RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Beschikking d.d. 1 oktober 2009
Zaak/rolnr.: 342481 EJ/VERZ 09-1522
De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft de navolgende beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW gegeven
gezien het verzoekschrift van [verzoekster], hierna aan te duiden als verzoekster wonende te [adres], op 27 juli 2009 ter griffie ingediend door mr. Rob Schoonbrood en strekkende tot ontbinding wegens gewichtige redenen van de arbeidsovereenkomst met de na te melden partij;
dat Stichting M.I.K., verweerster is, gevestigd en kantoorhoudend te 6221 BH Maastricht, aan de Wilhelminasingel 91, hierna aan te duiden als verweerster, ter zake bijgestaan door mr. M. Overdijk, advocate bij Boels Zanders Advocaten te Maastricht;
voorts gezien het namens verweerster ingediende verweerschrift d.d. 9 september 2009, de nadere stukken d.d. 16 september 2009, de aantekeningen van de mondelinge behandeling van het verzoek ter terechtzitting van 17 september 2009, alle verder door partijen overgelegde stukken;
Partijen hebben bij de mondelinge behandeling van 17 september 2009 over en weer hun standpunten nader laten toelichten door hun gemachtigden, respectievelijk mr. Rob Schoonbrood namens verzoekster en mr. M. Overdijk namens verweerster, welke laatste een pleitnotitie heeft overgelegd.
De uitspraak van de beschikking is hierna bepaald op heden.
Verzoekster verzoekt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande in wijziging van de omstandigheden waardoor de arbeidsovereenkomst dadelijk dan wel op korte termijn dient te eindigen. Alsmede aan verzoekster ten laste van verweerster een vergoeding toe te kennen wegens alle nadelige gevolgen en risico’s van beëindiging van het dienstverband, waaronder toekomstige inkomstenderving, outplacement, kosten van rechtsbijstand etc. van € 44.639,10, onder veroordeling van verweerster in de proceskosten.
Ter staving van haar verzoek voert verzoekster -zakelijk weergegeven- het volgende aan.
Verzoekster, geboren [1954], is sinds 1 januari 1992 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van verweerster. Zij was laatstelijk werkzaam in de functie van praktijkopleider voor 18 uur per week tegen een salaris van € 1.252,50 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
Verzoekster startte in 1992 als groepsleidster bij Stichting de Kleine Burcht voor 26 uur per week. Na enkele jaren is verzoekster binnen het kinderdagverblijf geswitcht naar de buitenschoolse opvang.
In 2002 werd verzoekster ziek (MS), vanwege infectiegevaar kon verzoekster niet meer werken met kinderen in de groep. In het kader van de re-integratie en herplaatsing is verzoekster met succes omgeschoold tot praktijkopleider. Verzoekster kreeg een nieuwe arbeidsovereenkomst voor 18 uur in de functie van praktijkopleider voor de overige 8 uur ontving zij een WAO-uitkering.
Na een paar korte ziekmeldingen heeft verzoekster zich op 26 november 2007 100% ziek gemeld in verband met een shub, een aanval bij MS.
Op 1 februari 2007 is de werkgever door Stichting M.I.K. overgenomen. Tijdens de gesprekken in het kader van de wet Poortwachter merkte verzoekster een “cultuurwijziging” ten opzichte van haar vorige werkgever. Haar nieuwe werkgever vindt de re-integratieverplichting lastig, aldus verzoekster.
Verzoekster wordt behandeld met het middel immunoglobuline waardoor zij weer in staat is om voor 6 uur haar werk te hervatten, hetgeen zij vanaf 26 mei 2008 ook doet. Het UWV beoordeelt de 6 uur als passend en als eigen werk.
In november 2008 laat verweerster verzoekster weten dat indien zij niet op korte termijn volledig hervat zij niet meer in de functie past, aldus verzoekster.
In januari 2009 adviseert de behandelend neuroloog verzoekster uitdrukkelijk de uren niet uit te breiden.
In januari 2009 laat verweerster verzoekster voorts weten dat alle praktijkopleiders per 1 mei 2009 in Maastricht hun werkzaamheden moeten gaan verrichten.
Verzoekster kan gezien haar huidige beperkingen 2 uur per dag (6 uur per week) werken. De reis naar Maastricht, die zij met openbaar vervoer moet doen, levert een dusdanige belasting op dat er nagenoeg geen effectieve arbeidstijd overblijft. Gedwongen verhuizing van de werkplek van verzoekster betekent het einde van de succesvolle re-integratie, dat weet verweerster ook aldus verzoekster.
Verzoekster benadrukt dat de 6 uur werk voor haar van groot belang zijn, nu deze haar kracht geven in de strijd tegen haar ziekte.
Na het aanvankelijk advies van Pro Active van continuering van de huidige invulling van de functie in Sittard, wijzigt deze op 6 mei 2009 haar advies. Pro Active acht verzoekster dan ongeschikt voor haar eigen werk en stelt dat herplaatsing bij verweerster niet mogelijk is en dat er geen andere mogelijkheden zijn voor verzoekster via spoor 2 traject.
Verzoekster ervaart de gang van zaken als een bewuste poging, haar het bedrijf uit te werken. De spanningen die hier het gevolg van zijn, maken dat verzoekster zich noodgedwongen op 16 april 2009 ook voor de 6 uur werk ziek moet melden.
Vervolgens vinden er gesprekken plaats tussen de gemachtigden van partijen, met als uiteindelijk resultaat dat verweerster aangeeft dat behoud van de werkplek in Sittard geen optie is.
Verzoekster is van mening dat door de overname door de huidige werkgever er een cultuuromslag heeft plaatsgevonden. Door de verplaatsing van de werkplek van verzoekster is haar de mogelijkheid ontnomen om te werken. Verzoekster stelt dat verweerster voor haar een uitzondering had behoren te maken. Door dit te weigeren handelt verweerster in strijd met haar re-integratieverplichtingen en niet zoals een goed werkgever betaamt.
Verzoekster stelt dat zij voor minimaal 6 uur haar eigen werk in Sittard kan blijven doen. Met een serieuze mogelijkheid tot uitbreiding op termijn van het aantal uren, dit wordt haar bewust ontnomen.
Verzoekster is van mening dat de arbeidsverhouding ten gevolge van bovengenoemde handelswijze van verweerster ernstig en onherstelbaar is verstoord waardoor de situatie niet langer meer mag voortduren. In het bijzonder ook omdat de situatie emotioneel en mentaal zeer belastend is voor verzoekster.
Verzoekster verzoekt derhalve de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden. Nu verzoekster onevenredig zwaar wordt benadeeld omdat de kansen voor haar op de arbeidsmarkt vrijwel nihil zijn en het feit dat verweerster zich niet heeft gedragen als goed werkgever acht verzoekster een billijke vergoeding op zijn plaats, waarbij C=1,5 als redelijk wordt beschouwd.
Verzoekster verzoekt derhalve om toekenning van een vergoeding van 22 x € 1.352,70 x 1,5 =
€ 44.639,10 en veroordeling van verweerster in de proceskosten.
Verweerster voert gemotiveerd verweer tegen het verzoek van verzoekster. Verweerster heeft besloten geen ontbinding aan te vragen, nu verzoekster nog geen 2 jaar arbeidsongeschikt is maar refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.
Verweerster stelt dat zij tot na de twee jaar van ziekte de inspanningen wilde getroosten die van haar als werkgever worden verwacht. Door de 100% ziekmelding en door het onderhavige verzoek is een einde gekomen aan het overleg dat partijen voerden. Verweerster stelt zich niet te kunnen vinden in de verzochte –in haar ogen zeer onredelijke- vergoeding, nu zij vanaf 2002 alles heeft gedaan om verzoekster te laten re-integreren.
Verweerster erkent de door verzoekster gegeven feiten betreffende de arbeidsovereenkomst, het salaris en de ziektegeschiedenis. Verweerster stelt dat bij de herstructurering in het kader van efficiency en kwaliteitsverbetering de praktijkopleiders centraal in Maastricht werkzaam dienen te zijn. Voor verzoekster is als alternatief aangeboden dat zij tijdelijk 1 dag in Sittard en 1 dag in Maastricht haar werkzaamheden kan verrichten. Verweerster stelt dat zij zich keer op keer heeft ingezet voor re-integratie van verzoekster.
Verweerster erkent het gestelde ten aanzien van de adviezen van Pro Active.
Verweerster ontkent dat zij de bedoeling heeft verzoekster bewust het bedrijf uit te werken. Verweerster voegt hieraan toe dat verzoekster van harte welkom is in Maastricht om haar werkzaamheden daar te verrichten, waarbij zij in werktijd mag reizen.
Op verzoek van verweerster heeft het UWV op 29 juli 2009 geoordeeld dat verweerster zich voldoende heeft gehouden aan haar re-integratieverplichting. Verweerster stelt dat bekend is dat voorlopig (1 a 2 jaar) niet te verwachten is dat de uren van verzoekster worden uitgebreid.
Verweerster stelt dat per 30 november 2009 de twee jaar van ziekte aflopen en biedt als vergoeding aan bij ontbinding per 1 oktober 2009, twee bruto maandsalarissen (over oktober en november) in totaal € 2.705,40 bruto inclusief vakantietoeslag.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING
De kantonrechter dient te beoordelen of er sprake is van een zodanige verandering in de omstandigheden dat er sprake is van een gewichtige reden op grond waarvan der partijen arbeidsovereenkomst op korte termijn dient te eindigen door ontbinding daarvan.
Verzoekster is sinds 1992 in dienstbetrekking ten behoeve van verweersters rechtsvoorgangster werkzaam, vanaf 1 februari 2007 -door overname van de onderneming De Kleine Burcht- rechtstreeks ten behoeve van verweerster.
Op het moment van de overname was verzoekster feitelijk voor 18 uur per week in Sittard als praktijkopleider werkzaam. Na een 100% ziekmelding op 26 november 2007, heeft verzoekster vanaf 26 mei 2008 weer voor 6 uur per week kunnen hervatten, verdeeld over 2 dagen van elk 3 uur.
Nadat verweerster de voormalig werkgever van verzoekster Stichting De Kleine Burcht heeft overgenomen, heeft verweerster in het kader van een reorganisatie besloten en bepaald dat alle praktijkopleiders met ingang van 1 mei 2009 hun werkzaamheden centraal in Maastricht dienen uit te voeren.
Uit hetgeen zij daaromtrent naar voren heeft gebracht blijkt de kantonrechter dat het voor verzoekster van groot belang is dat ze kan blijven werken en haar functie in Sittard kan blijven uitoefenen omdat reizen met het openbaar vervoer voor haar erg belastend is. Dit klemt te meer omdat de 6 uren waarop verzoekster werkzaam is, verdeeld zijn over 2 dagen van elk 3 uur. Als verzoekster zoals verweerster oppert één dag in de week in Maastricht dient te werken en reistijd als de werktijd wordt beschouwd, besteedt zij aan reistijd tweemaal ongeveer een uur en blijft er aan effectieve werktijd maximaal één uur over.
Dit wordt door verzoekster niet als een reële optie ervaren.
De kantonrechter kan verzoekster volgen indien zij stelt dat door de houding van verweerster feitelijk sprake is van onwil om haar op een gepaste manier in de organisatie werkzaam te doen zijn.
Terzijde vraagt de kantonrechter zich af in hoeverre verweerster serieus geprobeerd heeft om door het inmiddels algemeen aanvaarde telewerken te trachten verzoekster binnen haar beperkingen voor haar volle werktijd (thans 6 uur) te Sittard werkzaam te doen zijn, dit gezien de omstandigheden aan de zijde van verzoekster en haar grote wens in een dienstbetrekking aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken of gesteld waaruit volgt dat verzoekster haar werkzaamheden inhoudelijk niet naar behoren zou verrichten.
Aldus komt de kantonrechter tot de slotsom dat er sprake is van verandering in de omstandigheden die een gewichtige reden in het leven roepen die voor verzoekster zodanig is dat de dienstbetrekking dadelijk of na korte tijd hoort te eindigen.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt de wijziging van de omstandigheden ten nadele van verzoekster direct uit de reorganisatie op grond van de overname van Stichting De Kleine Burcht.
Dit betekent dat ten deze art. 7:665 BW toepasselijk is, zodat de kantonrechter voor de toepassing van lid 8 van artikel 7: 685 BW de verandering van omstandigheden aan de werkgever, verweerster, dient toe te rekenen.
Gelet op de belangen die verzoekster heeft om ondanks haar ziekte in het arbeidsproces betrokken te blijven, alsmede het feit dat zij na ontbinding uitermate geringe arbeidsmarktperspectieven heeft, oordeelt de kantonrechter dat aan verzoekster een vergoeding naar billijkheid dient te worden toegekend. Bij de toemeting van de vergoeding houdt de kantonrechter rekening met de voormelde omstandigheden, alsook de leeftijd van verzoekster en de duur van het dienstverband.
De kantonrechter is voornemens om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per de datum 1 november 2009, met toekenning van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:685 lid 8 BW ten laste van de verweerster en ten gunste van verzoekster ten bedrage van € 40.000,-- bruto.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7: 685 BW lid 9 zal de kantonrechter verzoekster in staat stellen haar verzoek in te trekken.
Voor het geval verzoekster haar verzoek intrekt worden de proceskosten gecompenseerd.
Voor het geval verzoekster in haar verzoek volhardt oordeelt de kantonrechter dat er termen aanwezig zijn om gezien de uitkomst van deze procedure verweerster in de proceskosten aan de zijde van verzoekster te veroordelen.
1. Stelt verzoekster in staat om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met verweerster tot uiterlijk op vrijdag 16 oktober 2009 door middel van schriftelijke kennisgeving aan de griffier van de Sector Kanton, locatie Sittard - Geleen in te trekken, dan wel mee te delen dat zij in het verzoek volhardt, dit onder gelijktijdige toezending van een kopie van haar bericht aan verweerster.
Compenseert bij intrekking van het verzoek de proceskosten in dier voege dat elk der partijen haar eigen kosten zal dragen.
2. Wanneer verzoekster niet tot intrekking van het verzoek overgaat:
2.1. Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van 1 november 2009;
2.2. Kent aan verzoekster ten laste van verweerster toe en veroordeelt verweerster tot betaling aan verzoekster van een vergoeding van € 40.000,-- bruto, door verweerster op eerste verzoek doch binnen uiterlijk 8 weken na de datum van deze beschikking op de door verzoekster aan te geven wijze te voldoen;
2.3. Veroordeelt verweerster in de proceskosten aan de zijde van verzoekster tot de datum van deze beschikking begroot op € 400,-- als salaris gemachtigde.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2009 door mr. J.J. Groen, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.