een week na deze uitspraak, op 20 mei 2008, heeft Innovo [verzoeker] andermaal geschorst. Innovo heeft de schorsing op 3 juli 2008 weliswaar weer ingetrokken, maar de Commissie van Beroep heeft het beroep van [verzoeker] tegen de schorsing wel behandeld en op 4 juli 2008 gegrond verklaard.
2.3 Op 14 juli 2008 diende Innovo een verzoekschrift in tot ontbinding van de arbeidsover-eenkomst met [verzoeker]. Diezelfde dag werd [verzoeker] opnieuw geschorst.
Innovo heeft ter onderbouwing van haar verzoek ondermeer het volgende aangevoerd: 'met en rondom [verzoeker] doen zich al jaren moeilijkheden voor. Het dossier van [verzoeker] bestaat uit problemen rond het lesgeven en in de samenwerking. Verweerder is in het verleden in meer-dere scholen van Innovo werkzaam geweest en heeft meerdere begeleidingstrajecten doorlo-pen. Na een periode van betrekkelijke verbeteringen staken de problemen met [verzoeker] echter opnieuw de kop op(…). Resumerend is, volgens Innovo, tussen partijen een zodanig funda-menteel en onoverbrugbaar verschil van inzicht gerezen omtrent de wijze waarop [verzoeker] de werkzaamheden van docent zou dienen te verrichten, dat daarmee een onherstelbaar ver-stoorde arbeidsrelatie tussen partijen is ontstaan, welke de basis voor een vruchtbare sa-menwerking tussen partijen geheel heeft doen vervallen. Innovo acht daarbij [verzoeker] onge-schikt voor zijn functie'.
Na vastgesteld te hebben dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzeg-verbod en - kort gezegd - te hebben overwogen dat de arbeidsrelatie tussen partijen zeer ver-stoord is en het noodzakelijk is dat partijen snel van elkaar worden bevrijd, heeft de kanton-rechter bij beschikking van 29 oktober 2008 het voornemen geuit de arbeidsovereenkomst te zullen ontbinden per 1 januari 2009 onder toekenning aan [verzoeker] ten laste van Innovo van een vergoeding van € 190.000,00 bruto. Innovo heeft daarop bij faxbrief van 17 november 2008 het verzoekschrift ingetrokken.
In een fax van 18 november 2008 aan de gemachtigde van [verzoeker] laat Innovo weten dat zij het verzoek heeft ingetrokken en heeft besloten om haar rol als werkgeefster van [verzoeker] weer op te pakken, dat zij uit het verleden lering wil trekken en [verzoeker] een faire kans wil bieden op een zo succesvol mogelijke doorstart. Innovo wil dat doen door [verzoeker] op de kortst mogelijke termijn te rehabiliteren, zowel ter zake van de hem in de ogen van de Com-missie van Beroep ten onrechte opgelegde schorsingen als ter zake van hetgeen daarna is gevolgd. Innovo betreurt dat zij te voortvarend heeft gehandeld op basis van verwijten aan het adres van [verzoeker], die een ontslag feitelijk niet konden dragen.
3. Het verzoek:
3.1 [verzoeker] acht de na de beschikking van 29 oktober 2008 door Innovo gemaakte wending van 180º onwaarachtig en verzoekt daarom de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige re-denen, bestaande in veranderingen van omstandigheden, te weten een ernstig verstoorde arbeidsrelatie die is veroorzaakt door Innovo, te ontbinden met toekenning van een vergoe-ding van primair € 326.900,00 bruto, te vermeerderen met € 25.000,00 smartengeld c.q. im-materiële schadevergoeding en subsidiair een vergoeding van € 197.800,00 bruto, te ver-meerderen met € 25.000,00 smartengeld c.q. immateriële schadevergoeding, alles met ver-oordeling van Innovo in de kosten van deze procedure.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij geen enkel vertrouwen meer heeft in de goede bedoelingen van Innovo. Hij grondt zijn standpunt onder meer op de in 2004 en in het recente verleden uitgesproken schorsingen, die allemaal door de Commissie van Beroep ongegrond zijn verklaard en het desondanks door Innovo genomen besluit om een ontbindingsverzoek in te dienen. [verzoeker] verwijst verder naar de houding van Innovo tijdens de behandeling van het eerste ontbindingsverzoek, waarin zij nog de volgende stellin-gen heeft ingenomen om van [verzoeker] af te komen:
- er is sinds 2000-2001 sprake geweest van een bij voortduring terugkerende versto-ring in de arbeidsrelatie met zowel leerlingen, collega-leerkrachten, ouders, directies en bovenschools management;
- het gaat om een functionaris ([verzoeker]) met grote moeilijkheden in het leggen van een functioneel contact, zo ook met kinderen, zijn eigen kinderen inbegrepen;
- [verzoeker] functioneert problematisch en feitelijk niet meer volwaardig en toen daar in het voorjaar van 2008 nog de verdenking van ongewenste intimiteiten bovenop kwam is voor Innovo het moment gekomen om te concluderen dat men met [verzoeker] definitief niet meer door wil;
- Innovo acht [verzoeker] veel te zwak om te handhaven;
- er is een cumulatie van incidenten rondom het functioneren van [verzoeker], hetgeen hem, wat Innovo betreft, de das omdoet;
- er is sprake van ongeschiktheid van [verzoeker] voor dit type werk.
Innovo heeft zich niet gebonden geacht aan de uitspraken van de Commissie van Beroep en verbond aan het rapport van het onderzoek naar ongewenste intimiteiten slechts de conclusie dat [verzoeker] ongeschikt is voor de functie van groepsleerkracht. Het rapport gaf echter niet aan dat sprake was van ongewenste intimiteiten en het ging de onderzoeksgrenzen ver te buiten, hetgeen ook Innovo ter zitting heeft erkend.
Op grond hiervan en rekening houdend met het feit dat Innovo de laatst uitgesproken schor-sing niet heeft ingetrokken, heeft [verzoeker] geen enkel vertrouwen in de goede bedoelingen van Innovo. Zijns inziens is er thans geen sprake van een wezenlijk andere situatie dan de situatie zoals beoordeeld en onder woorden gebracht door de kantonrechter in de beschikking van 29 oktober 2008.
3.2 Innovo heeft verweer gevoerd, waartoe wordt verwezen naar het verweerschrift, binnen-gekomen ter griffie op 16 januari 2009. Voor zover relevant zal daarop hierna worden inge-gaan.
4. De beoordeling:
4.1 Het verzoek houdt geen verband met enig opzegverbod.
4.2 Innovo heeft aangevoerd dat de beschikking van 29 oktober 2008 haar stof heeft gegeven voor een ruime interne evaluatie ter zake haar werkgeverschap. Zij is tot het inzicht gekomen dat niet alleen [verzoeker] gerehabiliteerd moest worden maar dat zij zichzelf ook diende te re-habiliteren. De intussen genomen besluiten hebben bewerkstelligd dat [directie] met ingang van 1 januari 2009 geen deel meer uitmaakt van het College van Bestuur en dat de [voorzitter] per 1 april 2009 aftreedt als voorzitter van het College van Bestuur en wordt vervangen door een nieuwe voorzitter van buiten de organisatie.
De evaluatie heeft Innovo doen beseffen dat het bij [verzoeker] gaat om een man van bijna 57 jaar, die sedert 1974 bij haar in dienst is en daardoor geen noemenswaardige ervaring heeft in andere branches en, gezien het feit dat Innovo in het Limburgse onderwijsland een grote speler is, heeft zij [verzoeker] bij brief van 18 november 2008 een aanbod gedaan om een door-start te kunnen maken met nieuwe spelers aan de zijde van Innovo. Een en ander na rehabili-tatie in onderling overleg, de mogelijkheid van coaching en, gezien het feit dat de arbeidsre-latie tussen partijen ernstig is belast, het aanbod van voorafgaande mediation tussen partijen, waarbij [verzoeker] de mediator zelf kan kiezen.
Innovo wil [verzoeker], die in haar ogen een zeer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt heeft, de kans op een doorstart bieden. Innovo elimineert daarbij ieder obstakel voor [verzoeker], waar-door hij tot aan zijn pensioen kan blijven werken en inkomen genereren bij Innovo. Als al-ternatief kan Innovo, als [verzoeker] dat wil, behulpzaam zijn met outplacement of detachering en/of bemiddelen van baan naar baan via Empower Limburg.
4.3 De kantonrechter oordeelt de wijziging in het standpunt van Innovo na de beschikking van 28 oktober 2008 niet geloofwaardig. Het enkele feit dat [directie] thans niet meer bij Inno-vo werkzaam is en er een wijziging in het bestuur plaats vindt volstaat daarvoor niet, omdat het (gehele) bestuur zich ten overstaan van [verzoeker] tijdens de eerste ontbindingsprocedure zo heeft opgesteld als zij heeft gedaan. Innovo kan zich dienaangaande niet achter de gedragin-gen van één of twee personen verschuilen. De kantonrechter acht het dan ook begrijpelijk dat [verzoeker] alle vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met Innovo voor de toekomst heeft verloren. Daarbij wordt in aanmerking genomen de houding van Innovo in het verleden en tijdens de recente ontbindingsprocedure, zoals hiervoor sub 3.1 weergegeven, waarbij Innovo [verzoeker] ongeschikt vond voor zijn werkzaamheden. Voorts heeft Innovo geen uitvoering gegeven aan de uitspraken van de Commissie van Beroep, maar in strijd daarmee [verzoeker] na indiening van het ontbindingsverzoek andermaal geschorst. Na de beschikking van 28 okto-ber 2008 heeft Innovo volstaan met een enkele brief aan de gemachtigde van [verzoeker] en een telefoontje aan hemzelf, terwijl het voor de hand had gelegen om de schorsing aanstonds op te heffen, dat intern kenbaar te maken aan collega’s en scholieren en [verzoeker] ook ten over-staan van hen te rehabiliteren. Daar komt nog bij dat eerdere rehabilitaties door de houding van Innovo ook niet tot stand zijn gekomen en/of geen stand hebben gehouden. Innovo heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat de situatie fundamenteel is gewijzigd ten opzichte van de situatie op 28 oktober 2008. Dit leidt tot de conclusie dat de arbeidsverhouding nog steeds duurzaam is verstoord en het verzoek van [verzoeker] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zal worden ingewilligd. De arbeidsovereenkomst zal dan ook per 16 maart 2009 worden ontbonden.
4.4 Innovo heeft in haar verweer ten aanzien van het toekennen van een vergoeding aan [verzoeker] te kennen gegeven dat die lager moet worden vastgesteld dan in de beschikking van 29 oktober 2008, omdat bij het bepalen van de toegekende vergoeding geen rekening is gehou-den met het feit dat [verzoeker] bij onvrijwillige en niet verwijtbare werkloosheid naast de WW-uitkering op grond van het Besluit Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling voor Onderwijs-personeel 2008 (BBWO) tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd recht heeft op een boven-wettelijke aanvullende uitkering die aanzienlijk is. Zijn inkomensteruggang komt in totaliteit uit op ruim € 55.000,00, netto. Indien [verzoeker] buiten het onderwijs een nieuwe baan aan-vaardt en blijkt dat deze toch niet geschikt is, herleeft zijn recht op de aanvullende BBWO-uitkering, indien hij terugvalt in de WW-situatie en ook in dat geval is het effectief verlies aan inkomen tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd relatief gering. Innovo heeft voorts nog aangevoerd dat ter zake de in de beschikking van 29 oktober 2008 vastgestelde vergoeding ten onrechte is rekening gehouden met een bedrag van € 187,39 per maand aan een vergoe-ding voor de ziektekosten.
Bij schrijven van 6 februari 2009 deelt [verzoeker] mee zijn ter zitting geuite twijfel met betrek-king tot de BBWO-uitkering, na raadpleging van die regeling, te laten varen. Bij de bereke-ning van de vergoeding mag naar zijn mening de waarde van de bovenwettelijke uitkering echter niet al te zwaar meetellen. Volgens [verzoeker] heeft de kantonrechter in de beschikking van 28 oktober 2008 abusievelijk geen rekening gehouden met de structureel tot zijn inko-men behorende eindejaarsuitkering.
4.5 De kantonrechter volgt partijen in hun visie dat het voor [verzoeker] zeer moeilijk zoniet onmogelijk zal zijn in het onderwijs of in een andere branche nog een baan te vinden, gelet op zijn leeftijd en gezien het feit dat hij tot nu toe uitsluitend in het onderwijs werkzaam is geweest. De situatie waarin [verzoeker] terecht is gekomen is voor het merendeel te wijten aan de houding van Innovo en dat dient in de vergoeding tot uiting te komen. Anderzijds dient [verzoeker] niet in een beduidend betere financiële positie te worden gebracht dan wanneer hij bij Innovo werkzaam zou zijn gebleven. Hetgeen partijen met betrekking tot de vergoeding van € 187,39 hebben aangevoerd laat de kantonrechter bij de vaststelling van vergoeding buiten beschouwing, aangezien deze post in de loonspecificatie ook weer wordt afgetrokken.
Gezien het vorenstaande zal, rekening houdend met de periode die [verzoeker] nog te gaan heeft tot de pensioengerechtigde leeftijd, de aanpassing van het in het brutoloon mee te nemen emolument aan eindejaarsuitkering, de WW-uitkering en de BBWO-uitkering die [verzoeker] zal genieten en de door hem te lijden pensioenschade, de toe te kennen vergoeding in redelijk-heid worden bepaald op € 163.000,00 bruto.
4.6 Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding erkent Innovo dat zij onnodig grie-vend jegens [verzoeker] te werk is gegaan en hem daardoor pijnlijk heeft getroffen. De kanton-rechter acht, gelet op de houding van Innovo, het door [verzoeker] verzochte bedrag van € 25.000,00 netto redelijk en Innovo zal tot betaling daarvan worden veroordeeld.
4.7 Op de voet van het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW zal [verzoeker] in de gelegenheid wor-den gesteld het verzoek in te trekken.
4.8 Met betrekking tot de proceskosten overweegt de kantonrechter als volgt. Uit het boven-staande moet de gevolgtrekking worden gemaakt dat Innovo door intrekking van haar ver-zoek [verzoeker] heeft genoopt deze procedure te beginnen. Het ligt daarom voor de hand dat wanneer [verzoeker] het verzoek niet intrekt, Innovo in de kosten van deze procedure moet wor-den veroordeeld. Ingeval [verzoeker] zijn verzoek intrekt, oordeelt de kantonrechter het redelijk dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
5. De uitspraak:
De kantonrechter:
- stelt [verzoeker] tot 6 maart 2009 om uiterlijk 15.00 uur in de gelegenheid zijn verzoek in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sec-tor kanton, locatie Heerlen, postbus 4487, 6401 CZ Heerlen;
- compenseert in dat geval de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 16 maart 2009;
- kent aan [verzoeker] ten laste van Innovo een vergoeding toe van € 163.000,00 bruto en een vergoeding van € 25.000,00 netto uit hoofde van immateriële schadevergoeding en veroordeelt Innovo om deze bedragen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te voldoen;
- veroordeelt Innovo tot betaling aan [verzoeker] van de proceskosten ad € 607,00;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.