ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ7564

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700296-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor zwaar lichamelijk letsel, veroordeling voor mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 4 augustus 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer, maar uiteindelijk werd veroordeeld voor mishandeling. De verdachte had het slachtoffer bij de keel vastgepakt en verwurgd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 april 2009 in de gemeente Landgraaf het slachtoffer heeft mishandeld, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van getuigen en de aangifte van het slachtoffer in overweging genomen.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de recidive van de verdachte op geweldsdelicten. De officier van justitie had een geldboete geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet recht deed aan de ernst van de gedraging. In plaats daarvan werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 25 uren. Tevens werd een contactverbod tussen de verdachte en het slachtoffer als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf gekoppeld. De rechtbank benadrukte het belang van deze strafoplegging om de verdachte te laten inzien dat zijn handelen verkeerd was en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700296-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 augustus 2009
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. A.P.A. Snijders, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 juli 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel [naam slachtoffer] heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte moet volgens de officier van justitie worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde omdat bewijs voor opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer] ontbreekt.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair aan verdachte ten laste is gelegd, te weten dat verdachte op 15 april 2009 [naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem bij de keel te pakken en hem daarna heeft verwurgd door hem in een nekklem te houden. [naam slachtoffer] heeft hierdoor letsel en pijn bekomen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging kan noch het primair noch het subsidiair ten laste gelegde bewezen worden. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte [naam slachtoffer] bij de keel heeft gepakt dan wel heeft gewurgd. De forensisch onderzoeker geeft aan dat [naam slachtoffer] letsel heeft dat kan duiden op een mogelijke verwurging. De forensisch onderzoeker houdt een grote slag om de arm. Op de foto’s in het dossier zijn op de borst en nek van [naam slachtoffer] oppervlakkige rode strepen te zien. Deze strepen duiden op een vechtpartij of op vasthouden. Als [naam slachtoffer] daadwerkelijk verwurgd zou zijn, dan zouden veel meer verwondingen c.q. blauwe plekken te zien moeten zijn.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte primair ten laste is gelegd. Er is onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer]. Wel acht de rechtbank het subsidiair aan verdachte ten laste gelegde bewezen.
Verdachte heeft op 15 april 2009 in de gemeente Landgraaf [naam slachtoffer] mishandeld door hem bij de keel vast te pakken en hem vervolgens vast te houden en te verwurgen. Hierdoor heeft [naam slachtoffer] letsel bekomen en pijn ondervonden. De rechtbank komt tot deze conclusie op basis van de aangifte van [naam slachtoffer], de daarop aansluitende verklaringen van getuigen en de bevindingen van de politie omtrent het letsel van [naam slachtoffer].
De getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij in het trappenhuis van zijn flat een persoon hoorde gorgelen en dat hij later [naam slachtoffer] paars/rood naar buiten zag komen. De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zij twee mannen in het trappenhuis hoorde ruziën/vechten. Zij herkende daarbij de stem van een van de mannen als de stem van verdachte. De tweede man hoorde zij een geluid maken alsof hij geen lucht kreeg. Op een gegeven moment zag zij de tweede man naar zijn auto vluchten en zag zij dat deze man paars was in zijn gelaat. De politie heeft gezien dat de hals van [naam slachtoffer] rood verkleurd was en meerdere rode strepen vertoonde. Het letsel van [naam slachtoffer] is door de politie ook fotografisch vastgelegd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 april 2009 in de gemeente Landgraaf opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam slachtoffer], bij de keel heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens heeft gewurgd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van 900 euro subsidiair 18 dagen hechtenis waarvan 450 euro subsidiair 9 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak verzocht. Subsidiair heeft de verdediging, mede gelet op de financiële problemen van de verdachte, gevraagd om oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Bij de strafoplegging overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte was op de hoogte van de omgangsregeling tussen [naam slachtoffer] en zijn ex-vriendin [naam ex vriendin slachtoffer]. Op het tijdstip dat [naam slachtoffer] de kinderen terug kwam brengen naar [naam ex vriendin slachtoffer] is verdachte naar de woning van [naam ex vriendin slachtoffer] gegaan. Verdachte had rekening dienen te houden met het feit dat hij op hetzelfde tijdstip als [naam slachtoffer] bij de woning van [naam ex vriendin slachtoffer] aan zou (kunnen) komen. Er was voor hem geen noodzaak om uitgerekend op dat moment naar de woning van [naam ex vriendin slachtoffer] toe te gaan. Verdachte had, toen bleek dat hij tegelijkertijd met [naam slachtoffer] bij de woning van [naam ex vriendin slachtoffer] aankwam, escalatie kunnen voorkomen door weg te gaan. Verdachte heeft dit niet gedaan doch heeft welbewust de confrontatie met [naam slachtoffer] gezocht.
Voorts weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee dat hij reeds eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank bij de strafoplegging, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening met de omstandigheid dat verdachte bij vonnis d.d. 6 mei 2009 door de politierechter te Maastricht veroordeeld is tot straf en nu is schuldig verklaard aan een voor de datum van 6 mei 2009 gepleegd strafbaar feit.
De rechtbank acht een straf als door de officier van justitie gevorderd geen recht doen aan de ernst van de gedraging. Oplegging van een geldboete zoals door de officier van justitie gevorderd ligt bovendien niet voor de hand omdat verdachte heeft aangegeven van een minimum te moeten leven in verband met een door de rechter uitgesproken schuldsanering.
Gelet op de recidive van verdachte op geweldgebied acht de rechtbank geïndiceerd om een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 25 uren subsidiair 12 dagen hechtenis passend. De rechtbank acht het van belang dat er gedurende de proeftijd een contactverbod komt tussen verdachte en [naam slachtoffer]. Dit contactverbod zal in de vorm van een bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden gekoppeld.
Voormelde strafoplegging dient enerzijds om verdachte het verkeerde van zijn handelen te doen inzien en anderzijds om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te begaan.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 weken geheel voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte tijdens de proeftijd geen contact mag zoeken met aangever [naam slachtoffer];
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 25 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 12 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en
mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 augustus 2009.
mr. R.A.M.M. Gijselaers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 april 2009 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) (om de hals) in een armklem heeft genomen en/of heeft gewurgd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 15 april 2009 in de gemeente Landgraaf opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) (om de hals) in een armklem heeft genomen en/of heeft gewurgd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;