RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700103-09
Datum uitspraak: 3 juni 2009
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2009 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens],
thans gedetineerd in de PI “De Geerhorst” te Sittard.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2009 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 1] getoond en/of (vervolgens) dat mes (met kracht) naar de grond gegooid terwijl die [slachtoffer 1] zich in de directe nabijheid van verdachte bevond;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2009 in de gemeente Maastricht meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend aan die [slachtoffer 2]en/of aan die [slachtoffer 3] een mes getoond en/of dat mes naar de grond gegooid en/of [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je kapot" en/of "ik krijg jullie nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 16 februari 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een asbak en/of een tafel en/of een slot van een koelkast en/of de vloer van een pand aan de [B-straat], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de rechtbank overwogen dat niet is komen vast te staan dat verdachte het mes heeft getoond aan [slachtoffer 1], in ieder geval is het mes niet op een zodanige wijze getoond dat daarmee vrees kan worden opgewekt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers naar voren gekomen dat verdachte zijn mes slechts in handen nam om daarmee in de vloer te gooien, wat hij “pikvogelen” noemt. Op geen enkel moment is sprake geweest van het wijzen van dat mes in de richting van [slachtoffer 1] of van een soortgelijke bedreigende handeling met dat mes. Evenmin kan uit de aard van de gedragingen van verdachte worden vastgesteld dat hij op enig moment die vrees op heeft willen wekken door dit mes met de punt (pikvogelend) in de vloer te gooien.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de rechtbank overwogen dat de verklaringen van de beide aangevers zodanig uiteenlopen dat het bewijs voor het opzettelijk bedreigen van beiden of van één van hen daarmee niet kan worden geleverd. Met name is hierdoor niet komen vast te staan dat verdachte de woorden “ik maak je kapot” heeft geuit.
De rechtbank is ten aanzien van de woorden “ik krijg jullie nog wel”, gelet op de aard van deze woorden en de omstandigheden waaronder die woorden zijn geuit, van oordeel dat deze woorden niet van een zodanig bedreigende aard zijn dat daardoor voor het leven of voor zware mishandeling moet worden gevreesd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 16 februari 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een tafel en de vloer van een pand aan de [B-straat], geheel toebehorende aan [D.], heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort
beschadigen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat ter zake van de feiten onder 2 en onder 3 aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zal worden opgelegd. Zij heeft daarbij gevorderd dat de rechtbank zal beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel na één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegd heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde. Daarnaast heeft zij primair gepleit voor het niet opleggen van de gevorderde maatregel. Subsidiair heeft zij een oplegging van de maatregel onder voorwaarden bepleit.
Hoewel in beginsel alle vereisten daarvoor kunnen worden ingevuld zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de gevorderde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, acht de rechtbank het opleggen van deze maatregel in onvoorwaardelijke vorm disproportioneel.
De rechtbank zal deze maatregel evenmin in voorwaardelijk vorm opleggen omdat haar niet is gebleken van (eerder) onderzoek naar een alternatieve mogelijkheid van strikte en continuerende begeleiding.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De officier van justitie heeft de maatregel van onttrekking aan het verkeer gevorderd van het in beslag genomen en niet teruggegeven mes. Omdat niet is vastgesteld dat dit mes van zodanige aard is dat het bezit daarvan in strijd is met de wet zal de rechtbank de teruggave daarvan aan verdachte gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van één week;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- gelast de teruggave van het in beslag genomen mes aan [naam verdachte].
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 3 juni 2009.