a) de bewuste mededeling is weliswaar te laat gedaan, maar er is “slechts” sprake van een termijnoverschrijding van een week. Op 12 november 2008 is de mededeling gedaan.
Blijkens de stukken is eerst op 20 maart 2009, hoewel de raadsman van [[gedaagden]] heeft aangegeven dat dit al eerder is geschied, door [[gedaagden]] aanspraak gemaakt op de dwangsom;
b) het ter zitting naar voren gebrachte concrete argument waarom [[gedaagden]] de dwangsommen willen executeren, is, naast het feit dat die dwangsom hen eenvoudigweg toekomt op grond van artikel 611c Rv, omdat zij, zo begrijpt de voorzieningenrechter, teleurgesteld zijn in de gang van zaken en de opstelling van [[eiser]]. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een oneigenlijk argument. Dwangsommen dienen ertoe de veroordeelde partij tot nakoming te bewegen. Zij moeten niet worden gezien als een speciale vorm van schadevergoeding;
c) de betekening van het vonnis is geschied aan de echtgenote van [[eiser]]. Volgens
[[eiser]] heeft zij hem hiervan niet in kennis gesteld. Desgevraagd heeft [[eiser]] ter terechtzitting aangegeven dat het vonnis is betekend in een periode waarin hij en zijn echtgenote “24 uur per dag werkten”, en dat zijn echtgenote door de tijdsdruk vergeten is aan [[eiser]] melding te maken van de betekening. Het standpunt van [[eiser]] dat hij niet op de hoogte was van de betekening, vindt steun in de brief van zijn raadsman van 12 november 2008, alwaar hij schrijft: “(…) Ik heb overigens van cliënt nog niet vernomen of hetekening van het vonnis aan hem heeft plaatsgehad. Mocht dit derhalve (nog) niet het geval zijn, zo kunt u deze betekening n.m.m. wellicht achterwege laten gezien deze bevestiging. (…)”
d) uit de brief van de raadsman van [[eiser]] van 12 november 2008 volgt dat hij al op
3 november 2008 de bewuste mededeling had willen doen uitgaan. Dit is niet gebeurd. Alsdan rijst naar het oordeel van de voorzieningenrechter de vraag hoe een en ander zich verhoudt in de relatie tussen [[eiser]] en zijn raadsman. Als de raadsman gevolg had gegeven aan zijn voornemen om op 3 november 2008 de schriftelijke mededeling te doen, zou [[eiser]] de dwangsom niet hebben verbeurd;
e) uit de (processuele) voorgeschiedenis volgt dat [[gedaagden]] zich met name tegen
[[x]] hebben gericht. Het beplantingsplan ziet ook, zo begrijpt de voorzieningenrechter, op de percelen die feitelijk bij [[x]] in gebruik zijn. Laatstgenoemde heeft zich steeds uitdrukkelijk gekant tegen het beplantingsplan, daar waar [[eiser]] dat naar zijn zeggen nimmer heeft gedaan; hij wenste slechts afdoende schadeloos te worden gesteld, hetgeen los stond van zijn medewerking aan het beplantingsplan. [[eiser]] is door [[gedaagden]] in rechte betrokken omdat bij kort gedingvonnis van 9 oktober 2008 op basis van de exceptio plurium litis consortium is beslist dat ook [[eiser]] in rechte dient te worden betrokken. Een en ander vindt steun in paragraaf 2.8. van het vonnis alwaar is vermeld:
“Volgens eisers hebben zij in ieder geval tot de zitting van de voorzieningenrechter van 29 september 2008 de volledige instemming van [[Q]], nu noch [[q]], noch zijn vader, bezwaar hebben gemaakt tegen de aanplant van hoogstamfruitbomen op terreinen die feitelijk bij [[X]] in gebruik zijn. In dit licht verwijzen zij naar rechtsoverweging 4.12 van voornoemd tweede arrest van 13 mei 2008 van het Hof.
2.9. [[X]] weigert zijn instemming te geven, omdat hij, naar hij stelt, door het beplantingsplan wordt gehinderd in zijn bedrijfsvoering. Eisers hebben zich, gelet op het vonnis van de voorzieningenrechter van 9 oktober 2008 zaaknr. 132847 / KG ZA 08-375, gegeven de ondeelbare pachtovereenkomst, genoodzaakt gezien thans zowel [[Q]] als [[X]] in rechte te betrekking en hebben de voorzieningenrechter verzocht om bij vonnis (…)”
En zelfs als [[eiser]] zich op enig moment heeft geschaard aan de zijde van het standpunt van [[x]], zoals de raadsman van [[gedaagden]] betoogt –dit wordt ook ondersteund door hetgeen is vermeld in paragraaf 3.3.2 van het vonnis- oordeelt de voorzieningenrechter dat [[eiser]] toch moet worden gezien als iemand die vanwege een procesrechtelijk aspect in het vorige kort geding betrokken is geraakt en mede gelet daarop, anders dan [[x]] -die de schriftelijke mededeling overigens wel tijdig heeft gedaan- niet kan worden aangemerkt als degene waar het qua het verlenen van medewerking werkelijk om draaide. [[x]] vormde de hoofdpersoon in het geheel, terwijl [[eiser]] een meer marginale rol vervulde;
f) de werkzaamheden zijn niet belemmerd. Het beplantingslan is zonder vertraging gerealiseerd;
g) door het executeren van de dwangsom zal [[eiser]], zo staat als niet weersproken vast, zodanige schade lijden dat hij zijn agragrische bedrijf zal moeten beëindigen en in staat van faillissement zal komen te verkeren.