ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ9117

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
345383 CV EXPL 09-3278
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling door kantonrechter wegens niet voldoen aan substantiëringsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 23 september 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de rechtspersoon BABISTA GMBH als eiseres en een gedaagde partij. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 375,53, vermeerderd met rente, op basis van een overeenkomst die tussen partijen zou zijn gesloten. De eiseres heeft echter niet voldaan aan haar substantiëringsplicht zoals voorgeschreven in artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit houdt in dat eiseres bij dagvaarding alle relevante stukken had moeten overleggen die haar vordering onderbouwen, waaronder de schriftelijke overeenkomst en bewijsstukken van leveranties.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres slechts een onduidelijk staatje heeft overgelegd met onbegrijpelijke data en afkortingen, waardoor de rechter niet in staat was om de motivering van de vorderingen te beoordelen. Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat er nog een betalingsverplichting bestaat, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres als professioneel handelende partij bekend geacht kan worden met de vereisten van het Nederlands procesrecht. Hierdoor had eiseres haar vordering deugdelijk moeten substantieren bij de dagvaarding.

Aangezien eiseres niet in staat is geweest om haar vordering voldoende te onderbouwen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn om eiseres alsnog in de gelegenheid te stellen om aan haar substantiëringsplicht te voldoen. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan procesrechtelijke vereisten bij het indienen van vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
locatie Sittard-Geleen
vonnis d.d. 23 september 2009
zaak/rolnr.: 345383 cv expl 09/3278
typ.: hg
coll.:
De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de rechtspersoon naar Duits recht BABISTA GMBH , gevestigd en kantoorhoudende te Capelle aan de IJssel, statutair gevestigd te Pforzheim (BRD) te dezer zake domicilie kiezende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, aan de Rijksweg Noord 232,
gemachtigde J.A.P.M.Kerkckhoffs,
eisende partij,
tegen
[gedaagde], wonende te [adres],
gemachtigde A.M. Coumans-Brasem,
gedaagde partij.
1. Het verloop van de procedure
partijen wisselden de volgende stukken:
- exploot van dagvaarding met producties, uitgebracht op 3 augustus 2009,
- schriftelijk antwoord met producties.
Daarna heeft de kantonrechter vonnis bepaald en de uitspraak daarvan bepaald op heden.
De inhoud van alle stukken geldt als hier ingelast.
2. De vordering en het verweer
2.1. Eiseres vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 375,53, vermeerderd met de overeengekomen rente gelijk aan 1,601 % per maand vanaf de dag der dagvaarding over € 186,43, met veroordeling in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van eiseres.
De vordering is gegrond op het door gedaagde tekortschieten in de nakoming van een over¬eenkomst krachtens welke door eiseres gedurende de periode 4 juli 2003 tot 12 december 2005 aan gedaagde is verkocht gelijk gedaagde van eiseres heeft gekocht en ontvangen de zaken zoals omschreven in maandelijks aan de gedaagde verstrekte rekeningoverzichten.
Geleverd is onder toepasselijkheid van de door eiseres gehanteerde Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden, gepubliceerd in haar catalogi en waarnaar verwezen wordt op de achterzijde van de afleveringsbonnen.
Gedaagde heeft een betalingsachterstand ten aanzien van de door haar gekochte zaken waarover zij krachtens algemene voorwaarden kredietvergoeding is verschuldigd gelijk aan de overeengekomen rente van 1,601 % per maand. De kredietvergoeding is berekend overeenkomstig het bepaalde in de Wet op het Consumentenkrediet en het Besluit Kredietvergoeding.
Ondanks verzoek en sommatie blijft gedaagde nalatig in de nakoming van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van na te melden bedragen.
Eiseres stelt van gedaagde te vorderen te hebben:
- hoofdsom € 186,43
- kredietvergoeding over de periode
van 12/12/2005 tot 12/5/2 1009 € 171,10
- waarop is voldaan € 0,00
- waarop is gecrediteerd € 0,00
zodat resteert te voldoen € 357,53
Gedaagde volhardt in haar non-betaling, zodat eiseres er recht op en belang bij heeft in rechte aanspraak te maken op betaling van haar voormelde vordering.
2.2. De gemachtigde van gedaagde weerspreekt het gevorderde stellende dat zij sinds juli 2005 de bankzaken van haar inmiddels 85-jarige moeder, gedaagde, heeft overgenomen omdat deze verblijft in de instelling Hoogstaete van Orbis Bejaardensorg te Sittard. De gemachtigde heeft vanaf juni 2005 tot en met de datum van dagvaarding alle rekeningen die haar moeder ontving, waaronder ook verplichtingen aan eiseres, betaald. Zij legt bewijs daarvan over. Zij heeft nooit van de zijde van eiseres vernomen dat er een betalingsachterstand was. Zij heeft na de opname van haar moeder alle pakjes die nog werden aangeboden geretourneerd.
Naar de kantonrechter begrijpt concludeert gedaagde tot afwijzing van het gevorderde.
3. De beoordeling
3.1. de vaststaande feiten
Nu de eisende partij op generlei wijze enig bescheid in het geding heeft gebracht dat haar stellingen onderbouwt en het gevorderde gemotiveerd wordt betwist, kan de kantonrechter geen feiten vaststellen.
3.2. het oordeel
Eiseres heeft op de voet van artikel 111 lid 3 Rv. de plicht haar vorderingen in de dagvaarding te substantiëren en de bewijsmiddelen voorzover als voorhanden, reeds bij dagvaarding in het geding te brengen.
Het had op de weg van eiseres gelegen om reeds bij dagvaarding alle bescheiden die het bestaan van haar vordering onderbouwen aan de kantonrechter ter kennis te brengen, waaronder de schriftelijke overeenkomst waarbij gedaagde zich heeft verbonden zoals door eiseres gesteld, bewijzen van leveranties, een overzicht van de opbouw en totstandkoming van de hoofdsom en opbouw van de kredietvergoeding, en bewijsstukken betreffende betalingsverzoeken c.q. sommaties tot betaling.
Eiseres volstaat echter met het aan de dagvaarding hechten van een raadselachtig staatje dat onbegrijpelijke en tot niets te herleiden data en afkortingen vermeldt en dat de kantonrechter totaal niet in verband met de motivering van haar vorderingen kan bengen.
Gedaagde bestrijdt gemotiveerd dat zij nog iets aan eiseres verschuldigd is, welke stelling door de kantonrechter aanstonds had kunnen worden beoordeeld indien eiseres aan haar substantiëringsplicht zou hebben voldaan. Eiseres kan als professioneel handelende partij bekend geacht worden met het doel, de aard en de strekking van het Nederlands procesrecht zodat van haar verwacht mag worden zij haar vordering bij dagvaarding aanstonds deugdelijk substantieert. Om deze reden oordeelt de kantonrechter geen termen aanwezig haar alsnog in staat te stellen om aan haar substantiëringsplicht te voldoen.
De kantonrechter is van oordeel dat het gevorderde niet, althans in onvoldoende mate gemotiveerd, is onderbouwd waardoor niet vastgesteld kan worden dat sprake is van het bestaan van de door eiseres gestelde betalingsachterstand. Het verweer van gedaagde treft doel.
De vorderingen van eiseres worden afgewezen.
Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde.
Wat partijen overigens nog hebben aangevoerd is door de kantonrechter beoordeeld, maar leidt niet tot een andere beslissing.
4. De beslissing
de kantonrechter:
4.1. wijst de vorderingen van eiseres af;
4.2. veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure aan de zijde van gedaagde gerezen en tot op de datum van dit vonnis begroot op € 60,-- gemachtigdensalaris;
Aldus gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in tegenwoordigheid van de griffier.