ECLI:NL:RBMAA:2009:BK1290

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
344211 CV EXPL 09-3127
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling door Lindorff Purchase BV tegen gedaagde wegens onvoldoende substantiëring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 14 oktober 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Lindorff Purchase BV, eiseres, en een gedaagde partij. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 397,58, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst met Wehkamp Finance BV. De gedaagde had in het verleden goederen gekocht van Wehkamp Finance en was in gebreke gebleven met de betaling. Eiseres stelde dat de vordering was gecedeerd aan haar en dat de gedaagde nalatig was in de nakoming van de betalingsverplichtingen.

De gedaagde partij betwistte de vordering en stelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de substantiëringsplicht. De kantonrechter oordeelde dat eiseres, als professionele partij, haar vorderingen bij dagvaarding voldoende inzichtelijk en deugdelijk diende te onderbouwen met verificatoire bescheiden. De kantonrechter constateerde dat eiseres in de dagvaarding geen bewijs had overgelegd van de hoofdsom en de kredietvergoeding, en dat de verwijzingen naar rekeningoverzichten en leveringsvoorwaarden niet voldoende waren om de vordering te onderbouwen.

De kantonrechter kwam tot de conclusie dat de substantiëringsplicht niet was nageleefd, waardoor de vordering als onvoldoende gegrond werd afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen door professionele partijen in incassozaken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
locatie Sittard-Geleen
vonnis d.d. 14 oktober 2009
zaak/rolnr.: 344211 cv expl 09/3127
typ.:
coll.:
De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap LINDORFF PURCHASE BV, voorheen genaamd TRANSFAIR PURCHASE B.V. , gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle is, te dezer zake domicilie kiezende de Sittard, gemeente Sittard-Geleen, aan de Rijksweg Noord 232,
eisende partij,
gemachtigde J.A.P.M. Kerkckhoffs,
tegen
[gedaagde], wonende te [adres],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. S.X.J. Zuidema, advocaat.
1. Het verloop van de procedure
partijen wisselden de volgende stukken:
- exploot van dagvaarding met productie, uitgebracht op 24 juli 2009,
- schriftelijk antwoord.
Daarna heeft de kantonrechter vonnis bepaald en de uitspraak daarvan bepaald op heden.
De inhoud van alle stukken geldt als hier ingelast.
2. De vordering en het verweer
2.1. Eiseres vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 397,58, vermeerderd met de overeengekomen rente gelijk aan 1,389 % per maand vanaf de dag der dagvaarding over € 397,58, met veroordeling in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van eiseres.
De vordering is gegrond op het naar stelling van eiseres door gedaagde tekortschieten in de nakoming van een over¬eenkomst krachtens welke door Wehkamp Finance BV gedurende de periode 14/11/2006 tot 15/11/2006 aan gedaagde is verkocht gelijk gedaagde van Wehkamp Finance BV heeft gekocht en ontvangen de zaken zoals omschreven in de aan de gedaagde verstrekte rekeningoverzichten voor een bedrag van € 856,51.
Geleverd is onder toepasselijkheid van de door Wehkamp Finance gehanteerde Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden, gepubliceerd in haar catalogi en waarnaar verwezen wordt op de achterzijde van de afleveringsbonnen.
Gedaagde heeft aangegeven de verschuldigde bedragen in maandelijkse termijnen te betalen, voor welke service Wehkamp Finance BV conform haar leveringsvoorwaarden maandelijks een kredietlimiet-afhankelijke kredietvergoeding in rekening brengt over de openstaande saldi.
De kredietvergoeding is berekend overeenkomstig het bepaalde in de Wet op het Consumentenkrediet en het Besluit Kredietvergoeding en beloopt thans 1,389 % per maand.
Wehkamp Finance BV heeft haar vordering op gedaagde verkocht en gecedeerd aan eiseres, van welke overdracht gedaagde schriftelijk in kennis is gesteld.
Ondanks verzoek en sommatie blijft gedaagde nalatig in de nakoming van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van na te melden bedragen.
Eiseres stelt van gedaagde te vorderen te hebben:
- leveranties € 856,51
- kredietvergoeding over de periode
van 20/11/2006 tot 15/5/2009 € 165,07
- waarop is voldaan € 624,00
- waarop is gecrediteerd € 0,00
zodat resteert te voldoen € 397,58
Gedaagde volhardt in de non-betaling, zodat eiseres er recht op en belang bij heeft in rechte aanspraak te maken op betaling van haar voormelde vordering.
2.2. Gedaagde weerspreekt het gevorderde stellende dat de dagvaarding primair niet voldoet aan de bewijsaandracht- en substantiëringsplicht. In de dagvaarding wordt immers verwezen naar rekeningoverzichten die niet zijn overgelegd. Eveneens wordt verwezen naar leverings- en betalingsvoorwaarden waarvan evenmin een kopie bij dagvaarding is overgelegd. Tevens wordt gesteld dat de vordering van Wehkamp Finance BV is verkocht en gecedeerd aan Lindorff, waarvan echter geen bewijs wordt voorgebracht.
Subsidiair wordt er dagvaarding geen bewijsaanbod gedaan met betrekking tot de daarin vervatte stellingen.
Wanneer eiseres de door gedaagde aangeduide stukken wel aan de dagvaarding zou hebben gehecht, had zij de mogelijkheid daarop onmiddellijk te kunnen reageren.
Voorts stelt gedaagde dat zij de hoogte van de vordering betwist. Zij ontkent niet de bestellingen bij eiseres te hebben gedaan, maar verkeert in de veronderstelling dat al wat zij verschuldigd was, heeft voldaan.
Gedaagde wordt voor haar financiële huishouding bijgestaan door een budgetbeheerder. Deze is doende geweest haar schulden te inventariseren en te saneren, er van uitgaande dat de bekende vordering van Wehkamp Finance de juiste hoogte had. Dat blijkt thans anders. Het is gedaagde echter volstrekt onduidelijk waarop de onderhavige vordering betrekking heeft.
Vervolgens bestrijdt gedaagde dat er een kredietvergoeding verschuldigd is: wanneer er nog een bedrag zou openstaan is dat niet meer de hoofdsom maar verdere kosten, waarop de kredietverlening geen betrekking kan hebben.
Tot slot bestrijdt gedaagde dat er leverings -en betalingsvoorwaarden van Wehkamp Finance van toepassing zijn. De voorwaarden zijn niet aan gedaagde ter hand gesteld, noch heeft zij op enige wijze deze voorwaarden geaccepteerd. Gedaagde biedt aan haar stellingen te bewijzen.
Gedaagde concludeert tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van eiseres in de kosten van deze procedure.
3. De beoordeling
3.1. de vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gaat de kantonrechter uit van de navolgende vaststaande feiten.
Gedaagde heeft in het verleden bij Wehkamp Finance BV zaken gekocht en ontvangen.
3.2. het oordeel
Eiseres heeft op de voet van artikel 111 lid 3 Rv. de plicht haar vorderingen in de dagvaarding te substantiëren en de bewijsmiddelen voorzover als voorhanden, reeds bij dagvaarding ofwel te gespecificeerd noemen ofwel in het geding te brengen.
De eisende partij laat in de dagvaarding na de vordering zodanig te substantiëren dat duidelijk is waar deze betrekking op heeft. De substantiëringsplicht bestaat naar het oordeel van de kantonrechter mede uit het overleggen van verificatoire bescheiden ten aanzien van de gestelde hoofdsom en, in dit geval, de kredietvergoeding, en wel zodanig dat de kantonrechter en de gedaagde partij kunnen zien dat de vergoeding enkel op een nog verschuldigde hoofdsom betrekking hebben.
Het enige dat eiseres ter onderbouwing van haar stellingen over legt is een summier overzicht van de incassowerkzaamheden.
Dat eiseres in haar dagvaarding deugdelijk hoort te substantiëren klemt te meer omdat uit de dagvaarding blijkt dat gedaagde betalingen heeft verricht, die door eiseres volledig ongespecificeerd worden gelaten, zodat de kantonrechter niet kan nagaan hoe deze betalingen zijn verwerkt en de hoofdsom daadwerkelijk de hoogte heeft die eiseres stelt.
De kantonrechter is met gedaagde van mening dat de substantiëring van de hoofdsom en de kredietvergoeding in de dagvaarding ontbreekt, waardoor de vordering als zijnde niet dan wel onvoldoende gegrond aanstonds dient te worden afgewezen.
De kantonrechter overweegt daarbij dat van eiseres als professionele partij in talrijke incassozaken als deze verwacht mag worden dat zij haar vordering reeds bij dagvaarding zo inzichtelijk en deugdelijk door middel van verificatoire bescheiden onderbouwt dat aanstonds duidelijk is waar haar stellingen betrekking op hebben.
Eiseres wordt als ongelijk gestelde partij verweven in de proceskosten aan de zijde van gedaagde.
Wat partijen overigens nog hebben aangevoerd leidt niet tot een andere beslissing.
4. De beslissing
de kantonrechter:
4.1. wijst de vorderingen af;
4.2. veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure aan de zijde van gedaagde gerezen en tot op de datum van dit vonnis begroot op € 60,-- gemachtigdensalaris;
Aldus gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in tegenwoordigheid van de griffier.