ECLI:NL:RBMAA:2009:BK1291
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M.A.F. Coenegracht
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van persoonsgebonden budget in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Stichting Centrale Zorgverzekeraars Groep Ziekenfonds (CZ) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in het kader van de AWBZ een persoonsgebonden budget heeft ontvangen. De vordering betreft de terugvordering van een bedrag van € 2.694,34, dat CZ stelt onverschuldigd te hebben betaald aan de gedaagde. De gedaagde heeft betwist dat CZ enige betaling aan haar heeft gedaan en heeft aangevoerd dat zij nooit een aanmaning of schriftelijke sommatie heeft ontvangen. Tevens heeft de gedaagde gesteld dat, indien er al een betaling heeft plaatsgevonden, deze op of omstreeks 3 maart 2004 is gedaan en dat de vordering inmiddels is verjaard.
CZ heeft in haar repliek aangevoerd dat de gedaagde ten tijde van de toekenning van het persoonsgebonden budget minderjarig was en dat de betalingen aan haar wettelijke vertegenwoordiger, haar moeder, zijn gedaan. CZ heeft gesteld dat de gedaagde niet heeft voldaan aan de verplichting om verantwoording af te leggen over de besteding van het budget, wat heeft geleid tot de terugvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in bezwaar is gegaan tegen het terugvorderingbesluit van CZ, waardoor dit besluit rechtens definitief en onherroepelijk is geworden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van CZ voor toewijzing gereed ligt, met uitzondering van de gevorderde rente en incassokosten, die zijn afgewezen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.085,23, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van CZ, die zijn begroot op € 610,36. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken door kantonrechter J.M.A.F. Coenegracht op 7 oktober 2009.