vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
zaaknummer / rolnummer: 141562 / KG ZA 09-263
Vonnis in kort geding van 5 augustus 2009
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
eiseres,
advocaat mr. L. de Kok,
1.[EISER1],
wonende te Heerlen,
2.[EISERES2],
wonende te Heerlen,
3.[EISER3],
wonende te Heerlen,
gedaagden,
advocaat mr. H.M.G. Duijsters te Maastricht.
Partijen zullen hierna de gemeente Heerlen en [gedaagden] genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties
-de op voorhand door de gemeente Heerlen overgelegde producties
-de op voorhand door [gedaagden] overgelegde producties
-de mondelinge behandeling
-de pleitnota van de gemeente Heerlen
-de pleitnota van [gedaagden].
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1.Bij Koninklijk Besluit van 20 mei 2008, nummer 08.001473, is ten behoeve van de aanleg van de weg Binnenring-Noord Parkstad-Limburg tussen de kruising Heerlenseweg/Mijnspoorweg in de gemeente Landgraaf en de kruising Wickraderweg/Heerenweg/Palemigerboord in de gemeente Heerlen, alsmede ten behoeve van de aanleg van rotondes, parallelwegen en een fietspad, met bijkomende werken in de gemeente Landgraaf en Heerlen, ten algemene nutte en ten name van de gemeente Heerlen besloten tot onteigening van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heerlen, sectie N, nr. 3523, grondplannummer 11, een gedeelte van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heerlen, sectie B, nr. 5986, grondplannummer 12, alsmede van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heerlen, sectie B, nr. 8265, grondplannummer 13.
2.2.De voornoemde percelen zijn eigendom van gedaagden sub 1 en 2 en worden van hen gehuurd door gedaagde sub 3. Gedaagde sub 3 exploiteert op die percelen een camping.
2.3.Bij vonnis d.d. 25 maart 2009 heeft de rechtbank Maastricht ten name van de gemeente Heerlen de vervroegde onteigening uitgesproken van de betreffende perceelsgedeelten en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld ten behoeve van [gedaagden] [gedaagden] hebben tegen dit vonnis cassatie ingesteld.
2.4.Ten gevolge van de schorsende werking van de cassatie kan de gemeente Heerlen het vonnis van de rechtbank niet inschrijven, niet over de eigendom van de gronden beschikken en niet aanvangen met de werkzaamheden op de betreffende gronden. De onteigening van voormelde delen van de percelen van gedaagden sub 1 en 2 is, aldus de gemeente Heerlen, noodzakelijk en essentieel voor de ontsluiting van het laatste en vooralsnog ontbrekende gedeelte
(250 meter) van de Binnenring (Noord) naar de Provinciale weg N281. De Binnenring is een regionale verbindingsweg, behorende tot de hoofdwegenstructuur ter ontsluiting van het stedelijk gebied van de gemeenten Heerlen en Landgraaf en is van groot belang voor de doorstroming van het verkeer van de gemeente Heerlen. In de regio is sprake van een aanzienlijke groei van het autoverkeer. De gemeente Heerlen stelt een spoedeisend belang te hebben bij de spoedige voltooiing van de Binnenring, die voor 95% gereed is, omdat het noordelijke deel van de Binnenring met een lengte van
3,2 kilometer nu nog niet in gebruik kan worden genomen, met alle nadelige gevolgen van dien voor sluipverkeer, verkeersveiligheid en CO2 uitstoot en doorstroming op het wegennet. De openbare weg voor auto’s richting de Heksenberg is door de aanleg van de Binnenring reeds definitief vervallen. Het heeft voorts geen zin om reeds gedeelten van de weg open te stellen. Voorts dient de Binnenring op grond van het contract tussen de gemeente Heerlen en de aannemer in december 2009 gereed te zijn. Indien op korte termijn kan worden begonnen met de werkzaamheden kan de Binnenring nog binnen die termijn worden afgerond. Indien het asfalt niet voor de winterperiode kan worden aangebracht kan de weg bovendien eerst op zijn vroegst april 2010 klaar zijn. Vertraging van het project zal leiden tot aanzienlijke extra financiële lasten.
2.5.De gemeente Heerlen stelt zich op het standpunt dat de door [gedaagden] ingestelde cassatie geen enkele kans van slagen heeft, terwijl de gemeente Heerlen een groot belang heeft bij bekorting van de duur van de overlast en voorkoming van schade. De gemeente Heerlen vordert op grond daarvan dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1.[gedaagden] veroordeelt om met ingang van de tiende dag na betekening van dit vonnis de aan hen in eigendom toebehorende gedeelten, te weten 30 are en 54 centiare, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heerlen, sectie N, nr. 3523, grondplannummer 11, in totaal groot 50 are en 40 centiare, een gedeelte, te weten 25 are en 63 centiare, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heerlen, sectie B, nr. 5986, grondplannummer 12, in totaal groot 1 hectare,
24 are en 30 centiare, alsmede van een gedeelte, te weten 8 are en 99 centiare van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heerlen, sectie B, nr. 8265, grondplannummer 13, in totaal groot 30 are en 50 centiare, aan de gemeente Heerlen in gebruik te geven en te dulden dat deze perceelsgedeelten door de gemeente Heerlen worden gebruikt voor de aanleg van de binnenring c.a. overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 20 mei 2008, nummer 08.001473, eventueel met bepaling dat de gemeente Heerlen aan [gedaagden] een vergoeding per maand dient te betalen voor het gebruik vanaf het moment van ingebruikgeving totdat de eigendom op de gemeente Heerlen zal zijn overgegaan ter hoogte van € 1.000,- althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
2.[gedaagden] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- per dag, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag dat [gedaagden] niet voldoen aan het gevorderde onder 1;
3.[gedaagden] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
2.6.[gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.De beoordeling
3.1. De gemeente Heerlen heeft op in de dagvaarding en haar pleitnotitie nader uitgewerkte gronden gesteld dat de cassatie welke door [gedaagden] is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 25 maart 2009 geen kans van slagen heeft. Kort samengevat voert zij daartoe aan dat een aantal argumenten te laat is ingebracht en nu niet meer aan de orde kunnen worden gesteld en de andere argumenten het schadeloosstellingsdebat betreffen. De argumenten met betrekking tot de schadeloosstelling kunnen thans echter in cassatie niet behandeld worden, daarvoor dient het debat met de door de rechtbank benoemde deskundigen. De eigendomsoverdracht is volgens de gemeente Heerlen onafwendbaar. Feitelijk is het [gedaagden] volgens de gemeente Heerlen ook alleen te doen om een hogere schadevergoeding en trachten zij door middel van het instellen van cassatie druk op de gemeente Heerlen uit te voeren in het kader van de nog lopende, doch moeizaam verlopende, onderhandelingen. Daarnaast stelt de gemeente Heerlen dat [gedaagden] ook geen enkel redelijk belang hebben bij afwijzing van het verzoek vervroegde ingebruikname en dat de aanleg van de weg geen belemmering vormt voor het nieuwe bedrijfsplan dat door gedaagde sub 3 onlangs is ingediend. Nu de onteigening onafwendbaar is acht de gemeente Heerlen gelet op haar hierboven reeds weergegeven belang bij een snelle afronding van de aanleg van de Binnenring, een vervroegde ingebruikname hangende de cassatie gerechtvaardigd. In dit verband beroept zij zich op de uitspraken van de rechtbank Breda, 22 augustus 2006, 163179/KG ZA 06-368, BR 2007/34 en de rechtbank Den Haag, 14 maart 2008, LJN BC7383, alsmede Hof Den Haag, 14 juni 2001, rolnummer 01/417 in vervolg op rechtbank Middelburg 22 maart 2001, kort gedingnummer 32/2001, waarin deze toestemming is verleend.
3.2.[gedaagden] hebben zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de gemeente Heerlen een ontoelaatbare en ingrijpende inbreuk op het eigendomsrecht van gedaagden en op de wettelijk gewaarborgde procedure van de Onteigeningswet beoogd. Ingevolge de Onteigeningswet gaat de eigendom eerst over door inschrijving van het onteigeningsvonnis. Gedurende de cassatie is de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank geschorst; het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gevorderde inbreuk is slechts in zeer uitzonderlijke situaties en op grond van zeer bijzonderde omstandigheden toewijsbaar.
Die omstandigheden, zoals aan de orde in de door de gemeente Heerlen aangehaalde jurisprudentie, doen zich hier niet voor, aldus [gedaagden]; de daar spelende omstandigheden zijn niet gelijk aan de onderhavige situatie. In dat kader hebben zij betwist dat de ingestelde cassatie geen kans van slagen heeft en dat de door de gemeente Heerlen ter motivering van het spoedeisend belang bij haar vordering aangevoerde omstandigheden een dergelijke inbreuk rechtvaardigen. Voorts betwisten [gedaagden] dat er sprake is van een spoedeisend belang.
3.3.Zoals door [gedaagden] wordt aangehaald, is het vonnis van de rechtbank van 25 maart 2009 ten gevolge van de door [gedaagden] ingestelde cassatie geschorst. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, daar de wet daarin niet voorziet. Zolang het vonnis geen kracht van gewijsde heeft gekregen kan van een eigendomsovergang van de percelen op de gemeente Heerlen dientengevolge geen sprake zijn.
Toewijzing van de gevorderde ingebruikgeving van de perceelgedeelten van [gedaagden] aan de gemeente Heerlen komt derhalve neer op een ingrijpende inbreuk op het eigendomsrecht van gedaagden sub 1 en 2, maar zeker ook op het huurrecht van gedaagde sub 3 nu deze op dit moment op de percelen nog zijn campingbedrijf uitoefent.
Daarnaast levert toewijzing van die vordering tevens echter ook een ingrijpende doorkruising van het systeem van de Onteigeningswet op. De gemeente Heerlen vordert immers tevens dat aan [gedaagden] wordt opgelegd dat zij dienen te dulden dat de perceelsgedeelten door de gemeente worden gebruikt voor de aanleg van de Binnenring c.a.
De voorzieningenrechter stelt echter vast dat er in de onteigeningsprocedure bij de rechtbank nog geen opname van de percelen door de deskundigen in aanwezigheid van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden. Alvorens de gemeente Heerlen kan overgaan tot de aanleg van de weg op de bewuste perceelsgedeelten, zullen de deskundigen deze perceelsgedeelten moeten kunnen aanschouwen en beoordelen in de huidige staat teneinde op behoorlijke wijze de schadeloosstelling vast te kunnen stellen indien het na de cassatie definitief tot onteigening mocht komen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat alleen al gezien deze omstandigheid de vordering van de gemeente Heerlen prematuur is. De gemeente Heerlen heeft weliswaar aangegeven dat spoedig een descente zal dienen plaats te vinden, doch geeft niet aan op welke wijze daarmee bij haar vordering in kort geding rekening is gehouden. De gemeente vordert immers veroordeling tot het ingebruikgeven en dulden met ingang van de tiende dag na betekening van het vonnis in kort geding. Nu de werkzaamheden in ieder geval niet kunnen worden uitgevoerd zolang de opname door de deskundigen niet heeft plaatsgevonden, oordeelt de voorzieningenrechter dat de vordering niet kan worden toegewezen, alsmede dat thans het spoedeisend belang van de gemeente Heerlen bij haar vordering ontbreekt.
3.4.Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vordering van de gemeente Heerlen dient te worden afgewezen. De gemeente Heerlen zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagden] De door gedaagde sub 3 gevraagde vergoeding van annuleringskosten ten einde bij de zitting aanwezig te kunnen zijn, kan niet tot de proceskosten worden gerekend en kan in dit kader niet worden toegewezen.
3.5.De gemeente Heerlen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.078,00
4.De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.wijst de vorderingen af,
4.2.veroordeelt de gemeente Heerlen in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 1.078,00,
4.3.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2009.?
EvdS