ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ7142

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700173-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen taxichauffeur in Maastricht

Op 8 juli 2009 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 maart 2009 in de gemeente [B.] een taxichauffeur heeft beroofd. De aangever verklaarde dat de verdachte hem met een vuist in het gezicht sloeg voordat hij de portemonnee uit zijn hand rukte, waarin ongeveer € 900,- zat. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd, voorafgegaan en vergezeld van geweld. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Dit vonnis was bedoeld om de verdachte het onoorbare van zijn handelen te laten inzien en hem te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die hij aan de benadeelde partij had toegebracht, met een schadevergoeding van € 790,90. De rechtbank overwoog dat taxichauffeurs zich in een kwetsbare positie bevinden en dat de overval plaatsvond in de besloten ruimte van een taxi tijdens de nachtelijke uren. De verdachte toonde berouw en was bereid de schade te vergoeden, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en de griffier was J.M.A. Haanen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 juni 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700173-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 juli 2009
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens]
wonende te [adresgegevens],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst - te
Sittard, Op de Geer 1.
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 juni 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op de openbare
weg een taxichauffeur heeft beroofd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit in zijn geheel wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behalve ten aanzien van het slaan, dat verdachte ontkent.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat op 15 maart 2009 in de vroege ochtenduren verdachte een taxi bestelt vanaf de discotheek [B.] in [K.]. Hij wil naar huis gebracht worden in [B.]. Tijdens de rit vertelt verdachte over zijn hobby. Plotseling vraagt hij de chauffeur om de taxi bij de parkeerplaats voor de kruising van de [S.straat] stil te zetten. Verdachte moet € 33,30 afrekenen. Hij pakt een biljet van € 50,- uit zijn broekzak om te betalen. De chauffeur wil wisselgeld teruggeven en pakt zijn portemonnee. De verdachte zegt dan dat hij zijn ID-kaart heeft laten vallen, stapt aan de rechterkant uit en buigt zich voorover. Plotseling grijpt hij de portemonnee en rukt deze uit de hand van de chauffeur. De chauffeur houdt de portemonnee vast, maar moet deze uiteindelijk loslaten.
De aangever verklaart dat de verdachte, voordat deze de portemonnee uit zijn hand rukte, hem met een vuist in het gezicht sloeg. Verder verklaart aangever dat er een bedrag van ongeveer € 900,- in de portemonnee zat.
De vraag is of verdachte aangever ook in het gezicht heeft geslagen. Verdachte ontkent dit.
Aangever verklaart direct na het plegen van het feit over de klap in zijn gezicht. Die klap zit om zo te zeggen vers in zijn geheugen. Verdachte was naar eigen zeggen “aardig dronken”.
Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat verdachte zich niet alles meer herinnert. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van aangever betrouwbaarder dan die van verdachte en zij zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
3.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 maart 2009 in de gemeente [B.] op de openbare weg, de [W.weg], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, [slachtoffer] heeft geslagen en dat hij, verdachte, die portemonnee uit de handen van [slachtoffer] heeft gerukt;
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden op te leggen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd een eventueel op te leggen gevangenisstraf zo kort mogelijk te houden. Hij stelt voor om een eventuele gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een fikse voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
De rechtbank stelt voorop dat een feit zoals door verdachte begaan, zich niet leent voor het opleggen van een werkstraf.
Volgens de door het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren vastgestelde en door de rechtspraak overgenomen oriëntatiepunten voor de straftoemeting wordt voor een eenvoudige straatroof, waarbij alleen een tasje uit de handen van het slachtoffer wordt gerukt, een gevangenisstraf opgelegd van 12 weken. De rechtbank zal deze straf dan ook als uitgangspunt nemen.
In het nadeel van de verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat:
- taxichauffeurs zich in de uitoefening van hun beroep in een kwetsbare positie bevinden;
- de taxichauffeur door verdachte is geslagen;
- de overval heeft plaatsgevonden in de besloten ruimte van een taxi gedurende de nachtelijke uren.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank laten meewegen dat:
- verdachte berouw heeft betoond;
- verdachte via zijn raadsman aan het slachtoffer een excuusbrief heeft doen toekomen;
- verdachte zich ter terechtzitting bereid heeft getoond de schade te vergoeden;
- de overval blijkens de omstandigheden niet gepland was;
- verdachte niet eerder een dergelijk feit heeft gepleegd.
Alles overziende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, een passende sanctie voor verdachte. Dit is een straf die enerzijds verdachte het onoorbare van zijn handelen doet inzien en anderzijds hem ervan dient te weerhouden om in de toekomst weer strafbare feiten te plegen.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 790,90.
6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de vordering niet eenvoudig van aard is en de benadeelde partij deze vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig dient te maken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de benadeelde partij stelt dat er ongeveer € 900,- in de door verdachte gestolen portemonnee zat, terwijl de verdachte verklaart dat er ongeveer € 300,- in die portemonnee zat. De raadsman stelt dat de rechtbank hierdoor niet op eenvoudige wijze het schadebedrag kan vaststellen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. Verder zal aan verdachte ter zake van dat feit een straf worden opgelegd.
Het enige dat de officier van justitie, de benadeelde partij en de verdediging nog verdeeld houdt, is de hoogte van de door de benadeelde partij geleden schade.
De benadeelde partij heeft ter staving van zijn vordering de dagstaat van de ritten vanaf vrijdag 13 maart 2009 te 21.30 uur tot zaterdag 14 maart 2009 te 08.00 uur en de dagstaat van de ritten van zaterdag 14 maart 2009 te 21.30 uur tot en met de rit met verdachte op zondag 15 maart 2009 bij de vordering gevoegd. Hieruit blijkt dat zijn totale omzet die dagen € 699,90 is geweest, welk bedrag de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt. Dit bedrag vermeerderd met € 200,- aan wisselgeld maakt dat het gestolen bedrag € 899,90 is. Bij verdachte is een bedrag van € 109,- in beslag genomen, welk bedrag aan de benadeelde partij is teruggegeven. Dit laatste bedrag dient op het gestolen bedrag in mindering te worden gebracht, zodat de schade € 790,90 bedraagt. De benadeelde partij heeft voorts gesteld dat hij de schade aan zijn werkgever heeft moeten vergoeden. De rechtbank acht dit aannemelijk. Nu de verdachte bovendien ter terechtzitting heeft verklaard dat hij het gevorderde bedrag wil betalen, staat niets aan toewijzing van de vordering in de weg.
De rechtbank zal de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen omdat de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht ten opzichte van het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij , aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
van een bedrag van € 790,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2009 tot aan de dag van volledige voldoening:
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr. E.W.A. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.A. Haanen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 juli 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 maart 2009 in de gemeente [B.], op de openbare weg, de [W.weg], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, [slachtoffer] heeft geslagen en/of dat hij, verdachte, die portemonnee uit de handen van [slachtoffer] heeft gerukt;